overwinnend uit de worsteling zal doen treden - en mocht hij, de beleedigde, vallen, dan zou zijn laatste zucht haar zijn toegewijd. Nu hij dit schrijft, welt er een traan in zijn oog op; hij bemint dat meisje hartstochtelijk en gelooft zich met wederliefde beloond. Een paar dagen geleden heeft zij door blikken en woorden bewezen, dat hij veel te hopen heeft.
Blind bedrogene!
De vader moet daarenboven, ten gevolge van nieuwe diensten welke de klerk onlangs bewezen heeft, verklaard hebben dat hij gelukkig zou zijn, een zoon als Tony te bezitten. Heerlijke toekomst - en dat schitterend licht kan morgen eensklaps uitgeblazen worden!
En daarna? Tony is nog niet zoo verhard in de boosheid, of er flikkeren nog eenige dier herinneringen op, welke hij steeds als ‘bijgeloovigheid’ heeft beschouwd - en de spotter met God en duivel, nu het donker rondom hem geworden is, tracht - een acte van berouw te verwekken.
's Nachts droomt Tony: hij ziet dien helschen Georges met eene gapende pistool op hem afkomen; de tromp die plotseling vuur en gloeiend lood braken zal, nadert allengs al meer in de richting van het hart. Eensklaps wordt een vlammende kogel in het lichaam gejaagd en het bloed spat als eene fontein tusschen de vingeren der hand door, welke hij snel op de wonde gebracht heeft. Nu hij uit dien akeligen droom wakker schiet, drijft het zweet over zijne leden.
De morgen verkwikt hem; de drang der omstandigheden, de onmogelijkheid van een uitweg te vinden, geeft hem een weinig van die gelatenheid, welke echter slechts het gevolg van eene wanhopige worsteling is - en nu hij andermaal de pistool vastgrijpt, heeft zijne hand eenige vastheid bekomen.
Maar jonker Georges dan? Deze slaapt gewis rustig