‘Komt u wel eens in Holland, mijnheer Dros?’
‘Ik hoop binnen kort 's Gravenhage te bezoeken, mevrouw.’
‘Heere-jé! dat valt uitmuntend. Mijnheer Dros zou u mij dan eene dienst willen bewijzen?’
‘Volgaarne, mevrouw.’
‘U weet of u weet niet, dat mijns mans broêr, Dirk Ranke, voor vele jaren naar Oost-Indië vertrokken is....’
‘Och, moeder!’ fluistert Rosa verlegen, ‘hoe, wilt ge mijnheer Dros nu ook al lastig vallen met dien oom uit de Oost.’
‘'t Zal mij in 't geheel geen last zijn, mejuffer Rosa; als ik mevrouw van eenige dienst zijn kan!’ haast Willem te zeggen.
‘Och, mijnheer Dros, van mijne kindsche dagen heb ik moeder van dien oom hooren spreken, en vader zelf lachte er meê.’
‘Ja, kind,’ zegt de oude vrouw gestreng, ‘maar uw vader was, God vergeve mij dat oordeel! wel wat los in zijne denkwijze. Is Dirk Ranke, uws vaders broeder, naar Java vertrokken? Dat zal mij toch niemand betwisten? Dat heb ik met mijn eigen oogen gezien, en wat ik gezien heb, zal toch wel waar zijn! Dat hij er fortuin heeft gemaakt, is ook zeker; daar hebben we de brieven van. Waarom zou mijnheer Dros, in het departement van koloniën bij voorbeeld, niet eens kunnen vernemen, wat er van oom Dirk geworden is?’
‘U hebt gelijk, mevrouw; ik wil me gaarne met die taak belasten,’ zegt Willem; maar Rosa glimlacht, en ze gelooft niet aan de luchtkasteelen, welke hare moeder gansch haar leven zich heeft voorgetooverd.
‘Moeder,’ lacht Rosa, ‘zoekt oom Dirk al twintig jaar in den Opregten Haarlemmer.’
Erger dan dat, mevrouw zoekt hem tot zelfs in hare romans, en als ze soms, in stilte van een schatrijken oom leest, zoo als wij, romanciers, er zoo veel uit de lucht doen vallen, en die, hoe oud en versleten 't middeltje ook zij, nog altijd welkom zijn en een tamelijk goed effect maken - dan roept mevrouw uit: ‘krek als oom Dirk!’ en op dien dag heeft de oude ziel allerlei aardige denkbeelden.
Dan meent ze oom Dirk op den straatweg, natuurlijk in eene koets gezeten, te zien aankomen - want rijk is hij, dat weet ze. Dan ook volgt de komst aan haar huis. Maar hemel ze zal verschrikkelijk in verlegenheid zijn - want ze zal hem niet meer herkennen.....
Willem heeft straks om de naïve denkbeelden der goede vrouw geglimlacht.
O, 't is niet voor haar - maar dit zegt ze niet luid op - dat ze sedert jaren naar die Oostersche fortuin uitziet: neen, neen! 't is voor haar kind; want eene officiers-weduwe bezit niet veel, en met haar sterft, helaas, ook het mager pensioentje. En dan, Rosa....