Verborgen geluk
(1877)–August Snieders– Auteursrechtvrij
[pagina 12]
| |
Dolberg's zuster, een van die menschen welke sukkelen van de wieg tot aan 't graf, die onder het voortsukkelen van tijd tot tijd, door hunne eigene familie nog al eens uit de baan worden gestooten. Zie daar stapt hij in de schaduw der linden voort! Hij is een jongman van midden twintig, mager en van middelbare gestalte. Zijn aangezicht is hoekig, beenderig, bleek, lijdend. Zijn groot donker oog is bijna zielloos van uitdrukking. Had hij wat meer zorg aan zijne donkerbruine haren besteed, en op die vreeselijk magere wangen - inderdaad uitstekende rotspunten - den baard laten opschieten; had een behendig kleêrmaker dat kort zwart jasje, die eng sluitende geelkleurige broek eenigszins kunnen fatsoeneeren; had de hoedenmaker den ouden witten vilt wat kunnen opknappen; had een bekwame hand den strik in den zwart zijden das mogen leggen; had.... kortom, had mijnheer Max een regiment kundige handen tot zijne dienst gehad, hij zou een zeer goed voorkomen gekregen hebben. Nu, integendeel ziet hij er armoedig uit, niettegenstaande hij, men ziet het, al gedaan heeft wat mogelijk is, om zich op Rozenhof. gunstig voor te doen. Ook is hij in 't geheel niet gehavend en heeft hij zelfs, om zijne broek voor spatten te beveiligen, de pijpen opgeslagen gelijk een infanterist op marsch, gelijk een boer die ter jaarmarkt gaat. Zoo als ik Max Wilfried zie, boezemt hij mij meêlijden in. Ook bij den eersten oogslag ziet men in hem een dier wezens, die verwijderd van de wereld leven en daardoor iets schuws hebben bekomen. De miskenning, de spotternij, de tegenspoed, het innerlijk lijden benemen hen alle krachtdadigheid; zij lichten weldra het hoofd niet meer op om hunne tegenpartij in de oogen te zien en laten zich tot speelbal gebruiken, zelfs door diegenen, welke in edele gaven des harten verre beneden hen geplaatst zijn. Mijnheer Georges heeft, niettegenstaande de afleiding welke Ada hem verschaft, den voetganger reeds van het hoofd tot de voeten opgenomen; hij vindt eenige spottende vergelijkingen, die, in andere omstandigheden gemaakt, tamelijk juist hadden geschenen; maar die nu de verlegenheid en spijt van Ada moeten vergrooten, omdat zij hare eigenliefde kwetsen. Hij heeft geene bescheidenheid die fat! |
|