den trap wel hooren opkomen’ - hetgeen den jongen man doet begrijpen, dat als zoodanig sein gegeven wordt, het tijd is van verhuizen.
Nieuwe stilte, gedurende welke mijnheer Max de oogen strak op Richard's dochter gericht houdt en inderdaad betreurt, dat zij een zoo liederlijken vader heeft. Toch beklaagt Betsy zich nooit, en nooit heeft ze zelfs een woord van verwijt, jegens den vader, over de lippen laten komen.
‘Gij speelt niet meer op de dwarsfluit, mijnheer Max?’ zegt Betsy, om iets te zeggen.
‘Wel, hebt ge niet gezegd, dat dit de kinderen in de buurt belette te slapen?’
Betsy ziet op en er speelt eene fijne glimlach om hare lippen.
‘Dat was niet zóó gemeend.’
‘Als het de kinderen niet hindert en u pleizier doet....’
‘Gij hebt mij niet begrepen, mijnheer Max. Mag ik u eens openlijk mijne gedachte doen kennen?’
‘Waarom niet!’
‘Gij hebt de levensondervinding wel wat verwaarloosd.’
‘Ik begrijp u niet.’
‘Als ge voor een meisje variaties op de dwarsfluit speelt,’ gaat Betsy glimlachend voort, want ze vindt die wijze van ontboezeming nu recht gek, ‘moet gij dat niet aan uwe kennissen gaan vertellen. Er is geen kwaad in, maar de menschen houden gewoonlijk alles voor belachelijk wat ze zelf niet doen, en dat enkel omdat zij de zaken van een ander oogpunt beschouwen, of zich juist niet in dezelfde gemoeds-aandoeningen bevinden. Uwe bekentenis, ik moet het u zeggen, is voor uwen leeftijd wel wat al te naïf, te dichterlijk voor uwe meer materiëele vrienden.’
‘Nu, die vind ik goed! Dan zou ik de waarheid niet meer mogen zeggen?’
‘De waarheid is in vele gevallen des levens een gevaarlijk ding. Uit uwe naïve dwarsfluit hebben uwe vrienden zonder twijfel een gansch ander gevolg voor uw hart getrokken, dan gij juist wildet bedoelen, en dat heeft aanleiding tot spotternij gegeven.’
‘En welk gevolg als 't u belieft, juffer Betsy?’
‘Ja, dat kan ik u niet zeggen,’ gaat het meisje voort en buigt het hoofdje gewis om een blos te verbergen, die de wangen purpert. ‘Ach, mag ik u verzoeken, mijnheer Max, de lamp een weinig op te draaien?’
Het helderder licht doet haar lief en goedhartig wezen meer voorkomen.
Die Betsy Richard is inderdaad een schoon meisje!
‘Leest gij veel mijnheer Max?’
‘Mijn kerk- en mijn wetboek.’
‘Dan begrijp ik dat gij er geen kwaad in vindt aan uwe vrienden te zeggen, wat anderen zich wel wachten over de lippen te laten komen.