| |
| |
| |
Hoofdstuk XIII. Zonneschijn.
De trouwdag was aangebroken; Germaine die ontroerd en ernstig gestemd was, maakte de haken van haar wit satijnen trouwkleed vast; reeds prijkte de bloemenkrans in hare vlechten en hare mama bracht de plooien van den sluier in orde, welke het toilet eener bruid voltooien. Angela, die bij den schoorsteen stond en prachtig uitgedoscht was, bekeek hare zuster van top tot teen; zij bezag tevens nauwkeurig een kistje waarin eene diamanten borstspeld en diamanten oorhangers glinsterden, welke de schoonste gekleurde lichtstralen uitschoten. Angela hield ze nu eens dicht bij zich dan weder ver af, en scheen geheel door hare lichtspeling bekoord te worden.
- Doet ge nu de broche aan? zeide zij eindelijk tot Germaine.
- Neen nu niet; ik zal ze voor het diner aandoen.
- O!... 't is inderdaad een zonderling denkbeeld, u die diamanten te geven, u, die uw geheele leven op een dorp denkt door te brengen.
- Mijnheer Leglève heeft die diamanten ook niet gekocht; zij zijn van zijne mama zaliger, zooals ik u gisteren gezegd heb.
- Nu, ik weet wel, dat men gelukkig is iemand te huwen die brillanten in den bruidskorf kan leggen, terwijl anderen....
Zij keek met minachting en verstoord naar hare bra- | |
| |
celetten, welke geene andere waarde hadden dan die van den smaak, die ze gekozen had.
Eene bracelet van mozaïek, eene andere van kleine turquoises, dat beteekent niet veel... reine de Golconde...
- Maar Angela, zeide Germaine, wie dat gesprek hinderde, herinnert gij u niet meer dat gij twee cachemiren shawls verlangd hebt... een witte en een zwarte... gij hebt tusschen juweelen en shawls kunnen kiezen...
- Mijne shawls, wel, daar heb ik al geen hart meer voor... diamanten! ja, dat is iets anders...
Indien Germaine op dat oogenblik had kunnen beschikken over hare schitterende juweelen, welke men haar daags te voren had ter hand gesteld, dan zou zij ze aan hare zuster geschonken hebben... Welke schatten konden dan ook tegen dien inwendigen vrede opwegen welken zij zoo gelukkig was te smaken; welke geschenken zouden haar te groot, te kostbaar geweest zijn, om in eene kalme gemoedsstemming te kunnen blijven?... Mevrouw Darboys leed ook door de spijtige aanmerkingen harer dochter, welke een verlangen te kennen gaven, dat zij op dat oogenblik niet bevredigen kon; volgaarne zou zij de hulp der toovergodinnen ingeroepen hebben, om aan de voeten van Angela de kostbare gesteenten neder te leggen, waarop zij zoo scheen betooverd te zijn; en zij prentte ten minste diep den wensch harer dochter in haar geheugen, die voor haar, even als alle andere grillen van Angela, een dringend bevel werd.
Angela had het kistje weder gesloten en op tafel geworpen.
| |
| |
- En ge gaat dus geen huwelijksreisje doen? zoo ging zij voort.
- Wat! geen huwelijksreisje? zeide Germaine en wij gaan naar Kamerijk om Valentine een bezoek te brengen.
- Naar Kamerijk! naar eene der vervelendste steden van Frankrijk! wel dat zal een schoone reis wezen.
- Welnu, wat kan mij de stad schelen als ik Valentine maar zie.
- Ik sta verbaasd dat ge met zoo'n bagatel tevreden zijt, wat mij betreft, ik ben naar de Pyreneën geweest en waarlijk, daar kon ik nog niet zoo erg over roepen. De wittebroodsdagen en het huwelijksreisje komen maar eens voor.
- Het is tijd Angela om uw shawl te gaan om doen, en uw echtgenoot te gaan roepen, viel hare mama haar in de rede. De gansche familie is reeds in het salon.
- De familie Leglève ook? Nu dan zullen we wondere gezichten zien. Pardon, Germaine, Armand maakt nog zoo'n slecht figuur niet... waarlijk niet.
Zij ging al lachende heen en Germaine kon hare kalme en tevens ernstige gedachten wederom voortzetten. Even als altijd verkeerde zij ook thans in eene bedaarde gemoedsstemming en in hare houding spiegelde zich haar vreedzaam en vertrouwend hart af. De tranen zelfs die zij stortte toen zij den huwelijkszegen ontving, toen zij de hand die haar op 's levens baan moest ondersteunen de hare voelde drukken, toen werden hare tranen onuitsprekelijk zoet.
Dien dag brak er voor haar maar een enkel pijnlijk oogenblik aan namelijk toen zij afscheid van hare | |
| |
mama nam, die ook toen tranen stortte even als bij het vertrek van Valentine.
Na de terugkomst van haar huwelijksreisje, hetwelk men enkel een godsdienstige pelgrimstocht naar het land der vriendschap zou hebben kunnen noemen, betrok Germaine onverwijld de voor haar bestemde woning, die woning waarin zij veel geluk hoopte te smaken en waarin vele heilige plichten haar wachtten. Daar zij door de bedrijvigheid welke op de publieke wegen heerscht vermoeid was, kwam het haar als een vredesvisioen voor, toen haar echtgenoot haar bij eene kromming van den weg een heerlijk dorp aanwees dat bezijden den weg lag en haar een huis toonde dat op kleinen afstand van daar gelegen was, welks witte gevel aangenaam bij het groen, waarin het als gedoscht was, afstak.
- Dat is onze woning, Germaine; goede, beste vrouw wees er welkom, zoo sprak hij.
Het was niet mogelijk eene betere woning uit te denken ter herberging van het geluk. Dat groote, tusschen Chinon en Richelieu gelegen dorp, aan den oever eener kleine rivier, welke haar kristal helder water als eene schatting aan de Loire brengt, vereenigt alles in zich wat het schilderachtige van landschappen aanbrengt, zoo als: koesterend zonlicht, schaduwrijk loover, prachtige golving van het terrein en statige strooming van den vloed. De woning van mijnheer Leglève was van de laatste pachthoeve van het dorp gescheiden, door een uitgestrekte boomgaard, welks nooten- en appelboomen onder den last hunner vruchten nagenoeg bezweken; schoon het huis van ouderwetschen bouwtrant was, bood het desniettemin een bekoorlijk uitzicht; het was uit eene | |
| |
soort van witten steen gebouwd aan welken de tijd eene ambertint gegeven had; de noordzijde van het gebouw was met het immer groene klimop bewassen; de zuidzijde was met cobéa's, glycinea's, kamperfoelie en dievekruid omslingerd en omringden de vensters door hunne guirlandes als in veelkleurig lijstwerk. De stoep was met purperen geraniums en witte jasmijnen omkransd; Armand wees aan zijne vrouw een in het lommer staande en door bloemen omringde bank aan.
- Wij zullen daar 's avonds gaan zitten, zeide hij om de zon achter het kastanjebosch statig en in een oceaan van zevenkleurig licht te zien ondergaan. Zij traden het huis binnen.
Germaine had het reeds lief voordat zij het nog gezien had en toen zij er bezit van had genomen beviel het haar nog beter. Alles zag er evenwel eenvoudig uit; in het salon stonden niets dan ouderwetsche meubels en er hingen geene andere schilderijen dan ouderwetsche portretten maar men had er het uitzicht op het parterre, van waar de heerlijkste rozengeur opsteeg; het slaapvertrek zag er eenvoudig maar vroolijk uit; de eetzaal was ruim en op zijn ouderwetsch gemeubeld en het plafond was van stevige eikenbalken voorziien; deze zag op die fraaie kastanjelaan uit, die de zon op dit uur in haren goudgelen gloed hulde. In het studeervertrek van Armand zag men de schatten der winteravonden, de werken der oude en nieuwe katholieke moderne schrijvers en de keurigste boekdeelen, allen even godsdienstig, vulden zijne fraaie bibliotheek. Kortom, overal straalde zindelijk- | |
| |
heid en netheid Germaine tegen. De bosschaadjes waarin schilderachtige wandelwegen waren en de moestuinen die op hunne beurt heerlijke diners beloofden, wekten de bewondering van Germaine, even zoo was het met de rozen, perziken, abrikozen en bloemkoolen.
Zij was minzaam jegens de dienstboden, streelde de honden van Armand, keek met genoegen naar den geit, de witte duiven en de krielhennetjes en maakte het plan om de zorg voor de voeding van die dieren op zich te nemen. Om kort te gaan, zij was gelukkig en de gedachte aan Valentine, die zij ook gelukkig had gezien, vermeerderde hare vreugde nog.
Het geluk valt niet te beschrijven; het is niet mogelijk die aangename eentonigheid van gelukkige dagen evenmin als die dagelijksche voorvallen te schetsen welke in het oog van den onverschillige zoo gering en voor hem die bemint zoo gewichtig zijn. - Eene korte afwezigheid welke door briefwisseling wordt verzacht, eene wandeling in het veld, het eerst gevonden viooltje aan den ingang van het bosch, eene voorlezing, en eindelijk de geboorte van het eerste en vurig verlangde kind, al deze genoegens smaakte Germaine in hare echtvereeniging; haar fijn gevoelig hart en haar scherpzinnig verstand wist die vreugde naar waarde te schatten; zij leefde ver van het gewoel der wereld verwijderd, die menigwerf het grootste en zuiverste geluk voor kleine genoegens ten offer brengt; een ruil welke met die der wilden op eene lijn kan gesteld worden, die goud voor glaswerk verruilen. Germaine smaakte al die vreugde welke uit een door God gezegenden | |
| |
echtbond voortvloeit; vooral werd haar de onuitsprekelijke moedervreugde niet ontzegd, want in een tijdsverloop van drie jaren, stonden twee wiegen in hare woning, waaruit men gereedelijk kan afleiden, dat het gezin eene dubbele vermeerdering had ondergaan; dit legde Germaine heilige en te gelijk aangename plichten op. Zij zelve meldde Valentine haar geluk, zonder vrees van eenigen naijver bij haar gaande te maken, want zij wist dat Valentine's liefde en verwachtingen van een verhevener orde waren.
Beste Valentine,
Armand is naar het rechthuis en oordeelt de kleine geschillen onzer boeren; Gabrielle zit met hare houten lammetjes op een graszode te spelen; Marcel slaapt met geslotene vuisten in zijn wiegje; nu ben ik alleen en heb een oogenblik vrijen tijd en daarom wil ik mij met u onderhouden. Gij zult het voorzeker niet in twijfel trekken dat ook de geboorte van dit tweede en tevens vurig verlangde kind, mij overgelukkig heeft gemaakt! Ik heb dus eene reden te meer om den goeden God erkentelijk te wezen, die, schoon Hij mij veel heeft ontnomen, tevens veel heeft wedergeschonken; mijn hart vloeit dan ook van dankgevoel jegens Hem over en ik richt mijne zwakke bede tot Hem voor degenen die ik lief heb. Wanneer ik mij in deze vreedzame woning zie, te midden van een landschap dat een schilder zou benijden; wanneer ik, zooals thans, de nachtegaal in het leliën- en seringenboschje verrukkelijk hoor slaan, wanneer ik aan dien voor mij zoo goeden, zoo minzamen echtgenoot denk, die | |
| |
uwe teederheid voor mij, beste tweelingszuster, schijnt overgeërfd te hebben, wanneer ik aan onze kindertjes denk, die de kroon van ons huwelijksleven uitmaken, dan ontwelt een vurig dankgevoel aan mijn hart dat zich in gebed poogt op te lossen.... Gij hebt mij gezegd dat gij hetzelfde zalige gevoel smaakt, wanneer gij aan uwe roeping denkt en overweegt door welke bewonderenswaardige middelen God u daar gevoerd heeft, waar het Hem behaagde dat gij wezen zoudt; toen gij u den wil der Voorzienigheid zoo rechtstreeks zaagt geopenbaard, gaaft gij u geheel en al aan uwe grenzelooze dankbaarheid over. Schoon wij op verschillende wegen geplaatst zijn, zoo zullen wij nochtans elkander blijven begrijpen.
Eéne zaak echter baart mij kwelling en onrust, te weten: de positie van mama. Mij dunkt dat zij er treurig en bekommerd uitziet, zij veroudert en heeft die bekoorlijke opgeruimdheid verloren, welke hare manieren zoo lieftallig en haar omgang zoo gezellig maakte. Zij beklaagt zich over niets en over niemand en evenwel geloof ik niet dat zij gelukkig is en ik durf haar dienaangaande niets vragen; gij begrijpt wel dat mama mij het antwoord schuldig zou blijven
Angela maakt het goed, haar kleine Raoul is een lief en beeldschoon kindje; mij dunkt dat hij op mama gelijkt, althans de familietrekken in zijn wezen zijn onmiskenbaar. Mama en mevrouw d'Emmerijn betwisten elkander de gelijkenis en zij vervullen zoo degelijk hare taak van grootmama's dat Angela niets meer te doen staat dan het kind lief te hebben. Zooals ge ziet, loopt haar leven zoo als het begonnen is - | |
| |
langs een gemakkelijken weg. - Haar echtgenoot houdt zich ernstig met het vervullen der plichten zijner betrekking bezig, hij geeft er zich geheel en al aan over. Ik geloof niet dat hij van heerschzuchtige plannen volkomen vrij te spreken is. Ik denk dat hij niet tevreden zou zijn met eene betrekking als vrederechter te C....! en wij voor ons, vinden ons lot zoo benijdenswaardig.
Marcel wordt wakker en verplicht mij van u te scheiden. Vaarwel dan zuster, vaarwel beste Valentine; duizendmaal omhels ik u. Bid voor Armand, de kindertjes en uwe zuster.
Germaine Leglève.
P.S. Gabrielle vraagt dikwijls uit haar zelve om uw portret te omhelzen. Over een of twee jaar zal ik met haar eens naar u toekomen.
Terwijl Germaine zoo aan Valentine schreef, deelde zij haar alles mede opzichtens haar eigen persoon maar niet al hetgene wat zij van Angela en hare mama wist, want zij besefte dat zulks aan hare zuster tot groote onrust zou strekken; zij wilde haar, die arbeid en opoffering tot haar aandeel had gekozen en bovendien een strengen regel te onderhouden had, geene kwelling veroorzaken en zij verzweeg hetgeen er van tijd tot tijd uit het huishouden van mevrouw Darboys uitlekte. Jufvrouw Honorine en mevrouw d'Emmerijn vertelden haar een en ander zonder dat zij er nog naar gevraagd had.
| |
| |
- Het schijnt, zeide jufvrouw Honorine dat Angela den baas zoekt te spelen; zij heeft mama te kennen gegeven dat zij voortaan het bestuur van het huishouden op zich wilde nemen en dat de dienstboden van niemand anders dan van haar orders hadden te ontvangen
- En heeft mama daarmede genoegen genomen?
- Doet zij dat altijd niet? Is zij niet de zeer nederige en alleronderdanigste dienares van Angela? Is zij niet uitermate bevreesd haar te mishagen en daardoor het samenwonen onmogelijk te maken?
- Maar om welke reden neemt Angela dan toch het bestuur van het huishouden op zich? Men kan geene betere huishoudster verlangen dan mama is.
- Daar zit juist de knoop. Men vindt haar te spaarzaam, te zuinig; zij houdt met den vooruitgang geen gelijken tred, zij wil zich met de nieuwigheden of liever met de uitvindingen der weelde niet vereenigen men vond dat zij bekrompen en karig in alles te werk ging. Angela zal daar nu eens eene geheele verandering in brengen! Daaruit zal nu natuurlijk voortvloeien dat uwe mama voortaan bij hare kinderen zal inwonen en niet hare kinderen bij haar.
- Des te erger! antwoordde Germaine treurig.
- Dit is zoo, maar wat zal men er aan doen? 'T is zeker niet verstandig van mevrouw Darboys, hardnekkig verouderde gewoonten te blijven aankleven en hare verouderde denk- en handelwijze niet eenigszins te willen laten varen, daarvan niet eenigermate af te gaan; als men van eene zelfzuchtige dochter afhangt dan moet men zoo stijf niet op zijn stuk | |
| |
blijven staan en verouderde gebruiken niet in stand willen houden.
- Afhangt!
- Ja, afhangt, zij is door haar hart afhankelijk; om dat hart is haar een keten geklonken en stevig, geloof me. Wat stelt zij al niet in het werk om een vriendelijken blik van Angela te verwerven! Onlangs nog, het was juist het geboortefeest uwer zuster; op het oogenblik dat zij zich ging kleeden, heeft zij op hare toilettafel twee diamanten knoppen gevonden die de nog openstaande vakjes van haar juweelkistje gevuld hebben. Zulks was eene kleine attentie van mevrouw Darboys.
- En wat zegt Leopold wel?
- Die zegt niet veel. Die houdt zich geheel met zijne betrekking bezig en moeit zich weinig met hetgeen in het huishouden voorvalt. Onder ons gezegd, Germaine, hij heeft niet gevonden wat hij zich voorgesteld had.
Germaine zuchtte, want zij dacht aan mevrouw d'Emmerijn die aan dien eenigen zoon al hare genegenheid bewees en in hem al hare vreugde stelde en die ongetwijfeld veel moest lijden daar zij hem niet gelukkig zag; zij begreep beter dan ooit het hart eener moeder nu zij aan de wieg van Marcel zat. Overigens verborg mevrouw d'Emmerijn haar hare kwellingen niet, hare vriendschap voor Germaine was te groot dan dat zij niet vertrouwelijk met haar omgegaan zou hebben en somtijds zeide zij haar:
- Mijn zoon heeft zijn ideaal gehad juist zoo als menig ander jong mensch, maar hij heeft gemerkt dat | |
| |
zijn ideaal niets dan eene zinsbegoocheling was. Hij zou gaarne huiselijk geluk hebben gesmaakt, zijne vrouw en kinderen de grootste plaats in zijn hart hebben doen innemen, maar uwe zuster heeft hem niet begrepen. Op de eerste plaats bemint zij zich zelve en dan de wereld waarin zij eenigen opgang maakt. Haar gemoed is ledig en koud. Raoul is aan de zorg eener bonne toevertrouwd, mijn zoon ziet hem bijna nooit; wanneer hij voor het ontbijt, het middag- of avondmaal binnenkomt, dan is hij gemeenlijk getuige van een of ander geschil tusschen Angela en hare mama of hij hoort Angela de dienstboden op zeer ruwe, zeer harde wijze bekijven, en als er geen wolkjes aan de lucht zijn dan loopt het gesprek over de wereld, het toilet enz. enz. Bijvoorbeeld: gisteren stonden er twintig speeltafeltjes bij mevrouw A... - Mevrouw B. had schoone kanten van Chantillij op haar kleed? Hoe leggen het die menschen toch wel aan om zulk eene weelde vol te houden? Mevrouw C. had nu al voor de vierde maal een nieuwen hoed... in één saisoen. Ge begrijpt wel Germaine dat mijn zoon, die een degelijk en wetenschappelijk man is, liever gesprekken van anderen aard zou willen hooren.
- Waarom heeft hij niet beproefd om mijne zuster zoo wat te vormen.
- Dat zou met te veel, al te veel moeite gespaard zijn gegaan. Men kan niet veel invloed op ongevoelige, koude wezens uitoefenen; het marmer wordt wel door den hamer verwerkt, maar Leopold wilde geen hamer wezen.
| |
| |
- En aambeeld zeker ook niet? zeide Germaine half lachende.
- Neen, dat ook niet. Hij heeft zijn levensdoel op een ander punt gericht, namelijk op de zucht om uit te munten, te schitteren in de geleerde wereld.
Mevrouw d'Emmerijn had een juisten blik in de gemoedsstemming van haar zoon geworpen; daar hij van het huiselijk leven een afkeer had gekregen, had hij in zijne studiën genoegen en voedsel voor zijn bedrijvigen gemoedsaard gezocht en hij werkte, om zijne zucht tot grootheid te voldoen, met die volharding welke den geëmploieerden van den Staat eigen is en waarbij de geldzucht van een joodschen bankier nog volstrekt niet kan vergeleken worden. Als men al zijn krachten inspant en daarin volhardt, verwerft men gemeenlijk wat men begeert. Leopold verwierf de plaats waarnaar hij gedongen had en ten laatste werd zijn vurigste wensch vervuld door zijne benoeming om te Parijs een der gewichtigste posten te bekleeden bij het ministerie, waarbij hij werkzaam was.
Mevrouw Darboys deelde dat nieuws in persoon aan Germaine mede.
- En zult gij met Angela daar naar toe trekken, mama? zeide Germaine, welke door die verandering van woonplaats geheel onthutst was.
- Maar hoe kan dat anders? Zij heeft immers twee kinderen en zooals ge weet is Raoul niet van een buitengemeen sterk gestel en is Louisa nog maar twee maanden oud; eene verandering van woning, eene verhuizing, eene verplaatsing baart steeds tal van zorgen.., te Parijs zal zij wat meer in de wereld moeten ver- | |
| |
schijnen, om der wille van den stand van haar man... zij zal behoefte aan mij hebben en zij heeft mij verzocht haar niet te verlaten...
Mevrouw Darboys' gelaat teekende groote voldoening, eene behoefte voor hare dochter te worden was het levensdoel van Angela's mama geweest.
- Ik zal te gelijk gelegenheid hebben, ging zij voort, Valentine een bezoek te kunnen brengen daar zij te Val-de-Grâce is; dat zal mij veel genoegen verschaffen. En gij zult ons toch wel eens komen opzoeken, niet waar, Germaine....
Het onderwerp van het gesprek werd zeer oppervlakkig behandeld en daar mevrouw Darboys eindelijk het belangrijkste verzweeg zoo durfde Germaine daar niet van ophalen. Mevrouw Darboys zou voor niets ter wereld aan Germaine hebben medegedeeld dat zij in hare bevoorrechte dochter niet dien lang verwachten en vurig verlangden terugkeer had gevonden en Germaine was èn te fier om op eene vertrouwelijke mededeeling aan te dringen èn te kiesch om haar geluk te roemen voor haar wier ziel door droefheid overstelpt en wier oog menigwerf door tranen verduisterd was.
Zij verlieten elkander dus, zonder dat hare harten, die toch reeds zoo lang gescheiden waren, door den band eener openhartige mededeeling vereenigd werden. Maar toen de avond gevallen was, weende Germaine aan de zijde van Armand en bij haar avondgebed voegde zij nog deze verzuchtingen: - Waak, o Heer, over mama! Geef mij, o Heer, voor al mijne kinderen eene gelijke liefde!
De brieven welke zij van hare mama en Angela ont- | |
| |
ving droegen niet in het minst den stempel van vertrouwelijkheid; zij voelde dat zij veel voor haar geheim hielden. Angela sprak van Parijs; zij schiep er somtijds behagen in hetzelve te beschrijven en zij liet nooit na de deftige kennismakingen te melden welke door den rang van haar man waren aangeknoopt geworden. Mevrouw Darboys' brieven kenmerkten zich door bondigheid; zij sprak over de moeielijkheid van eene geschikte woning te vinden, over de verveling welke de dienstboden haar menigwerf veroorzaakten, over kleine ongesteldheden van Raoul of Louise en dan eindigde zij op eens met eenige complimenten voor Armand en de kinderen en in al hare brieven vermeed zij met zorg het bespreken van hare persoonlijke belangen.
- Mama Darboys is alles behalve vertrouwelijk, zeide Armand dikwijls.
- Voor ons - antwoordde zijne echtgenoote treurig, want de toestand van hare mama was voor haar de onder de doornen verscholen roos, een dier denkbeelden welke onze gedachten kwellen en ons beletten hier op het ondermaansche een onverstoord, een volmaakt geluk te smaken.
Valentine had haar gedurende eenigen tijd kunnen melden hetgeen zij aangaande hare mama wist en raadde, maar thans was zij niet meer te Parijs; zij was moeder-overste geworden van een der hospitalen van Toulouse. Ook zij had niet in het vertrouwen harer mama gedeeld en zij was met een ongerust gemoed uit Parijs vertrokken.
Op een avond der maand Juni zaten Armand en zijne vrouw op het terras, van waar zij de zon met | |
| |
onbeschrijfelijke pracht in het Westen konden zien ondergaan; hunne kinderen speelden op een paar schreden van hen in het gras; hunne gemoedsstemming was kalm en alles rondom hen ademde vrede, toen een bediende een pakje brieven, brochuren en dagbladen bracht.
- Daar hebt ge uw berichtgever, Germaine, zeide Armand vroolijk, terwijl hij een dagblad en een brief aan zijne vrouw overhandigde.
- Die brief komt van Valentine, zeide zij met vreugde. Eerst las zij binnen 's monds, toen zij aan het einde der tweede bladzijde kwam, las zij vluchtig en zeide tot Armand.
- Luister, wat zij schrijft:
Toen ik Parijs verliet, had ik zuster Vincentia verzocht van tijd tot tijd en zooveel als zulks de regel toelaat mama te gaan bezoeken. Dat stelde mij eenigermate gerust, want schoon mama bij hare dochter en haar schoonzoon is, zoo scheen zij mij toch zoo alleen te staan in dat uitgestrekte en zorgelooze Parijs. Tweemaal heeft zuster Vincentia mij laten weten, dat mama in goeden welstand verkeerde maar thans schrijft ze mij zelve; zij zegt mij dat, als zij haar hart recht uit moet spreken, zij moet zeggen dat zij mama zeer ziek of wel zeer ongelukkig vindt... Zij heeft haar zien weenen. En toen de gevoelvolle, medelijdende zuster haar gevraagd heeft of zij ook door eene of andere smart gekweld werd, heeft zij geantwoord: dat het niets dan eene zenuwaandoening was. Mama was niet zenuwachtig, Germaine. Wat heeft daar toch plaats? De regel, de gehoorzaamheid houdt mij hier terug; ik kan | |
| |
zoo maar niet naar Parijs gaan en ik moet u zeggen dat mijn hart en geest daar zijn.... de goede God eischt dit offer van mij en ik ben verplicht Hem hetzelve te brengen. De Hemel lijdt geweld, maar het geweld dat men zijn hart moet aandoen is wel het pijnlijkste.. Maar gij, beste Germaine, zijt vrij en uwe kinderlijke liefde zal u de middelen aan de hand geven welke daar aangewend moeten worden.
Vaarwel, beste zuster, omhels uwe lieve kinderen voor mij en zeg aan uw man, mijn geliefden broêr, dat ik steeds eene zwakke bede hemelwaarts zend voor hem, die mijne Germaine gelukkig maakt.’
- Ge moet naar Parijs, gij moet onmiddellijk vertrekken, zeide Armand op vastberaden toon.
- Zoo dacht ik er ook over, zeide Germaine. Helaas! in welken toestand zal ik mama wellicht aantreffen?
- Waarschijnlijk in een zeer ongelukkigen toestand; zij woont verre van de haar vroeger zoo dierbare streken met een onverschilligen schoonzoon en eene zelfzuchtige dochter, om niets ergers te zeggen.
- En wat valt er alsdan te doen? Hoe verbetering in dien toestand te brengen?
- Ge moet uw best maar doen, Germaine, uw hart zal u wel eene heilzame gedachte ingeven en ons huis staat, zooals gij weet, als uwe mama het te Parijs moede is, altijd voor haar open. Ik machtig u haar dat mede te deelen.
- Hoe goed zijt ge toch, Armand! riep Germaine, terwijl zij hem omhelsde.
- Morgen moet ge vertrekken, hernam hij. Ik zal, zooals ge zien zult goed op de kinderen passen.
| |
| |
- U verlaten! hen verlaten! zeide zij met een zucht... O als het niet voor mama ware!
Hare drie kinderen kwamen juist op dat oogenblik binnen, zij riep ze bij zich, omhelsde ze en zeide tot de beide oudsten:
- Ik ga naar uwe grootmama:
- Mama moet grootmama hier naar toe brengen, antwoordde Gabrielle, ik zal voor haar al mijne fabelen opzeggen.
- Ik zal mijne tortelduifjes in hare kamer zetten dan kan zij er meê spelen, zeide Marcel, die voor zijn zusje niet scheen te willen onderdoen.
- Gij zult haar zeggen dat onze kleinen haar uitnoodigen, voegde Armand er bij, terwijl hij zijne kinderen opnam en als in triomf naar het slaapvertrek bracht.
|
|