heid van Doche. Ik heb u te Parijs een bevel van aanhouding gegeven, geteekend van citoyen Robespierre, en gij draagt dat billet doux sedert eenige weken op uw hart, zonder dat het u gelukt het aan zijn adres te bezorgen.’
Thierry was gebelgd, men zag dit duidelijk. Dargonne wist niet langs welken kant zich te wenden. Het was blijkbaar dat de eerste, die reeds in kwade luim verkeerde toen hij binnentrad, deze nog aanzienlijk voelde vergrooten door den bitteren toon, die de godin der Rede aansloeg. Respublica was nog niet moede van tergen.
‘Citoyen Dargonne,’ zegde zij, ‘kent gij hier ter stede Marc Cordonnet?’
‘O voorzeker, citoyenne,’ liet er de dansmeester driftig op volgen, gelukkig eenigen dienst aan de grillige en wispelturige vrouw te kunnen bewijzen.
‘Geef mij dan ten spoedigste eenige inlichtingen over zijn tegenwoordig verblijf’ - en nijdig zag de slang op Thierry.
‘Ik geloof dat citoyen Dargonne zich met mijne zaken niet te bemoeien heeft!’ liet er Thierry met nadruk op volgen, en de dansmeester, die den spreker gadesloeg, had de overtuiging dat, mocht hij zich met de zaak inlaten, het niet zeer effen tusschen hem en dien bullebak zou afloopen.
‘Nu, nu,’ zegde Respublica, ‘wij zullen zien, of het Comité de surveillance gelukkiger zal zijn dan gij.’
‘Wil dat zeggen, dat vreemden beter mijne zaken zullen behartigen dan ik zelf?’
Thierry - die driftig was opgestaan, en de armen over de borst gekruist, door de kamer stapte, terwijl hij den doffen stap door het gerinkel zijns sabels en dat zijner sporen accompagneerde - Thierry bleef, bij het uitspreken van die laatste woorden, voor de tafel staan.
Dargonne begreep dat de storm tusschen die twee personen, op een geduchte wijze, dreigde los te bersten en