Velen zouden reeds veel vroeger dan zij dit nu doen, huizen bouwen; velen zouden het doen in den praktischen zin, terwijl zij zich nu met den droom moeten vergenoegen; maar jammer! Zij bouwen van onder naar boven en men moet, om blijvend en solied werk te maken van boven naar onder bouwen. Dat is paradoxaal, zult gij zeggen. Neen; maar neem de zinsneê uit een maatschappelijk oogpunt.
Wie van boven naar beneden bouwt, is degene die als het ware op den zolder begint, met vasten stap en naar de mate zijner krachten allengs afdaalt, om eindelijk in de rez-de-chaussée, in den gemakkelijken leuningstoel te rusten. Zij, die integendeel van onder naar boven bouwen - dat is, die de pracht der eerste verdieping al te vroeg willen genieten, stappen veel sneller naar boven, dan de eerste naar onder, en komen ten laatste onder de hanebalken terecht, waar het 's winters luchtig en tochtig, en 's zomers stikkend warm is; waar de keukenschouw maar zelden rookt en de dakgoot wellicht de wijnkelder geworden is.
Terwijl beneden rust, liefde, hoop en geloof heerschen, heerschen boven vertwijfeling, wroeging en wanhoop en de booze geest, die den onvoorzichtigen bouwer beneden, onder het bespelen der viool, spottend uitgeleide heeft gedaan tot aan de deur, kwispelt nu gedurig aanlokkend met diezelfde snaar, in.... strop veranderd, om een einde aan dat martelen te maken. Dáár boven is alle geloof en hoop vernietigd.
Van daar dat wij zeggen: de soliedste huizen en die welker muren niet scheuren onder het gewicht der hypotheek-balken, in welke de oprechte godsdienstzin, familie-leven en kindervreugd heerschen - zijn die welke gebouwd worden van boven naar onder: dat is na een leven van eerlijken arbeid!
Het denkbeeld van het stamhuis, van het vaderhuis, gaat in onze eeuw van stoom en van die snelle veranderlijkheid, bij velen verloren. De mensch schudt, ten gevolge der groote drift naar goudbezit, het aandenken van het verledene, den voor hem te zwaren last der dankbaarheid en dikwijls ook van het zedelijk gevoel - schudt, zeggen wij, niet zelden lichtvaardig dat heilige denkbeeld af, worstelt zich los uit de banden des familie-levens en meent zonder het verledene te kunnen leven.
Laat ons aan dien nieuwen geest niet offeren, en indien wij, door omstandigheden belet worden in het oude stamhuis te wonen, timmeren wij dan een nieuw vaderhuis - hetzij dan ook laat, en dit van boven naar beneden - eene woning, waar de geest van het ouderlijke huis ons omzweeft, waarin wij datgene overbrengen wat ons uit onze jeugd is bijgebleven, opdat onze kinderen trouw blijven aan der vaderen aard en zeden.
1868.