| |
Hoofdstuk XV. Een dreigend ongeluk.
Dagen, weken en maanden volgden elkander op en deden mevrouw Darboys Parijs en de geledene kwellingen vergeten; zij ondervond den invloed van het onverstoorde geluk, dat rondom haar heerschte, zooals men zelfs onder de sterkste zielsaandoeningen den invloed ontwaart, dier godsdienstige kalmte welke onder de gewelven eener kerk verblijft, of van die indrukwekkende stilte, welke aan uitgestrekte en dichte wouden eigen is. Angela was evenwel niet vergeten, moeders kunnen hunne kinderen niet vergeten; wellicht droeg dat hart, hetwelk Angela zoo innig bemind had, nog eene geheime wonde, wellicht knaagde de worm | |
| |
van het berouw daaraan, wellicht werd het onverpoosd door eene groote onrust gefolterd; het uitwendige leven van mevrouw Darboys had deszelfs vroegere kalmte en waardigheid herkregen; lieftallige en toegenegen kinderen omringden haar thans, zij genoot nu weder het bijzijn van bloedverwanten, vrienden en kennissen, hare kleinkinderen verschaften haar meer dan eens eene aangename afleiding, zij was dus voor een groot deel gelukkig, en, als zij nog weende, dan gebeurde zulks voor God alleen, want hare tranen zouden Germaine bedroefd hebben, welke voortaan de liefde harer mama verworven had.
Slechts op het oogenblik dat er brieven van Angela kwamen, kon men gewaar worden dat het moederlijk gevoel, dat voorheen zoo machtig was, niet door den ijskouden vloed der ondankbaarheid was verzwolgen. Als mevrouw Darboys die brieven ontving, dan kleurde zij als eene maagd; zij las en herlas dezelve, zij zocht aan elke zinsnede alles te doen zeggen wat er uit kon verstaan worden, zij lette op elk woord, ontleedde elke uitdrukking, zij wilde zelfs aan de doorgehaalde of doorgekrabde woorden eene beteekenis geven, maar menigmaal vouwde zij na dien nauwlettenden arbeid den brief met een mismoedig gelaat dicht om hem weder in zijne enveloppe te steken.
Angela's brieven waren even koud als haar gemoed; kort, zoo als die van nietsdoende menschen die nooit tijd hebben, en als men ze gelezen had, lieten zij een droevigen en ontevreden indruk achter. En desniettemin werden zij er altijd en vurig verlangd en als het posttijd was verkeerde mevrouw Darboys steeds | |
| |
in eene opgewondene stemming. In die moeder huisvestte eene ziel die door eenen brandenden en nooit geheel te lesschen dorst verteerd werd.
Germaine merkte wat er in het gemoed harer moeder omging; zij merkte dat er in dat hart eene leemte was welke door hare teederheid en eerbiedbetuigingen niet aangevuld konde worden. Zij bedroefde er zich somtijds over, maar dewijl zij bij haar zelve overtuigd was dat zij in allen deele haar plicht vervulde, stelde haar dit gerust en bracht het weer aanstonds de blijmoedigheid op haar gelaat.
Sedert geruimen tijd had men die zoo vurig verwachte brieven niet meer ontvangen en als het posttijd was, werd mevrouw Darboys steeds onrustig. Zij zag reeds in de verte naar den brievenbesteller, de verlichamelijkte hoop, zooals men hem pleegt te noemen, zij had reeds zijn stap en zijn hard gebel leeren onderscheiden en als wilds zij een antwoord geven aan hare gedachten riep zij luid:
- Daar is hij!
Maar de eene dag vervloog na den anderen zonder dat er een brief verscheen waarop de bekende hand harer dochter het adres geschreven had. Op zekeren dag, zat men aan het ontbijt toen de bode als naar gewoonte brieven, en dagbladen bracht.
- Hier is een brief aan uw adres mama, zeide Armand en reikte aan mevrouw Darboys een grooten, vierkant gevouwen en met rood lak gesloten brief over, waarop zulke sierlijke figuren niet stonden als die welke gewoonlijk om het adres van Angela prijkten.
| |
| |
Mevrouw Darboys nam hem op onverschillige wijze aan; zij was teleurgesteld en in de haar pas overhandigde missive scheen zij niet veel belang te stellen. Zij opende hem echter, keek er eens in, werd bleek en schoof toen haar stoel in de schaduw als of zij vreesde gezien te worden. Toen zij zeer langzaam en als met studie twee bladzijden van een dicht in een gedrongen geschrift gelezen had, las zij ze nog eens, vouwde toen den brief en stak hem vervolgens, zonder een woord te spreken, in haar zak.
Mama, zeide Germaine, voor wie de post ook een brief mede gebracht had, hier heb ik onverwachts en tevens goed nieuws! Angela komt ons heden avond verrassen.
Hoor, wat zij mij schrijft:
Beste Germaine,
‘Ik wenschte eenige dagen bij u en mama te komen doorbrengen en daar ik van uwe gastvrijheid overtuigd ben, meld ik mij maar zonder plichtpleging aan. Maandag avonds, den 14 's avond, zal ik bij u wezen.
Vaarwel, ik omhels u, alsmede mama.
Doe mijne groeten aan uw man.’
Zij zal hier welkom wezen, zeide Armand, ge moet hare kamer in orde laten brengen, Germaine.
- Dat ga ik al doen, antwoordde Germaine die zich verwonderde over het stilzwijgen harer mama.
Zij had gemeend dat dit bezoek haar zeer verheugd zoude hebben en mevrouw Darboys scheen in treurige gepeinzen verzonken; toen zij echter door Germaine | |
| |
ten tweedenmale aangesproken werd, gaf zij met een paar woorden het genoegen te kennen hetwelk de komst van Angela haar verschaffen zoude, en verliet eindelijk de kamer zonder een woord te spreken over den brief welke zij zelve ontvangen had.
- Uwe mama schijnt voor iets bevreesd te wezen zeide Armand.
- En het moet wel erg zijn dat de aankondiging van Angela's komst haar niet meer genoegen geeft.
- Zij heeft ongetwijfeld een of ander ongunstig bericht ontvangen, maar zoolang zij bij ons is blijft mama tegen de slagen der fortuin beveiligd, Germaine.
Germaine drukte de hand van haar echtgenoot met dankbare liefde die in haar met de jaren was toegenomen eer dan verminderd en terwijl zij hare mama niet in hare afzondering stoorde en haar man weer aan zijne bezigheden liet gaan, ging zij naar hare kinderen en bracht in haast de voor Angela bestemde kamer in gereedheid.
Allen wachtten Angela tegen den avond met ongeduld; men had het uur van het middagmaal verschoven en mevrouw Darboys liep de eene kamer in en de andere uit, terwijl zij naar het minste geraas luisterde, van tijd tot tijd stilstond en de kinderen beval te zwijgen als zij op den straatweg een rijtuig of het klappen eener zweep hoorde, en schoon de komst van haar geliefd kind zoo nabij was toch kon deze haar niet blijde maken. Germaine keek nog eens of alles in orde was, Armand wandelde in den tnin, de kinderen speelden, zonder zich noch om het reeds ver gevorderde uur, noch om het onverwachte bezoek | |
| |
te bekommeren. Eindelijk hoorde men een rijtuig naderen waarbij het geluid van hoeven en wielen, door het rinkelen van de bellen der paarden vergezeld ging, eene stofwolk rees van den weg op en weldra stond eene koets voor de deur; Angela steeg er uit en stond nu op de stoep tusschen hare moeder en hare zuster. Germaine omhelsde haar hartelijk en mevrouw Darboys met innige ontroering, terwijl zij bij herhaling zeide:
- Lieve Angela, goed kind!
- En komt ge zoo maar alleen, Angela, en hebt ge uw man te Parijs gelaten?
- Ja.
- En uwe kinderen?
- Beiden zijn in het pensionaat en maken het goed.
Germaine die geheel in de weer was om de eer van haar huis op te houden, merkte den korten, afgemeten toon harer antwoorden niet op, maar toen de geheele familie aan tafel zat en het schitterende licht Angela's gelaat bescheen, maakte de verandering, welke zich daarop had afgeteekend een treurigen indruk op haar. Angela was vreeselijk vermagerd, hare oogen en wangen waren ingevallen, en schoon zij zich moeite gaf om zich opgeruimd te toonen, scheen zij niettemin vermoeid, ziek en treurig te wezen; zelfs de levendigheid waarmede zij het gesprek gaande hield over het nieuws van den dag, alsmede over duizende nietsbeteekenende voorvallen der reis, scheen meer opgewondenheid en gejaagdheid dan wel blijdschap te zijn. Germaine die zulks opmerkte, liet zich noch door dien vurigen oogslag, noch door dien | |
| |
opgewonden toon verschalken en daar zij innig overtuigd was dat hare zuster eene wezenlijke smart poogde te verbergen, zoo sprak zij niet en werd treurig; mevrouw Darboys scheen insgelijks in gedachte verdiept; langzamerhand verminderde Angela's opgewektheid en vroolijkheid; zij verdwenen als een vuurwerk dat uitdooft en niets dan zwarte assche achterlaat; zij zweeg, eene groote neêrslachtigheid maakte zich van haar meester, haar gelaat teekende kommer, en onder vooorwendsel dat zij door de reis vermoeid was, vroeg zij verlof om naar hare kamer te gaan.
- Ik heb voor u eene kamer naast die van mama in gereedheid gebracht, zeide Germaine, terwijl zij Angela naar hare slaapkamer vergezelde; zie met deze deur kunt ge in mama's kamer komen.
- Ik dank u; goeden nacht, zuster, slaap wel!
Zij liet zich dadelijk in een leuningstoel zakken. Wat is het hier toch rustig, gij zijt wezeulijk gelukkig, Germaine!
- Ja, dat ben ik, antwoordde deze; maar gij schijnt afgemat te wezen; ge moet hier eenigen tijd doorbrengen, de buitenlucht en een rustig leven zullen uwer gezondheid bevorderlijk zijn... niet waar? zeide zij, terwijl zij een kus op Angela's voorhoofd drukte.
Desanderendaags, na de morgenmis, ging Germaine als naar gewoonte naar hare mama. Zij vond mevrouw Darboys nog te bed en Angela zat bij haar. Beiden zagen er vermoeid uit zooals dat gemeenlijk het geval is wanneer men den nacht in slapeloosheid en kommer heeft doorgebracht, en mevrouw Darboys | |
| |
sprak op eenigszins opgewonden maar tevens smeekenden toon.
- Kom ik u ongelegen, mama? vroeg Germaine.
- Neen, Germaine, kom maar binnen.
Germaine ging naast hare zuster zitten.
- Men dient haar alles te zeggen, zij moet het weten! zeide mevrouw Darboys nog tegen Angela.
- Dat kan nu niet anders, zeide zij, terwijl zij eene trotsche beweging met het hoofd maakte.
- Beste Germaine, er is ons een groot ongeluk overkomen. Ik heb den moed niet gehad u hetzelve mede te deelen... lees dezen brief dien ik gisteren ontvangen heb.
Germaine herkende den brief en las:
Mevrouw,
Toen ik de echtgenoot van Angela geworden ben, beminde ik haar onuitsprekelijk en het is u mede niet onbekend hoe ijverig en rechtzinnig mijn pogen was om haar gelukkig te maken. Ik geloof niet dat zij reden gehad heeft om over mij te klagen; ik heb haar de genegenheid van een eerlijk man, een eervollen stand en daarbij veel vrijheid van handelen geschonken en de twee kinderen, waarmede de Voorzienigheid onzen echt zegende, hadden de banden nog nauwer moeten toehalen aan wier verbreking ik nooit gedacht had. Gij hebt met ons gewoond en ik roep uwe getuigenis in, of Angela mij door huiselijk geluk de liefde en verknochtheid heeft weêrgegeven welke ik haar toedroeg? Ik heb niets in haar gevonden dan een koud en lichtzinnig wezen, eene vrouw die de vermaken | |
| |
der wereld najoeg en geen prijs op huiselijk genoegen stelde, eene zorgelooze moeder, eene echtgenoote zonder teederheid die mijn smaak in een of ander niet dulden kon en hem derhalve ook niet deelde die noch toegevend, noch deelnemend was in mijne gewoonten, in mijne behoeften naar geest en hart. Echter heb ik zonder klagen de gebreken van haar karakter verduurd; menigwerf heb ik mijne rechtmatige ontevredenheid doen zwijgen en eerst na tal van jaren alles en bij herhaling vruchteloos beproefd te hebben, eerst toen al mijne hoop, al mijne verwachtingen als rook, als damp verdwenen waren, eerst toen alles mij overtuigde dat het huiselijk geluk mij ontzegd was, heb ik mij overgegeven aan gedachten van bevordering in mijne betrekking en van eerzucht waardoor ik aan mijn geest een doel wilde verschaffen, daar mijn hart zulks niet meer bezat.... Ik verlangde van mijne vrouw niets dan een eenigszins minzamen en hartelijken omgang en zoo mogelijk ook eenige genegenheid voor onze kinderen. Was dit alles te veel? Het is u bekend welk eene schattenverslindende levenswijze Angela te Parijs heeft geleid. Meer dan eens heb ik haar het gevaar voor oogen gesteld waarin zij haren goeden naam en mijne waardigheid bracht, door aan een gezelschap van jongelieden en jonge vrouwen eervolle en ernstige relatiën ten offer te brengen, aan jongelieden en jonge vrouwen wier grove geldverspillingen, slechts door hunne afkeurenswaardige handelingen evenaard werden. Angela spotte met mijne raadgevingen; zij zag niet af van een leven dat niet meer was dan eene aaneenschakeling van feesten, partijen en | |
| |
reizen, terwijl zij de kinderen aan de dienstboden, het huishouden aan de wanorde overliet. Ik gebruikte nog geduld, maar toen gij ons verlaten hadt (ik wil hier in geen onderzoek treden aangaande de oorzaak van uw vertrek), werden mijne klachten hoe langer hoe ernstiger. Angela had zich in schulden gestoken en ik betaalde ze. Angela had eene nauwe vriendschap aangeknoopt met eene vrouw wier eer niet zondervlek was; ik gebood haar allen omgang met deze af te breken; zij sloeg mijn bevel in den wind en het is nog niet lang geleden, dat zij, ten spijt van een uitdrukkelijk gebod, zich in gezelschap dier vriendin, eene vrouw wier omgang bezoedelt en wier genegenheid onteert, naar eene zeebadplaats heeft gegeven.
Mijn geduld was ten einde; toen Angela afwezig was heb ik hare rekeningen en het boek van hare huishoudelijke uitgaven nagezien; ik heb nieuwe schulden ontdekt, welke door hare onbeteugelde zucht naar weelde en opschik veroorzaakt waren en nog zoude ik haar vergeving hebben kunnen schenken, maar hare eigenzinnigheid, haar gebrek aan eerbied voor mijn naam hebben de maat doen overvloeien. Ik heb een vast besluit genomen: - wij zullen in der minne en zonder opzien te baren, maar ook voor altijd scheiden. Ik ben verplicht de waardigheid der door mij bekleede betrekking en de toekomst mijner kinderen te redden.
Louise en Raoul ziju op de kostschool; Angela is op weg naar u en zal u komen raadplegen, mevrouw, waar zij voortaan zich met den woon vestigen zal. Het ware wenschelijk dat zij onder uw toezicht | |
| |
bleef, maar zij zal meer genoegens en meer vrijheid willen smaken.
Dit besluit waarover ik rijp nagedacht en dat ik dus niet in eene opwelling van toorn of in overijling genomen heb, bedroeft mij, vooral om der wille mijner mama; ik weet maar al te zeer welk een grievend leed het ongeluk van haar zoon voor haar wezen zal... Het spijt mij ook om uwentwille, mevrouw, daar gij Angela zoo innig liefhebt; maar ik beroep mij op uwe rechtvaardigheid en op uwe herinneringen en ik vertrouw dat gij met de uitdrukking mijner droefheid ook die van mijne hoogachting zult gelieven te aanvaarden.
Leopold d'Emmeryn.
Germaine was als aan den grond genageld, toen zij dien brief gelezen had. Zij durfde ter nauwernood hare mama aanzien, die niets deed dan snikken, alsmede Angela, die haar hoofd te gelijk hoogmoedig en droevig afwendde.
- Zou daar niets meer aan te verhelpen wezen? zeide zij eindelijk.
Ik geloof niet dat mijnheer d'Emmeryn op zijn besluit zal terugkomen, antwoordde Angela kortaf. Hij is zeer trotsch en staat stijf op zijne rechten en zijn naam, zooals hij zegt... Toen ik van dat uitstapje naar Drippe ben teruggekomen heeft hij mij zijn wil beteekend en zijn gezag doen gelden.
Die reis was toch eene onbezonnenheid, mijn kind, dat kunt ge niet ontkennen, Angela lief, zeide mevrouw Darboys.
- Wel ja, honderdmaal ja, dat stem ik toe; ik | |
| |
had niet zonder toestemming van Leopold op reis moeten gaan en zeker niet met mistress. O' Brien, daar ze bij hem in geen gunstig blaadje stond, zij heeft mij als het ware tot dat uitstapje met geweld overgehaald. Ik beken dat altemaal: is dat niet voldoende?
- En die schulden? vroeg Germaine, zijn die nog al aanzienelijk?
- Dat zou ik u niet kunnen zeggen... Ik heb gedaan even als andere vrouwen van mijn stand en leeftijd; als men in de wereld verschijnt moet men noodwendig eenige schulden maken.
- De schulden dat is zoo erg niet, zeide mevrouw Darboys dadelijk, die zal ik wel betalen; ik zal op een of ander bezuinigen... maak u daar nu maar niet verder ongerust over.
Onder dat verdriet scheen zij nog een geluk te smaken, daar zij hare dochter andermaal een blijk harer liefde kon geven. Deze omhelsde haar.
Wat zijt ge toch goed mama!
Mevrouw Darboys drukte Angela aan haar hart; zij zoende dat bleeke doch nog altijd bekoorlijke gelaat en alsof de liefkozing van haar kind haar weder met nieuwe hoop bezield had, zoo zeide zij:
- Gij moogt niet van uw echtgenoot en kinderen gescheiden leven, daar moet een middel op bedacht worden; zeg mij wat denkt gij er over?
Welnu! antwoordde Angela, terwijl zij hare oudere zuster verlegen aanstaarde, één persoon is er die eenigen invloed op Leopold uitoefent, te weten: zijne mama. Als zij ons wilde hereenigen, dan zoude dat gelukken.
| |
| |
- Gij hoort het, Germaine, zeide mevrouw Darboys op smeekenden toon. Daar mevrouw d'Emmeryn u zoo lief heeft, daar zij u zulke achting toedraagt, zoo zoudt gij het beste in staat wezen hen weder bij elkander te brengen. Zij zal u niets weigeren... gij zijt door uw huwelijk tevens hare bloedverwante.
- Ja, mama, antwoordde Germaine langzaam, voorzeker ja, maar alvorens van mijn invloed gebruik te maken, wilde ik Angela vragen of zij rechtzinnig eene hereeniging wenscht?
Angela sprak niet.
- Spreek, Angela, zeide mevrouw Darboys, terwijl zij hare hand vatte, zoudt gij niet weêr met uw man en kinderen vereenigd willen zijn? Wilt gij uw leven eenzaam doorbrengen? Dat zou droevig en gevaarlijk wezen, mijn kind. En wat zullen uwe kinderen zonder hunne moeder aanvangen?...
Dat laatste woord deed de ijskorst wegsmelten, welke dit trotsche hart omsloten hield.
- Die arme kinderen, zeide zij, terwijl twee tranen van hare wangen vloeiden; die schoone Raoul en die slimme en vlugge Louise! Om hen weder te vinden zoude ik bepaald elk offer, hoe zwaar dan ook, brengen... En gelooft gij, Germaine, dat ik mijn man niet bemin? Hij kan zich niet vrijpleiten mij eenigermate verwaarloosd te hebben om zijne werkzaamheden, om zijne carrière, zooals hij zeide... hij is ook meer of min schuldig aan datgene waarvoor hij mij veroordeelt; maar wat legt hij mij ten laste? Eenige schulden gemaakt te hebben en eenige lichtzinnige kennismakingen... daarin heeft hij gelijk... maar meer heb in niet misdaan.
| |
| |
- En als hij tot een verzoening geneigd mocht wezen, zoudt gij dan met de door hem gestelde voorwaarden genoegen nemen? voegde er Germaine nog met aandrang bij.
- Ik zou niet anders kunnen; het lot eener gescheiden vrouw is te vernederend...
- Dus belooft gij me dat stellig, niet waar?
- Zoo als ge zegt!
- Welnu! heden avond nog zal ik mevrouw d'Emmeryn spreken.
- Beste Germaine! riep mevrouw Darboys, die angstig naar het gesprek harer dochters geluisterd had, welke erkentelijkheid ben ik u niet verschuldigd !... schenk aan uwe ongelukkige zuster haren stand, haren man en hare kinderen terug en nooit zult gij een verdienstelijker werk verricht hebben.
- Als de goede uitslag van mij afhangt dan zult ge niet lang ongerust meer behoeven te wezen, mama
|
|