De drie zusters
(1870)–August Snieders– AuteursrechtvrijHoofdstuk XIV.
| |
[pagina 123]
| |
dag hoorde zij de eerste bedrijvigheid der groote stad welke hoe langer hoe meer toenam en een groot contrast vormde met de stilte welke op het land heerscht en waaraan zij gewoon was. Zij stond bij tijds op, vroeg den weg naar eene kerk om de H. Mis te kunnen hooren, waar zij bad zooals men bidt, als men ver van de zijnen is en men eene gewichtige taak te vervullen heeft; tegen den middag liet zij zich naar de heerlijke wijk rijden welke men quartier de la Nouvelle AthèneGa naar voetnoot1) noemt. Haar hart klopte, zij was ongemeen ontroerd toen zij aan de sierlijk gekleede kamenier die de deur opende, naar mevrouw Darboys vroeg. - O! mevrouw Darboys! zeide de kamerjuffer op lossen toon, die kunt ge spreken. Wilt ge mij maar volgen, mevrouw? Germaine ging door eene voorkamer, eene eetzaal, een klein salon dat met een eigenaardigen smaak gemeubeleerd was; zij zag te gelijk schilderijen, wapens, tafeltjes en kastjes met allerhande porcelein, glaswerk, bronzen sieraden en bloemen, kortom, met duizenden voorwerpen van kunst en fantaisie bezet, de getuigen, dat Angela de voorschriften der mode trouw naleefde. Na nog een smallen gang doorgegaan te zijn, klopte de kamenier aan eene deur en zeide zonder eenige andere plichtpleging: - Hier is eene dame om u te spreken, mevrouw. - Binnen, riep eene heesche stem welke Germaine nooit zonder een gevoel van eerbied en vrees gehoord had. | |
[pagina 124]
| |
De deur ging open en Germaine stond geheel ontroerd voor hare mama. Mevrouw Darboys zat bij de tafel; zij stond op en, alvorens zij nog van hare plaats gegaan was, had hare dochter haar reeds omhelsd en bij herhaling gezegd: Mama, beste mama, wat ben ik gelukkig u te zien! Hare mama beantwoordde Germaine door eene zwakke omhelzing, viel wederom in haren armstoel en begon te weenen. Germaine durfde niets zeggen, maar zij kon niet gelooven dat de vreugde van haar weder te zien, hare tranen deed vloeien. Mevrouw Darboys herstelde zich echter spoedig, gaf hare dochter de hand en zeide haar op zachten toon: - Uw bezoek is mij zeer aangenaam, Germaine, maar het heeft mij eenigszins verrast en alles doe tegenwoordig dadelijk mijne zenuwen aan... Zij kon niet eindigen; een nieuwe tranenvloed onderbrak hare woorden. - Gij ziet, zeide zij nogmaals, dat ik zoo gezond niet meer ben als toen ik te Rickardière woonde; de oude dag komt en maakt ons meer sukkelend en meer voor indrukken van allerlei aard vatbaar.... - Mama, om die reden kom ik juist naar Parijs, zeide Germaine vrijmoedig. Toen Valentine naar Toulouse vertrok, had zij u in een min of meer lijdenden toestand achtergelaten; eene der liefdezusters had haar geschreven, dat u er bleek en mager uitzaagt; kortom, ik heb akelige droomen over u gehad en daar Armand mij ongerust zag, heeft hij mij verzocht u te gaan bezoeken. Hier ben ik thans en ik verheug mij uw bijzijn te genieten. | |
[pagina 125]
| |
- Hoe! dacht ge allen zooveel aan mij! zeide mevrouw Darboys eenigszins verwonderd. - Ja, mama; gij schreeft ons zoo zelden. - O dat komt... te Parijs heeft de tijd vleugelen... en mijn gezicht begint erg te verzwakken... Die weinig samenhangende woorden werden onderbroken. De deur werd vrij onzacht geopend en een klein lief meisje, schoon het er eenigszins mager en teêr uitzag, kwam al huppelende binnen, keek de vreemde dame nieuwsgierig aan en zeide op den gebiedenden toon van een bedorven kind: - Grootmama, kleed mij aan! het is bijna middag en nu ben ik nog niet in orde. - Is dat niet een beetje uw eigen schuld, Louise? antwoordde mevrouw Darboys op zachten toon, gij zijt van morgen toen ik u kapte weggeloopen. - Wie is die dame? Zeide het meisje, dat haar vlugge oogslag op Germaine had gevestigd gehouden. - Ik ben uwe tante, lief kind, antwoordde Germaine, terwijl zij haar naar zich toetrok en omhelsde, en ik moet u voor uwe kleine nichtjes in TouraineGa naar voetnoot(1) eens hartelijk zoenen. - Zijn ze niet meê gekomen? Wij zouden in de Tuileriën zijn gaan spelen. - Zij zullen wel eens op een anderen keer komen, zeide grootmama; kom hier dan kan ik u uw kleedje aandoen. Het kind was nog al gewillig; terwijl mevrouw Darboys er zich mede bezig hield waagde | |
[pagina 126]
| |
het Germaine eens rond te kijken. De kamer waarin zij thans stond was groot, maar had een somber en treurig uitzicht, zij kwam op eene dier doodsche parijsche plaatsen uit, welke aan putten gelijken, waarin geen water is, aan spelenken waarin de zonnestralen, om zoo te zeggen, zich niet komen morsig maken, en waar het oog niets dan grijze muren, straatsteenen en daken ontwaart, waarop geheele bataljons musschen hun eentonig en sjilpend krijgsmuziek schijnen uit te voeren. Het ameublement der kamer was ouderwetsch, verwaarloosd en zonder smaak of orde gerangschikt; niet de minste pracht welke Germaine in het salon van Angela opgemerkt had, was in het woonvertrek van hare mama te bespeuren, en bij zich zelve vergeleek zij èn de landelijke sierlijkheid welke er te Richardiere èn de kunstweelde welke er hier op een paar treden afstands onder hetzelfde dak heerschten, met het tegenwoordige verblijf van mevrouw Darboys. In de alcove stonden twee bedden, een groot en een klein, waaruit men gereedelijk kon afleiden, dat Louise dezelfde kamer met hare grootmama bewoonde. De bedden waren nog niet opgemaakt en de kamer was nog niet in orde gebracht; Germaine merkte dat een eenvoudig ontbijt, met geschonden kopjes en bordjes opgediend, nog onaangeroerd stond en dat daar neven een oud dagblad en een half geopend kerkboek lagen. De vluchtige oogslag welken Germaine in het rond geworpen had, leverde haar stof tot de treurigste overdenkingen; de ruwe manieren der kleine Louise, de vrijpostige toon waarop zij tegen mevrouw Darboys | |
[pagina 127]
| |
sprak, gaf aanleiding tot de volgende beschouwing; mevrouw Darboys, hare mama, verkeerde hier in een verwaarloosden, verlaten toestand en scheen de meid van dit kind te wezen; een dusdanig lot had haar dan te Parijs getroffen, welke vernedering en lijden deed dat onderzoek niet vooronderstellen. Het aankleeden was gedaan; Louise ging heen en zeide: - Ik ga met de bonne wandelen vóór dat mama opstaat; dag tante! En moeder en dochter waren thans alleen! Zij zouden dat gesprek vervolgen, hetgeen met zooveel moeite gevoerd werd, toen Louise terug kwam en op hoogen toon zeide: - De kindermeid wil mij niet meê nemen omdat het te laat is; grootmama gaat gij nu met mij wandelen. - Ik kan niet, kind lief, want tante is nu hier en zooals ge ziet heb ik nog niet ontbeten. - O, ik wil niet te huis blijven als het zulk een mooi weêr is; ge moet dadelijk, dadelijk met mij meê gaan. Germaine kwam tusschenbeide. - Ik moet, ik wil, zeide zij; zoo spreken uwe nichtjes en neefjes in Touraine niet, Louise; gehoorzaam dus aan uwe grootmama, zonder nog een woord tegen te spreken. - Ik wil niet, zeide het meisje al stampvoetende; ik wil uitgaan; ik wil dat zij met me meêgaat! Ik zal aan mama zeggen dat zij met mij niet heeft willen uitgaan. Germaine belde: de kamenier kwam binnen. | |
[pagina 128]
| |
- Haal Louise hier weg, zeide zij op vasten toon, ik moet met mama spreken en zeg aan mijne zuster, dat ik haar een bezoek zal brengen als zij opgestaan is. De kamenier trok het meisje uit de kamer, maar men kon nog goed haar luid geschrei en hare toornige uitvallen hooren. - Blijf van mijn lijf, leelijke meid! ik zal het tegen mama zeggen. Laat me weêr binnengaan, ik wil het zeg ik u. - Germaine deed de schuif op de deur en het schreeuwen kon men van verre maar meer hooren. - Mevrouw Darboys keek hare dochter treurig aan en zeide haar: - Ik dank u, Germaine, want ge hebt me van een grooten last bevrijd. Van daag zal ik dan ten minste rust hebben. Germaine nam aan de zijde harer mama plaats, zoende hare hand en zeide haar op een vertrouwelijken toon zoo als zij nog nooit tegenover haar had durven aannemen: - Mama, wat heeft hier toch plaats? Gij zijt niet gelukkig! - Gelukkig, helaas! - Mevrouw Darboys liet haar hoofd op den schouder harer dochter zakken; haar hart was te vol en onder een stortvloed van tranen deelde zij Germaine al haar lijden mede. - Spreek mama, zeide Germaine, terwijl zij haar omard hield; ik ben uit naam van Valentine en Armand hier gekomen! Houd toch niets voor mij verborgen! | |
[pagina 129]
| |
- Ik heb u beiden miskend, kinderen; maar Angela heeft u op strenge wijze gewroken! Neen, beste Germaine, laat mij uitspreken, verdedig mij niet tegen mij zelve; 't is niet dan billijk dat ik mij eerst beschuldige alvorens dat bevoorrechte kind te beschuldigen. Als ik het zoo innig niet lief had gehad, dan zoude het mij met meer eerbied behandeld hebben... Zie deze kamer, Germaine; hier leef ik verlaten... altijd alleen, zonder afleiding, zonder vriendschap, zonder troost... terwijl Angela in de wereld groote vertooning gaat maken of feesten geeft waarvan het gedruisch menigmaal tot mij doordringt! - Dus ziet gij haar nooit? - Ja wel, zeide mevrouw Darboys terwijl er een weemoedige glimlach om hare lippen speelde, aan tafel zie ik haar, wanneer zij te huis dineert en 's morgens somtijds een oogenblik, als... Zij eindigde niet. - Ik vermeende dat mama dezelfde kennissen als Angela, ging Germaine voort. - Neen, Germaine; toen wij te Parijs kwamen heeft zij mij met eenige invloedrijke personen in aanraking gebracht, waar mijne tegenwoordigheid voorzeker niet doelloos was; met nieuwjaar brengen die dames mij eene visite en ik maak haar dan eene contravisite en daarbij bepaalt zich alles... De kring waarin Angela verkeert bestaat uit even ijdele jonge vrouwen als zij zelve is, en wanneer zij ze bij haar verzoekt, dan geeft ze mij te kennen dat eene vrouw van mijn leeftijd in die vroolijke en schitterende bijeenkomsten maar een droeve figuur zoude maken. Gij zoudt u daarbij niet kunnen amuseren, zeide ze mij, er komen | |
[pagina 130]
| |
niets dan jonge vrouwen, ik zal u maar op uwe kamer laten bedienen! Zoo doende heeft ze mij zachtjes aan uit hare omgeving gebannen en mij als het ware in mijne kamer opgesloten... - En wat zegt Leopold daarvan? vroeg Germaine, die met gespannen aandacht naar hare mama luisterde. - Leopold zie ik zoo weinig en hij bemoeit zich in het geheel niet met hetgeen er in het huishouden omgaat; hij is als onder zijne werkzaamheden begraven en wordt sterk door eerzucht geprikkeld; om acht uur 's morgens heeft hij menigwerf al eene samenkomst met den minister; hij ontbijt in het ministeriegebouw, hij dineert steeds in der haast en brengt den avond gemeenlijk met allerhande werkzaamheden door. En aan hem zou ik toch voorzeker mijn beklag over Angela niet kunnen doen! Hij weet niet wat ik lijd maar gij, Germaine, hebt zulks geraden! Germaine keek mevrouw Darboys aan; nijpend leed, verborgen kommer en smart, hadden hunne sporen op dat vroeger zoo zachte en opgeruimde gelaat gedrukt; gelijk de tegenspoed het verstand van jonge lieden doet rijpen zoo vervroegt het ook den ouderdom van menschen die reeds de veertig jaren beleefd hebben en het had mevrouw Darboys met onweêrstaanbaar geweld, met ruwe hand tot een vroegtijdigen ouderdom gebracht. Hare grijs geworden haren, hare ingevallen oogen, hare gebogen houding, kwamen hun, die niet in haar smartelijk lot ingewijd waren, voor als het gevolg van een hoogen ouderdom; voor hare dochters waren zij het onmiskenbaar teeken van een langdurig en verborgen lijden. | |
[pagina 131]
| |
- Ik zie er zoo goed met meer uit, niet waar? vroeg zij, toen zij merkte waarop Germaine's oog zich gevestigd had. Ik heb ook zooveel geleden! Ook gij zijt moeder, Germaine, en gij weet hoezeer men zijne kinderen bemint. Gij zult begrijpen wat eene kwelling het is noch met eerbied, noch met liefde, noch met vertrouwen door hen behandeld te worden. Ik heb Angela er aan gewoon gemaakt op mij te rekenen, zij weet maar al te goed hoe teeder zij bemind wordt en zij spaart mij niet... Wanneer ik spreek luistert zij niet naar mij, mijne opmerkingen worden met minachting bejegend en mijne raadgevingen slaat ze beleedigend in den wind; ik bekleed eene plaats noch in haar hart, noch in haar huis; hare dienstboden gehoorzamen mij nauwelijks; hare kinderen, mijne kleinkinderen, doorboren mij het hart... Doch men heeft die onschuldige schepseltjes geen eerbied ingeboezemd, zij volgen slechts het voorbeeld van anderen! - Gij hebt u dus met de zorg van Louise belast, mama? dat moet u veel moeite veroorzaken... - Het kind werd verwaarloosd; Louise leed daaronder; ik heb Angela aangeboden om er zorg voor te dragen en met dat aanbod heeft ze genoegen genomen. - Dat geloof ik wel; maar zij had u een veel geschikter kamer moeten geven. - Dat zou mij minder grieven wanneer ik slechts voldaan mocht zijn over mijne dochter. Wanneer het hart rijk is, wat bekreunt het zich dan om muren of meubels. Maar... zij hield op met spreken: de herinnering aan hare kwellingen deed hare tranen op nieuw | |
[pagina 132]
| |
vloeien; de ondankbaarheid had in dat moederhart eene zoo pijnlijke wonde geslagen. - Angela kan nog veranderen, zeide Germaine op zachten toon; vindt ge goed dat ik eens met haar spreek, mama? - Dan zal zij te weten komen dat ik over haar geklaagd heb! Bovendien, goede Germaine, uwe raadgevingen, uwe vertoogen zouden slechts weinig indruk op haar maken; zij heeft te veel afleiding om tot mij weder te keeren. - Dan moet ge maar naar ons komen, zeide Germaine onmiddellijk! Die uitnoodiging wordt u gedaan door mijn goeden Armand; ons huis staat voor u open, kom ten minste voor eenige maanden bij ons; verlaat Parijs, waar uwe gezondheid ondermijnd werd en kom weêr naar Touraine; mijne kinderen zullen zoo blijde wezen wanneer zij u zagen! Zeg maar dat gij het goed vindt. Mevrouw Darboys scheen zeer aangedaan; zij omhelsde Germaine en drukte haar de hand terwijl zij zeide: - Zoo! zoudt gij uwe mama bij u willen hebben! Noodigt uw echtgenoot mij uit, verlangen uwe kinderen mij te zien, wilt gij haar zoo liefderijk behandelen die u in uwe kinderjaren... die later nog... - Goede mama, viel Germaine haar op smeekenden toon in de rede, ik herinner mij slechts het goede dat ik van u heb mogen ontvangen; schenk mij daarvan nu een nieuw blijk door mijne uitnoodiging aan te nemen! - Ik zal doen wat ge zegt, mijn kind, antwoordde | |
[pagina 133]
| |
mevrouw Darboys; gij zult mij weder eenigszins gelukkig kunnen maken. Weêr bleef zij eenige oogenblikken zwijgend alsof eene smartelijke herinnering haar was te binnen gekomen. - Gedurende eenigen tijd zal ik geheel van u afhangen, ik heb mijn inkomen van twee jaar aan Angela geschonken... zij moest... haar echtgenoot was niet met die schulden bekend... ik heb betaald... - Germaine drukte een zoen op de hand harer moeder en, zonder verder te vragen, zeide zij haar: - Gij behoort ons thans toe! ik zal nu aan Armand schrijven opdat hij even gelukkig worde als ik... Mevrouw is opgestaan en wacht u, zeide de kamenier, terwijl zij de deur half opende. - Zeg niets aan Angela, was het laatste woord van mevrouw Darboys en daardoor bewees zij nogmaals onder welk juk zij gebukt ging. Germaine vond hare zuster in een prachtig slaapvertrek dat naar eene of andere gravure der achttiende eeuw gecopieerd scheen; alles in die kamer, en op de eerste plaats het toilet der jeugdige echtgenoote zelve, voldeed onder elk opzicht aan de eischen en grillen der mode onzer eeuw. De ontvangst was min of meer stijf, maar de vrijmoedige en gulle manieren van Germaine maakten daar weldra een einde aan; deze repte geen woord over hetgeen zij met hare mama gesproken had en bejegende hare zuster met die ongekunstelde en toegevende vriendelijkheid welke haar eigen was. Zij omhelsden elkander, spraken samen over hare kinderen, Germaine met innige teederheid en Angela met een gevoel van | |
[pagina 134]
| |
ijdelheid, waartoe het bijzijn van den schoonen Raoul, die aan hare voeten zat, aanleiding scheen te geven. En gij zult zeker wel eenige dagen te Parijs doorbrengen, wij zullen u Parijs eens laten zien, zeide Angela die zich reeds bij voorbaat over de wandelingen en pleizierpartijtjes verheugde, welke Germaine's verblijf ten gevolge zou hebben. Germaine beaamde op minzame wijze al die plannen; het kwam haar voor, dat zij in eenige kleine zaken moest toegeven om den vrede in het gezin te bewaren, overigens gevoelde zij een groot medelijden voor die jeugdige vrouw die van hare kinderjaren bedorven, gevleid en vergood was geworden en die door het najagen van vermaken zoo ver van het ware geluk verwijderd bleef. Als Germaine hare zuster beschouwde, die bekoorlijk maar tenger, bevallig maar broos was, die door de feesten werd afgemat, die wellicht onder een glimlach slechts kommer en wroeging verborg, dan had zij geen afkeer meer van haar; ja, dan werd zij weder voor haar de kleine Angela aan wie beide zusters gewoon waren alles te vergeven en Germaine ondervond, dat onder alle gebreken meer zwakheid dan boosheid schuilt en dat naast de rechtmatige berisping ook een plaatsje voor goedertierenheid moet openblijven. Aan tafel was het gansche gezin te zamen. Leopold scheen zeer in zijn schik met het bezoek van Germaine die hem over hare mama met zulke genegenheid en zulk eenen eerbied sprak, dat hij er innig door aangedaan werd. Hij gaf haar de hand, terwijl hij zeide: - Gij zijt altijd vriendelijk en goed, zuster, en | |
[pagina 135]
| |
het doet mij genoegen dat gij van mama niet ver af woont. - En ik, voegde mevrouw Darboys er bij, zeg u, beste Leopold en u ook Angela, dat ik eenige weken naar Touraine denk uit logeeren te gaan bij Armand en Germaine. Mijne gezondheid laat wel iets te wenschen over en de buitenlucht zal mij herstellen. - Dat vind ik ook, zeide Leopold beleefd, maar ik hoop dat gij toch weêr bij ons zult komen. - Hoe zoo, mama, wilt gij heengaan! riep Angela met ongeveinsde onrust en verrassing. Maar Germaine nam op minzame wijze het woord op en deed zoo doende de achterdocht van hare zuster verdwijnen. - Ik neem mama maar eens mede, zeide zij; gij moogt alleen het genoegen niet smaken van mama steeds bij u te hebben, kleine Angela; mijne kinderen vragen onophoudelijk naar groot-mama, mijn man verlangt naar haar, tante Honorine spreekt er ook altijd van en zegt dat zij mama voor haar dood nog eens wil zien; zooals gij ziet, hebben wij de meerderheid van stemmen en die is overal geldig.. - Nu, dan zal ik er maar vrede medenemen, zeide Angela ongemeen minzaam, intusschen zal ik mama's kamer wat in orde laten brengen, die een beetje verwaarloosd is. - En waar zal ik blijven? vroeg Louise. - Gij, wel u zal men naar de kostschool zenden, zeide de jeugdige moeder, terwijl zij haar dochtertje gebiedend aankeek. - En als het vacantie is dan zult ge met Raoul | |
[pagina 136]
| |
naar ons komen om het feest van den wijnoogst bij te wonen; papa en mama zullen u meêbrengen, zeide Germaine nog op vroolijken toon. - Ik voor mij zal er gebruik van maken, sprak Leopold, ik moet zeggen dat een reisje naar Touraine mij zeer goed zoude aanstaan: die cijfers, rapporten en commissies begin ik zoo wat moede te worden, en gaarne wil ik voor eenige weken de buitenlucht genieten. Wat zegt gij er van, vrouw? - Angela moet ook bepaald komen en ik beloof u dat ik ter uwer eer al onze vrienden en kennissen zal verzoeken; ik zal feesten geven waarvan men nog lang in Landerneau zal spreken! Angela glimlachte en daar de reis van mevrouw Darboys op dien voet geregeld was, was zulks eene zeer natuurlijke zaak. Germaine bracht eenige dagen te Parijs door en leende zich zeer voorkomend aan al de begeerten harer zuster, die haar naar die plaatsen bracht welke zij zelve gaarne bezocht. Maar al hare rijtoertjes, wandelingen, het bezoeken van kerken, museums, gothische en nieuwerwetsche gedenkteekenen hadden vooral ten doel om elk gesprek en elke verklaring te vermijden, welke haar niet erg op haar gemak zou hebben doen wezen. Zij was voor Germaine bevreesd, zij zocht haar geest op allerhande zaken gevestigd te houden, ze zocht hem als het ware daaraan te boeien. Germaine, die het oogenblik niet gunstig achtte noch tot raadgeving en nog minder tot berisping, deelde gaarne in de haar aangebodene genoegens. Zij was met alle voorstellen omtrent bezoeken aan deze | |
[pagina 137]
| |
of gene plaats te brengen ingenomen, zij bewonderde alles, zij streelde de kinderen en gaf hun speelgoed, zij schonk hare zuster een rijk cadeau, zij sprak dikwijls en lang met Leopold over mevrouw d'Emmerijn en zij ondersteunde in het geheim het wankelend besluit van mevrouw Darboys die, telkenmale als zij bij Angela was, haar niet scheen te kunnen verlaten. Als zij des avonds in haar hôtel kwam, bad zij eerst God, deed vervolgens in haar leuningstoel eene kleine lezing en schreef aan Armand en Valentine; aan deze meldde zij: ‘Over twee dagen vertrekken wij; mama gaat met mij mede naar Touraine. O wat hebt ge goed gedaan door mij naar Parijs te zenden; mama stierf daar om zoo te zeggen, van verdriet en verlatenheid; maar zij zal, als zij de lucht van haar geboortegrond weêr inademt, herleven, zij zal te midden mijner dierbare kinderen gelukkig wezen. Herinnert ge u nog wel dat ge mij op zekeren dag hebt gezegd: Uwe mama zal u misschien noodig hebben. Die dag, beste Valentine, is thans aangebroken en ik betuig er den Heer mijnen dank voor. Ik heb uwe eerwaarde gezellin, zuster Vincentia, gezien en ik heb haar hartelijk omhelsd, die eene trouwe en geheime troosteres van mama is geweest. Uw geest waakte over haar, zelfs toen gij niet meer bij haar waart. Vaarwel, beste zuster.’ De dag die tot de afreize bepaald was, brak aan en hoezeer Angela ook jegens mama had misdaan, toch nam deze met een ontroerd hart afscheid van haar; zij hield haar lang omarmd, sprak haar teeder | |
[pagina 138]
| |
aan en begon te weenen toen zij een zoen op het voorhoofd der verwonderde en nieuwsgierige kinderen drukte. Germaine moest haar als met geweld naar het rijtuig brengen. - Gij zult toch wel terugkomen niet waar, mama? vroeg Leopold. Mevrouw Darboys antwoordde door een onbepaald gebaar, terwijl zij haar blik op hare dochter gevestigd hield die op dat oogenblik zelve ontroerd scheen te zijn. Germaine drukte de hand van haar zwager, maakte een kushand voor hare zuster en zeide op vasten toon tot den koetsier. - Vooruit, naar het Westerstation. En als in triomf nam zij hare mama met zich mede. De dag begon reeds aftenemen toen zij te C... aankwamen...; het uitspansel, het veld en het huis schenen tot hunne ontvangst als getooid te wezen. Armand wachtte ze voor het hek af. Zij stegen uit het rijtuig en nadat hij zijne vrouw teeder omhelsd had, hield hij zich uitsluitend met mevrouw Darboys bezig. Zij gingen door den heerlijken tuin, waaruit hun balsemgeuren schenen tegen te waaien; de kinderen, die in feestgewaad gedoscht waren, wachtten haar op den stoep af; zij hieven een vreugdegejuich aan. Mama, grootmama! waren de uitroepen welke der beide vrouwen tegen klonken; de kleine Maria kwam het eerst met nog wankelende schreden aangeloopen en bood aan hare mama een ruiker aan, waar achter haar blond hoofdje zich verborg. De kamer, waarin mevrouw Darboys zoude logeeren, | |
[pagina 139]
| |
was de aangenaamst gelegen, de vroolijkste van het geheele huis; zij was met zeer veel zorg versierd en ingericht naar den smaak van haar welke ze betrekken zou. Een portret van Angela, in vroegere jaren door Germaine geschetst, was bij het bed gehangen, het balcon prijkte met tal van prachtige bloemen en door de half geopende vensterramen drong de frissche en gezonde geur van het pas gemaaide hooi binnen. Marcel was zijne mama nageloopen en had op geheimzinnigen toon gezegd: - Ik zal mijne tortelduifjes midden tusschen de bloemen zetten dan kan grootmama ze morgen vroeg zien... en ik zal er eens van tijd tot tijd naar komen kijken... Ook de tafel had een feestelijk aanzien, het fijnste linnen, het zilverwerk, het beste porselein versierden de tafel even als op een plechtigen feestdag en de overheerlijke vruchten van Touraine, welke tusschen de schilderachtigste bloemen zich schenen schuil te houden en verrukkelijk bloosden, zouden een vorstelijk nagerecht geene oneer aangedaan hebben - Dat is een feestmaal! zeide mevrouw Darboys half lachende. - Van verwelkoming, zeide Armand opgeruimd; reeds sedert geruimen tijd wenschten wij u bij ons te hebben. Des avonds als de sterren aan het hemelgewelf schitterden en flikkerden, wanneer een frisch koeltje door het dicht gebladerte ruischte en een verkwikkenden veldgeur met zich voerde, wanneer alom eene aangename stilte heerschte en Gabrielle op den schoot harer | |
[pagina 140]
| |
grootmama ingeslapen was; wanneer Marcel de fabel van het konijn en den watervogel opzeide, dan viel het mevrouw Darboys, die thans ver van het gewoel der groote wereldstad verwijderd was, gemakkelijk om haar doorgestaan leed te vergeten. Men had zelfs Angela vergeten, zoo niet een persoon nog aan haar had gedacht te weten: hare moeder, wier hart van liefde voor dat kind overvloeide; deze smaakte desniettemin alle genoegens welke rust, welstand en innige genegenheid scheppen kunnen en dikwijls door een dankgevoel gedreven vatte zij de hand harer dochter en Armand en zeide hun: Hoe wel bevind ik mij hier, God moge er u voor zegenen. |