Werken. Deel 42. In 't vervallen huis
(1932)–August Snieders– Auteursrecht onbekend
[pagina 203]
| |
politieke richting doorkruid waren. Dat blijkt voldoende in al zijne schriften. Na De Zoon des Volks schreef Gerrits het drama Menschenliefde, uit de dagen van Maria van Bourgondië. Hij bestemde dit werk voor een tooneelprijskamp te Gent. Het was op het einde van 1847 en in het begin van 1848. De groote maatschappelijke vraagpunten hielden aller gemoederen bezig en aan den politieken horizont, zooals de diplomaten en dagbladschrijvers van den ouden eed zeggen, verschenen zwarte stippels: 't waren eigenlijk vurige en bloedige stippels. Al die denkbeelden, dwaze en andere, die in de hersens van klein en groot kookten, moesten noodwendig een hoofd aandoen zooals dat van Gerrits en invloed uitoefenen op al wat aan zijne pen ontviel. Ook vindt men in Menschenliefde die denkbeelden aangebracht: - overigens denkbeelden, die, zoo oud als de wereld is, in engeren of breederen kring, de menschen hebben bezig gehouden. Gerrits was echter vrij praktisch voor een jong en geestdriftig hoofd. Zooals hij den droomer, in volksliefde, afkeurde - en wat al droomers telde die tijd! - keurde hij ook, en zelfs allerhevigst, elk gewelddadig middel af, dat, zooals men beweerde, tot volksverbetering zou moeten leiden. Vele verkeerde denkbeelden heeft men Gerrits aangewreven, en zooals ik hier een dezer uit de baan veeg, zal ik anderen terecht wijzen. Menschenliefde kwam, zoo het schijnt, eenige uren later dan de onverbiddelijke uitschrijvers bepaald hadden, ter zijne bestemming. Het werd dus buiten den prijskamp gesloten; doch de rechters lazen het en vonden het verdienstelijk genoeg om er een buitengewone medaille aan toe te kennen. Men beloofde tevens hiervan melding te maken in de openbare zitting bij de uitreiking der eeremetalen, en de spijt uit te drukken dat het stuk niet had kunnen meêkampen. | |
[pagina 204]
| |
Waren de schrijvers stipt, onverbiddelijk stipt geweest op het uur der sluiting van den prijskamp - eene belachelijkheid - zij waren dit niet aangaande de gedane belofte. Gerrits kwam uit Gent terug met een dun lapje goud of zilver, zonder dat velen wisten waarom men hem dit had ter hand gesteld. Vreesde men wellicht den bekroonde - wie hij was, is sinds lang vergeten - door de beloofde verklaring in de schaduw te stellen? De toejuichingen welke den schrijver van Menschenliefde ten deel vielen, in November 1848, toen het stuk in het Théâtre des Variétés door de leden der maatschappij De Hoop vertoond werd, vergoedden hem ruimschoots voor de geleden miskenning. Men heeft misschien, in onze dagen, geen juist denkbeeld van wat het Vlaamsch tooneel te dien tijde was. De liefhebberij-comedie was het eenige wat er bestond. De tooneelisten waren menschen zonder kennis, zonder behoorlijke vormen, zonder duldbare uitspraak. Het Antwerpsche, Gentsche en Brugsche dialect leverden gedurig een alleronaangenaamst kruisvuur op de planken. ‘Ik zie ze nog,’ zoo schreef ik eens dienaangaande, ‘ik zie ze nog die goede jongens, die zich in koningen en ridders vermomden, om voor het voetlicht en zoo dicht mogelijk bij den engelachtigen souffleur, hunne van buiten geleerde rollen te kunnen debiteeren. Deze tooneelist was half gegrimeerd, gene had bij vergissing een zwarte en een lichtblauwe, gebloemde kous aangetrokken; de derde droeg een huzarensabel uit de dagen van 1830, ter vervanging van den Spaanschen degen; de vierde speelde voor vader Adam met eene pruik Louis XIV op, of declameerde Kaïn in een soort van maliënkolder - maar och! het publiek was nog niet vitzuchtig en het gaf er weinig om, of Kaïn een harnas of een robe de chambre droeg. Welwillend publiek! Policie was er vreemd; aan kwellende stadsregle- | |
[pagina 205]
| |
menten op de schouwburgen had men zich niet te storen; kritiek-koningen, waanwijze pedanten waren er nog niet te vinden. Men lachte en kakelde zonder hinder; men kraakte er zelfs - o! vrijheid in alles en voor allen - men kraakte er zelfs noten tot verpoozing. In de zaal zag men den schoonsten bloemhof, welke men droomen kon: onder en boven, rechts en links - overal, niets dan meisjes met vinnige oogen. Daar kwam het vlugge naaistertje en het stille burgermeisje; de huismoeder met hare net gekleede dochtertjes - en in heel dien bloemhof was maar één afwisseling, dan wanneer deze of gene Hollandsche schipper, die zich een vrijkaartje had weten aan te schaffen en “dat ding ook wel eens wilde afkijken”, zich als een Cerberus tusschen al die eeuwig wiegelende kopjes had weten te nestelen.’ Waartoe die photographie? Om te doen zien met welke elementen, zoo op de planken als in de zaal, Gerrits de opvoering van zijn drama waagde. Gelukkig echter wijzigde zich het publiek min of meer in bijzondere omstandigheden, en dit was dan ook het geval bij de opvoering van welke wij spreken. Gerrits leerde aan vele der tooneelisten gaan en staan; hij gaf hun den waren toon der woorden in den mond, en trachtte eene zekere eenvormigheid in de uitspraak te brengen. Menschenliefde werd, evenals later Tanchelm - geschreven voor het vijf-en-twintigjarig jubelfeest der maatschappij De Hoop - dank zij den schrijver zelven, en geëvenredigd naar de omstandigheden, zoowel van de zijde des stuks als van die der opvoerders, vrij verdienstelijk gespeeld, ofschoon Gerrits zich later nog dikwijls met die vertooningen vroolijk maakte. |
|