Werken. Deel 34. Naar Cayenne
(1929)–August Snieders– Auteursrecht onbekend
[pagina 38]
| |
VI.
| |
[pagina 39]
| |
den kogel zou ten nutte maken, indien zij door een lastigen bezoeker overvallen werd. Van tijd tot tijd staakte zij haar werk, knabbelde denkend aan de punt der veêr en hield het groote, donkere tiegersoog strak voor zich gericht. Zocht zij het rechte woord tot voortzetting van den brief? Of berekende zij de gevolgen, het voor en tegen van hetgeen zij aan het papier toevertrouwde? De vorm, of wat dan ook, moest haar niet bevallen, dewijl zij eensklaps het papier in de kleine, gespierde hand tot eenen bal ineen wrong en wegwierp. Een oogenblik bleef zij nadenkend staren; haar oog tintelde en rondom den mond vertoonde zich een trek, die ons voor dat vrouwelijk wezen zou doen huiveren. Eensklaps stond zij snel op, greep even snel het papier weer op, ontplooide het andermaal, hield het boven de vlam der kaars, om het daarna in den haard te werpen. Peinzend bleef Respublica voor het brandende papier staan, totdat het vergaan was. Pas was het papier uitgedoofd, of Doche stak het hoofd binnen en zegde dat citoyen Dargonne, de citoyenne verlangde te spreken. ‘Ha, de dansmeester!’ liet er Respublica spottend op volgen. ‘Ik zelf, beminnenswaardige godin!’ zegde de binnentredende persoon, een magere kerel van zoowat vijftig jaar oud, wiens kunstmatige beweging met de beenen en de neêrzetting der voeten zeer wel de aangekondigde hoedanigheid bewees. De gelaatstrekken van Dargonne waren scherp, het oog vinnig; hij droeg de carmagnole in blauwe kleur, doch had aan hetzelve eene buitengewone overdrijving in sneê en vorm doen geven, gewis om zijne republikaansche gevoelens sterker te doen voorkomen. De mouwen waren van overgroote opslagen en het kleed zelve van een | |
[pagina 40]
| |
bovenmate grooten kraag voorzien. De slippen, puntig als eene scheer, hingen schier tot op de hakken der lage schoenen met strikken. De broek met roode strepen reikte tot aan de knieën; het witte ondervest bedekte nauwelijks de borst. De kin van Dargonne bewoog zich in den wijden en breedgestrikten halsdas, en de magere hand omvatte eenen stok, waarmeê de tamboermajoor zich zou tevreden hebben gesteld: - de dansmeester was, kortom, een incroyable in den vollen zin des woords. Dargonne zette zich aan tafel waar Respublica gezeten was, sloeg het eene been over het andere, en deed het bovenste met snelle beweging dansen, als wilde hij aan de godin doen zien, dat, al werd het haar à la Titus, grijs, hij nog volop in het prille der jongelingsjaren was en wel geschikt om eene werkdadige rol in de omwenteling te spelen - zelfs moest het zijn, al dansende. ‘Wat goed nieuws brengt mij, citoyen Dargonne?’ zegde Respublica, terwijl zij zich met eene recht mannelijke beweging op haren stoel achterover wierp. Voortreffelijk nieuws, citoyenne!’ luidde het antwoord. ‘Het oude, bijgeloovige Antwerpen krijgt, sedert de gezegende aankomst der republiek in haar midden, een gansch ander aanzien. Mille millions de tonnerre, wij zullen die j... f... van adel en geestelijkheid, die eeuwige vijanden van het geluk des volks, eindelijk wel tam krijgen.... Plus de grâce à des coquins... le combat à mort entre les hommes du peuple et les ennemis du peuple est engagé.’Ga naar voetnoot1) Dargonne sprak op luiden en hevigen toon; de warmte van de geestdrift steeg den dansmeester tot op het voorhoofd; hij maakte koortsachtige gebaren met de armen, en molenwiekte alsof hij met de zeis korenhalmen neersloeg. | |
[pagina 41]
| |
Er speelde een lichte glimlach over de lippen der vrouw; koel spottend zegde zij: ‘Gij hebt Père Duchesne gelezen, Dargonne!’ ‘Gelezen, ja gelezen en nog herlezen! Père Duchesne was immers mijn evangelie en ik leerde daarin Jésus comme le plus brave des Sansculottes kennen. Ik droeg dat evangelie, hier op mijn republikaansch hart, en het was Père Duchesne die er, even als gij, de grootsche denkbeelden voor de ééne en onverdeelbare republiek in deed ontvlammen!’ ‘Dan hebben ze lang, zeer lang gewacht vlam te vatten, citoyen Dargonne!’ liet Respublica er met een nijdigen spotlach op volgen. ‘Tijdens den eersten inval der republiek was er nog geen vonk te vinden.’ De dansmeester was over dien onverwachten aanval, dat hij zoo laat in het leger der republiekanen getreden was, een weinig onthutst; hij trachtte zich door eene theatrale beweging te redden. IJlings sprong hij recht en riep op hoogen toon uit: ‘Ha, citoyenne, gij zijt onrechtvaardig! Waart gij vroeger in ons midden verschenen, Dargonne zou nog vroeger de groote grondbeginselen der Rede hebben gehuldigd! Gij, citoyenne, gij zijt gelijk de oude Cesar: gij zijt gekomen, gij hebt gezien, gij hebt overwonnen! Waar zulke sterren als uwe oogen blinken aan den hemel der republiek, daar wordt het licht en gij maakt het Fiat lux van den ci-devant Dieu beschaamd!’ Dargonne boog de knie voor de godin der Rede, die spottend lachte om de lange declamatie van den dansmeester, in welke het aristocratische, volgens den smaak des tijds, al te veel de overhand had. ‘Ik ging naar Parijs, citoyenne; ik trad den tempel der Rede, de ci-devant Notre Dame, binnen en ik zag u, Respublica, u, de zuivere verpersoonlijking der republiek, de verpersoonlijking der menschelijke rede; ik zag u be- | |
[pagina 42]
| |
wierookt en aanbeden, in plaats van die domme en ongeziene godheid der hemelen! Ik was getroffen, citoyenne; ik heb, toen gij voorbij gingt, de knieën voor u gebogen, met het volk de revolutionnaire hymnen gezongen en den boord uws kleeds gekust - zoo als ik het nu waag uwe hand te nemen en haar te kussen.’ Respublica trok de hand driftig weg en had lust den dansmeester eenen kaakslag te geven; doch zij was altijd vrouw en de vereering streelde hare eigenliefde. ‘Laf en flauw zijt gij als een aristocraat, Dargonne.’ De dansmeester sprong op. ‘Ik een aristocraat, citoyenne?.... Even als Père Duchesne in zijne grande colère, zou ik f... al wat aristocraat en calottin is....’ ‘Gij kopieert andermaal Marat,’ spotte Respublica weêr. ‘Weet ge hoe Camille Desmoulins op dien volzin antwoordde? Het antwoord is zeer goed voor u geschikt: Vous égorgeriez tous les personnages de la pièce et jusqu'au souffleur.’ ‘Ja, dat zou ik, citoyenne, indien het heil der republiek ervan afhing!’ riep Dargonne met eene altijd klimmende vervoering. Respublica lachte scherp, en op spottenden toon declameerde zij uit den ouden Racine: Au sanguinaire Aman nous sommes tous livrés,
Les glaives, les couteaux sont déjà préparés!
Cieux, éclairerez-vous cet horrible carnage?
Dargonne ne connaîtra ni le sexe, ni l'âge.
Na die uitgalming, door komieke bewegingen vergezeld, leunde Respublica met de twee ellebogen op tafel en liet het hoofd, met ingedoken nek, in de twee handen rusten. Zij lag daar als een tieger in hinderlaag. Met eene onbeschrijfelijke uitdaging en opstoking in den toon der stem, | |
[pagina 43]
| |
siste zij hem toe: ‘Gij zoudt niet durven! Gij wilt een tieger zijn en gij zijt niet veel meer dan een kalf!’ ‘Hoe, de citoyenne zou aan mijnen moed, aan mijne verkleefdheid voor de ééne en onverdeelbare republiek twijfelen?’ ‘Zijt gij niet een Normandiër van geboorte, Dargonne?’ ‘Ja, ik ben uit Dieppe.’ ‘En beweerde uwe familie niet van adellijke afkomst te zijn? Of beter, hebt gij dat zelf niet beweerd, toen gij u hier vestigdet als dansmeester?’ Dargonne onthutste; het rood liep tot achter de ooren van den Sansculotte. ‘Ik hoor dat de laster reeds ingang bij de citoyenne heeft gevonden,’ zegde de dansmeester. ‘Gij antwoordt mij niet! Men zegt dat de citoyen Dargonne zich in...’ en Respublica boog zich dieper over de tafel en bladerde in eenige daar liggende papieren, totdat haar oog op een cijfer viel - ‘...in 1774 te Antwerpen vestigde, en juist ten gevolge van zijn blazoenGa naar voetnoot(1) toegang vond bij vele rijke familiën, om er het jonge, aristocratische ongediert, de aristocratische | |
[pagina 44]
| |
menuët te leeren.... Gij zijt meer ‘muscadin’Ga naar voetnoot(1) dan wel republikaan!’ ‘Citoyenne...’ smeekte Dargonne en vouwde de bevende handen; hij voelde dat hij gevaar liep, door die duivelin van het voetstuk, waarop hij reeds dacht gekomen te zijn, neêrgetrapt te worden. ‘En indien Dargonne nu niet meer vraagt dan aan al dat ongediert den dans op het schavot te leeren, en de hier opgestapelde rijkdommen, door de hand der beminnenswaardige godin, in de kas der onverdeelbare republiek te doen dansen?’ ‘Dat zullen wij zien, citoyen,’ luidde het antwoord op twijfelenden toon, en zij sloeg de oogen naar beneden om hem in die twee ‘sterren’ - ze waren wel dof en mat geworden! - zijne vergiffenis nog niet te laten lezen. ‘Citoyenne, Dargonne zal u bewijzen, dat hij als een echt republikaan zal weten te handelen...’ en die woorden werden met klem uitgesproken; het waren schier de woorden der wanhoop. Respublica sloeg nu de oogen op en er was daarin niets onrustwekkends voor Dargonne meer te lezen. Die vrouw had te veel menschenkennis, om niet te weten dat een man met een dergelijk karakter, welke zich onder hare hooge bescherming stelde om tot ambt en gezag te geraken, nu zóó ver gedreven was dat hij alles wagen zou om het verledene te doen vergeten, en uit het tegenwoordige al het voordeel te trekken dat het mocht aanbieden. In den grond was Dargonne een hofmaker, een snorker, een lafaard, een man zonder zedelijkheid en staatkundige beginsels; maar ook dezulken, met macht bekleed, zijn dikwijls vreeselijke werktuigen in de handen der boozen. ‘Nu, ik wilde mij enkel eens vroolijk maken met u. Dargonne,’ zegde Respublica bemoedigend. ‘Ik zal u | |
[pagina 45]
| |
voor het bekleeden van een ambt bij de municipaliteit der stad aanbevelen; doch vergeet niet dat gij veel iever te toonen hebt.’ Dargonne herleefde; hij werd weer de driftigaard van een oogenblik te voren. De dansmeester zou dus lid der municipaliteit zijn! ‘Citoyenne,’ riep hij op hoogen toon en draaide sierlijk, aristocratisch zou men in dien tijd gezegd hebben, op zijne hielen, ‘ik ken de commandements de la patrie en ik wil geene andere kennen!’ en Dargonne declameerde als een tooneelspeler: Avec ardeur tu défendras
La liberté dès à présent;
Le mot noble tu rayeras
De tes cahiers dorénavant;
Du clergé tu supprimeras
La moitié nécessairement.
‘Hoe, citoyen, slechts de helft?’ onderbrak de godin, ‘neen, neen, ten eenemale!’ en Dargonne ging voort: De tout moine tu purgeras
La France....
‘Dat zou een reuzenwerk voor den dansmeester zijn!’ spotte Respublica. ‘Neen, ik hervat: De tout moine tu purgeras
Le Brabant irrévocablement,
Et de leurs mains tu reprendras
Les biens volés anciennement.
‘Genoeg, genoeg!’ riep Respublica; ‘gij zoudt den zoo dikwijls op het tooneel gefloten Collot d'Herbois, als | |
[pagina 46]
| |
declamator beschaamd maken. Volg hem overigens na als man der Conventie in hetgeen hij goed deed, maar niet waar hij zwak, laf en weer bijgeloovig werd. Carrier, ziedaar een citoyen der republiek waardig. Nantes zal immer zijne grootheid melden.... Dargonne,’ zoo sprak zij op een gansch anderen, op een kouden, indringenden, fluisterenden, half spottenden, half ernstigen toon voort, ‘Dargonne... gij zoudt de Carrier van Antwerpen niet durven zijn.... En toch ook hier is veel zwart onkruid-uit te roeien... en ook hier hebben wij geweren om te fusilleeren... koorden om de mariage républicain saêm te knoopen... eene rivier om de baignades révolutionnaires of de déportations verticales uit te voeren.... Neen, gij zoudt niet durven.’ Dargonne sidderde. Zóó ver had hij nooit nagedacht, hoe beslissend hij dan ook een oogenblik had gesproken. De Carrier van Antwerpen worden! Naarmate Respublica sprak, rezen al de gruwelen, die men dezen Nero ten laste legde, voor zijne oogen op. De bluffende en nu ontstelde Dargonne, zag, als bij tooverslag, duizenden bleeke en bebloede slachtoffers uit de straten, gelijk uit het water opstijgen: hoofden door kogels verbrijzeld, grijnzende en dansende hoofden door de guillotine afgeslagen; priesters, grijsaards, vrouwen en kinderen aan elkander gebonden en verdronken.... Neen, dat was te veel voor den menuëtdanser! Koel en doordringend, zooals een lynx zien zou naar zijne prooi, hield Respublica het oog op hem gevestigd, en nogmaals siste het door de gesloten tanden: ‘Gij zoudt niet durven....’ ‘Jawel,’ stamelde de incroyable, en zijne lippen beefden. ‘Gij liegt, citoyen; gij reikt nog niet tot aan de enkels van Carrier! Gij zoudt niet durven!’ Respublica lachte wel niet schaterend, maar helsch; zij | |
[pagina 47]
| |
had er een duivelsch genoegen in den eerzuchtigen dansmeester te pijnigen. ‘Kom, Dargonne,’ zegde zij, ‘laat ons tot den aanvang van ons gesprek terugkeeren. Gij zegdet mij dat alles naar wensch gaat? Mijne berichten komen met de uwe niet overeen. Gij spreekt met lof van de mannen der republiek en zij, zij toonen laf- of zwakheid. Wij hebben handlangers van Carrier en Lebon in ons midden; maar wij hebben Carrier en Lebon zelven niet. Wij hebben wel Richards, Carons, Thierrys, Doches, zelfs hebben wij eenen Dargonne, met veel... goeden wil.... Carrier zou moeten hier zijn... de bult Verrières, dat kleine, lieve monster, zou misschien ook voldoende wezen.... Jammer, die bultige canaille is te vroeg gestorven.... De goeden verdwijnen, de hofmakers, de eerzuchtigen en de lafaards blijven!’ Dargonne was teenemaal uit zijn lood geslagen; eene halve minuut te voren scheen Respublica hem wat adem te willen laten scheppen; weer plantte zij hem den puntigen dolk op het hart en dreigde het te doorkerven. Een oogenblik zag de godin strak voor zich. ‘Die koppige Vlaamsche b... van winkeliers,’ hervatte zij, ‘gehoorzamen niet aan de proklamatie van citoyen generaal Dumonceau, verbod inhoudende niet langer aan twee prijzen te verkoopen, en alzoo de klinkende munt boven de assignaten te verkiezen. Het gebod van inlevering van bedden, peluwen, dekens, lakens en verder slaapgerief wordt traag nagekomen. De wapens worden niet ingebracht; de morveux maken er speelgoed van, en onbruikbaar worden de fusieken, die de hersens der calottins en hobereaux als vuurwerk kunnen doen uiteenspatten. Neen f... ik ben niet tevreden, neen!’ En Respublica stond weêr recht; haar anders mat oog vonkte en de hand was tot vuist geklemd. Zou die vrouw inderdaad eenen Carrier, Lebon of Robespierre - kortom, | |
[pagina 48]
| |
een bloedmonster zoeken voor het ongelukkige Antwerpen? ‘Ik zal hen aanklagen,’ ging zij nijdig en bijtend voort, ‘die lafhartigen, welke hier de zenuwen en spieren der republiek doorsnijden en haar tot de rol van strooien schrikaanjaagster gebruiken. Citoyen Robespierre zal het weten... en de slag zal de lafaards treffen; zij zullen daarenboven weten dat het eene vrouw is, die het mes der guillotine te hunner eere heeft doen spelen. Houdt dat voor gezegd, citoyen!’ Dargonne was bang voor die vrouw, welke beurtelings van de grootste koelheid tot de hevigste opgewondenheid overging, en die in elken gemoedstoestand bekwaam was tot het plegen eener gruweldaad. ‘Hebt ge reeds aan den feestdag van de godin der Rede gedacht, Dargonne! Ik wil dat feest vieren op het hoogaltaar der kathedraal! Zorg daarenboven,’ zoo sprak zij op losser toon voort, ‘dat onze kas niet ledig blijft, citoyen Dargonne. Wij zijn arm en leven niet van den wind.’ ‘Ik dacht dat citoyen Thierry-Brutus....’ waagde de onthutste dansmeester te zeggen. ‘Noch ein Hosenk... r, noch ein Schurke...’ morde Respublica met een diepe verachting, doch Dargonne verstond dien duitschen uitval niet; daarbij zij sprak die beleedigende woorden niet zoo luid dat men ze verstaan kon, en zeker niet de persoon, die op dit oogenblik binnentrad. |
|