Doch al zijne neven en nichtjes bijeen trommelen, zijne oude vrienden uitnoodigen en met allen rustig en vroolijk maaltijd houden; dan, zich ruimgevig toonen in een goed werk en de kunst aanmoedigen - ziedaar eenige van zijne grootste genoegens.
Op een namiddag zat Mr. Eterson onder de veranda van zijn landhuis: 't was er, voorwaar, paradijsachtig!
De sierlijkste klimplanten kronkelen rondom de steunsels der veranda; beneden in de parken groeien de prachtigste bloemen; het landschap is heuvelachtig en de hellingen zijn met verschillende fruitboomen en plantgewassen bezet.
Op eenigen afstand van het landhuis stroomt de rivier, waarop beurtelings de stoomboot met golvende rookpluim, het schip met zwellend zeil voortsnellen.
In de verte ligt het onmeetbaar Londen, met zijne torenspitsen, duizende geveltoppen en daken; doch de afstand is zoo groot, dat de vormen der stad min of meer nevelig, maar altijd harmonieuser van toon worden dan wel van dichtbij gezien.
De zon gaat in het Westen, achter het reusachtige Londen, dat als een tooverstad aan den horizont oprijst, onder en overgiet de stad en den omtrek met een helderen glans.
Zou men niet zeggen dat gansch die stad in een lichtlaaien brand staat, die zijnen gloed tot op verren afstand, tot in het water van den Theems werpt?
Mr. Eterson, in zijne verranda gezeten, had dit prachtig tooneel reeds meer dan eens gaêgeslagen, en, hoewel hij het altijd met genoegen beschouwde, was hij er juist niet meer geestdriftig voor.
Dat was het geval niet met een jonkman, die naast den bankier stond, en op dit oogenblik zijn gast was.
Wij kennen hem reeds: het was mijnheer Albert Van Velthem, die van tijd tot tijd een uitroep van bewondering