XXIII.
Er trouwen vandaag twee koppeltjes, die ons eenig belang inboezemen, of liever het eerste is reeds in den zaligen staat verbonden: 't is Max Wilfried met Betsy Richard, welke laatste, in haar eenvoudig zwart zijden kleed, er allerbekoorlijkst uitziet.
Ze trouwden vroeg, ja, bijna vóór dat de menschen wakker waren; want die twee trouwen niet om parade te maken. Ze willen integendeel vergeten en door de wereld onopgemerkt zijn.
Max Wilfried handelt, zooals een man van verstand handelen zou - en Betsy Richard toont dat ze geen dwaze vrouw is, die met groote vertooning aan de wereld wil doen weten, dat ze vandaag het meisjesleven vaarwel zegt.
Nu, niet alle vrouwen zijn Betsy's.
De meeste vrouwen willen, door alle mogelijke middelen doen weten, dat ze - geplaatst zijn; dat de grootste speculatie, welke een jong meisje heeft, gelukt is. De ouders zelven houden sterk aan dat groote vertoon, vooral indien ze nog met andere dochters moeten speculeeren. Dat heet men de baan openen voor die welke achterna komen.
't Is even zoo met de bruiloft, waar niet zelden ontgoochelde menschen den hoogsten toon voeren, en hunne droevige, koude en dikwijls onbeschaamde ondervinding, in dubbelzinnige woorden, ten toon spreiden en gelukkig zijn als zij de bruid hebben doen blozen, de dames op de lippen doen bijten, de heeren doen glimlachen en in den geest der jonge meisjes denkbeelden hebben opgewekt, die ons doen zeggen met den dichter: ‘Er zijn geen kindren meer!’
Ik vind er iets ontheiligends in voor eene bruid, daar in volle parade te zitten, en niet zelden ten doel te staan aan allerlei zinspelingen.
Dat herinnert mij zekeren min of meer wilden stam in Afrika, waar het volk het recht heeft, den nieuwen koning vóór hij gekroond wordt, nog eerst eens duchtig te mishandelen en te bespotten, om hem na de kroning eerbiedig te groeten. Dat oogenblik zou ik de vrouw willen besparen....
't Is een dwaas denkbeeld, zullen mijne lezers zeggen, en dat regelrecht tegen de gewoonte der wereld indruischt. 't Zij zoo: ik zet dus zonder te antwoorden mijne vertelling voort.
Een weinig later dan de procureursklerk, trouwen in volle parade, mijnheer Georges Delmare en Ada Dolberg. Talrijke koetsen loopen elkaâr om zoo te zeggen, in de straten achterna, houden voor dit of dat huis stil, zetten haren loop voort naar het stadhuis en later naar de kerk.
Bruid en bruidegom zijn prachtig genoeg gekleed, om in hun ge-