de vleier! - gedurig zeide hoe schoon zij was, werd haar vriend; het toilet was haar lievelingswerk; Fransche romans waren hare zielespijs en zij dweepte met niets minder dan ‘Eene schaking per luchtbal en den czaar tot kozijn’. Zij wilde rijk zijn als Monte-Christo - en dan, dan zou zij al die kleine jufferkens, met titel en wapen, welke haar nu niet meer willen kennen, doen wegkrimpen van afgunst en jaloezie!
Arme zinnelooze, welke zich het hoofd afbeult, het hart doorwondt - denkende anderen te folteren en welke niemand foltert dan zich-zelve! Die zich in het hoofd geprent heeft dat ze vliegen kan, en vergeet dat zij bestemd is, gelijk de gewone menschelijke martelaren, op hare voetjes te gaan!
Op de wandeling, op het bal, op het concert, in den schouwburg, in welke vereeniging ook, was Marietta te vinden; zij wilde blijkbaar boven alle anderen heerschen, en gelukte er in een aantal aanbidders aan haren voetstap te kluisteren. Juist die zucht maakte voor eenieder den toegang gemakkelijk, en dit laatste eens bewezen, verdwenen de ernstige pretendenten en er dartelden een aantal vlinders om de schoone bloem.
Wat men te veel, te dikwijls ziet, verveelt al spoedig; dat verslijt in de oogen van het algemeen, en die stelling is vooral op de vrouwen toepasselijk. Men had Marietta te veel gezien en zij was, in den letterlijken zin des woords, in de oogen des publieks versleten - alvorens oud te zijn.
‘Alweer zij!’ zeiden de deftige huismoeders, en niemand - niemand fluisterde meer dat mysterieus, dat zoo begoochelend ‘Wie is zij?’ 't geen bewijst, dat haar levensboek voor iedereen niet open ligt, en het slechts aan vertrouwden gegeven is, eene enkele bladzij daarin te spellen.
Een der aanbidders is Tony Darenge; hij had met Marietta gewalst, al zijne bevalligheid ten toon gespreid,