Zij beiden moeten meester in dit vak zijn! Om het even - ik heb den blonden jonker - zijn naam is George - niet alleen gezien, maar ook gesproken, en mij dunkt dat ik hem niet onverschillig ben, evenmin als hij aan mij - het moge dan ook met het hoofd zijn!
O, 't is een gansche roman, die ik aan u alleen wil toevertrouwen. Er was een feest op het kasteel der gravin van Krakelingen - eene oude vrijster van ruim vijftig jaren en, naar men zegt, eene oude liefde, eene oude “vlam” van mijn oom. Zij gaat door voor eene geestige dame, en ik geloof het - ten minste zij heeft altijd een gouden raad, behoorlijk in spreekwoord verkleed, voor de jongeren in den mond. Ja, 't is een wonder, die gravin! Ik geloof dat ze al de spreekwoorden, in rijm en onrijm, die er in de wereld bestaan, van buiten heeft geleerd.
‘Na den nieuwen toilet-spiegel op mijne kamer, heeft mijn oom zich ook laten welgevallen zich in een meer nieuwmodisch pak te laten steken - nadat wij hem overtuigd hebben dat het uiterlijke den innerlijken mensch toch niet verandert - en zoo uitgedost - en natuurlijk, altijd in gezelschap van mijnheer Max Franck, die mijn bondgenoot, maar nooit mijn vriend wezen kan - zijn wij op het hof van die goede dame, dat levende spreekwoord, aangekomen.
Ik vond er een talrijk gezelschap - en ook den blonden jonker van de badplaats, die mij zoo hoffelijk naderde, dat ik een oogenblik later kleurde en aller oogen zich op ons vestigden, en mijn oom mij dwong een kleine biecht te spreken, waarop hij mij goedhartig het absolve gaf.
Ik heb misschien de jaloezie van sommigen opgewekt, toen de jonker zich herhaalde malen tot mij wendde - maar is dat mijne schuld? Zeg niet ja, Henriette, en verwijt mij niet dat ik coquette ben - dat zou mij diep bedroefd maken.
Jonker George is wel wat sterk met zijn schoon