ouden stempel: een van die, wien de familie-traditiën nog heilig zijn. Zóó ging het in zijn tijd en toen ging het goed, en waarom moet het nu anders gaan? Toen leverde men goed en degelijk werk; men bedroog de menschen niet met het nieuwerwetsche ‘licht en dicht’; de oudste zoon leerde het ambacht des vaders, en leerde ook van hem eerlijk en tevreden zijn in den stand, dien hem was te beurt gevallen. De vrouw integendeel was met nieuwere denkbeelden behebt; zij zag dat menschen, die niets meer in de wereld waren dan zij, schoone huizen bewoonden, rijk gekleed gingen, goud met handenvol schenen te winnen, en waarom zouden de Van Velden's den algemeenen stroom niet volgen?
De lezer denkt gewis dat de schrijver, een kind onzer verlichte eeuw, een zoon van het alom uitgebazuinde progrès, de voorkeur geeft aan de denkbeelden der huisgenoote van vader Van Velden? Neen, hij houdt het integendeel met dien smid, dien burger van den ouden eed, met dien antipode van den tegenwoordigen verfranschten parvenu, bij wien de Vlaamsche rondborstigheid, de goede trouw vervangen is door het Parijsche etiquette-klatergoud - dat is bedrog en huichelarij.
De man hield niet van al dat uiterlijk gepronk, welk bij voorbeeld de kinderen links van hem, uit A l'Instar de Paris, of die van zijn buurman rechts, uit La Véritable Parisienne, ten toon spreidden, Waarachtig, die smid, met zijn misschien te klein verstand, begreep niet hoe die menschen, met hunne geringe winsten en hun weinig debiet, het jaar rond maakten! Och, de man wist niet dat het buiten slechts verguldsel was, en dat binnen een droge broodkorst de hoofdschotel op tafel uitmaakte. Het krediet waggelt op glazen beenen door die winkels. De blijde zang der oudste dochter en de tonen der piano, welke het nufje onder hare blanke vingeren trillen doet, verdrijven voor een oogenblik de duizenden bekommernissen en verdooven