De drie zusters
(1870)–August Snieders– Auteursrechtvrij
[pagina 99]
| |
ken, hare teekenpennen, hare naald, kortom, daar vond zij alles terug wat hare smart kon lenigen en den tijd bekorten; zij bemoeide zich volstrek niet met hetgeen in het huishouden voorviel. Dikwijls las zij in de Navolging van Christus die zulk een aangenamen troost aan de ingetogen ziel verschaft en zulk een oordeelkundigen raad verstrekt aan hen die van het karakter van anderen te lijden hebben. Andere afleidingen waren haar voorbehouden; des morgens kreeg zij zeer dikwijls een bezoek van jufvrouw Honorine die haar telkens een prachtigen, te Roche-Corbon geplukten ruiker medebracht; des avonds kwam mevrouw d'Emmeryn haar menigmaal met haar werk gezelschap houden en als mevrouw Darboys met de jonggehuwden partijen ging bijwonen, ging zij bij Germaine aan den vuurhaard zitten. Dan kon zij zonder terughouding hare bekoorlijkheid van hart en geest aan mevrouw d'Emmeryn toonen, die hare vriendschap zocht; en schoon zij merkelijk veel in jaren verschilden zoo vereenigde hen toch de band der oprechtste en innigste genegenheid. Jufvrouw Honorine bracht zeker veel daartoe bij; ook zij was de vriendin van mevrouw d'Emmeryn geworden en daar de mond spreekt van datgene waarvan het hart overvloeit, zoo sprak zij haar over Germaine en, zonder het te willen deelde zij trapsgewijze datgene mede dat Germaine steeds verborgen had gehouden, te weten het geheim harer deugden en kwellingen. Die vertrouwelijke mededeelingen maakten een smartelijken indruk op mevrouw d'Emmeryn; reeds had hare ondervinding als vrouw van vijftig jaar haar Angela's karakter volkomen | |
[pagina 100]
| |
doen kennen; zij had tot op den bodem van dat zelfzuchtig en lichtzinnig gemoed gelezen; zij had door haar instinct als moeder de moederlijke naijver en jaloerschheid van mevrouw Darboys ontdekt, zij had zelfs eenige dier kleine huiselijke tooneelen bijgewoond, waartoe eene gekwelde heerschzucht, ongeduld en minachting licht aanleiding geven en zij vreesde dat het huwelijksgeluk van haar zoon spoedig daardoor zoude verstoord worden. - Hij heeft het geluk niet tot zijn deel erlangd, zeide zij menigwerf onder het slaken van een zucht; hadde ik Germaine maar beter gekend, dan zoude ik hem gedwongen hebben om gelukkig te wezen. Die gedachten hielden dikwerf haren geest bezig en zij sprak op bescheiden wijze met jufvrouw Honorine over de toekomst van Germaine. Mijn broêr en ik wenschten haar in den echt te zien treden zeide jufvrouw Honorine, om op haar geliefkoosd thema te komen; maar mevrouw Darboys schijnt er zoo niet over te denken; want zij vertelt een ieder tot vervelens toe dat Germaine niet tot den huwelijken staat genegen is. - Is dat zoo? - Wel, mevrouw, Germaine's karakter is te edel en te kiesch om zich over liefdeshistories mager en ziek te denken, en als zij niet huwt, zal zij even doen als ik en tal van anderen gedaan hebben; maar nooit heeft zij te kennen gegeven dat zij geen huwelijk zoude willen aangaan. Ik vraag het u, om welke reden zou zij ongehuwd behoeven te blijven. Welk genoegen heeft zij? Welke vriendschap bewijst men haar? Mevrouw | |
[pagina 101]
| |
Darboys denkt aan niemand dan aan Angela en ziet niemand dan haar; zij bemint ze zoozeer dat zij er jaloersch op is! Zij brengt haar tijd door met hare dochter te berispen en ze te vergoden.... En wat voor genot smaakt Germaine intusschen? Zij zit eenzaam, verlaten, als de mosch op het dak, zooals de Schriftuur zegt. Felix en ik zijn al te bejaard, al te oud van dagen om nog visites te ontvangen en relaties aan te knoopen welke ons in staat zouden stellen een goed echtgenoot te kiezen en ik moet u zonder omwegen bekennen, dat het mij zeer spijten zou, als zij, die zulk een uitmuntende vrouw zou wezen, ongehuwd moest blijven. - Zij zou wel willen huwen, herhaalde mevrouw d'Emmeryn, in gedachten verdiept; het is goed dat we zulks weten. Sedert dat onderhoud hield zij drukke en geheime bijeenkomsten met jufvrouw Honorine en zelfs met oom Felix en toen zij op zekeren dag wist dat Angela en hare mama alsmede Leopold naar het bal gegaan waren, bracht zij Germaine een bezoek. - Ge blijft dus te huis als de anderen naar het bal gaan, Germaine? zeide zij haar. - Zooals Asschepoetster; en gelijk gij ziet, mevrouw, ontvang ik, zoo wel als deze, vereerende visites. U weet wel, ik ben geen liefhebster van bals. - Daarom moet ik u prijzen, Germaine. Zie zoo... nu zit ik eens recht gemakkelijk in dien armstoel, welke gij den mijne gelieft te noemen, het vuurtje brandt juist naar mijn zin, de gordijnen zijn neêrgelaten.... vindt ge niet dat het nu juist een uur is om elkanden iets in vertrouwen mede te deelen? | |
[pagina 102]
| |
- Indien ik zulks te doen had, zoude ik geen geschikter oogenblik kunnen kiezen. - En als ik zoo iets eens te doen had, ik die al vijftig jaren tel. - Ik luister mevrouw. - De vriendschap, welke ik u toedraag is u niet onbekend Germaine! welnu, de titel van vriendin is mij niet meer voldoende; ik zou gaarne eene nicht of althans eene achternicht van u willen worden en het middel daartoe, heb ik in handen... zult gij mijn verzoek inwilligen? Germaine stamelde eenige woorden terwijl een sterk rood hare wangen kleurde. - Ik weet niet of ik u wel begrijp, mevrouw. - Wij zullen eens een ernstig woordje spreken, Germaine. Jufvrouw Honorine en ik niet minder zouden u gaarne gehuwd zien en ik heb een geschikt en deugdzaam jongman, een mijner naaste bloedverwanten voor u uitgezocht die de zoon mijner volle nicht is, deze zou u tot mijne nicht kunnen maken à la mode de Bretagne. Hij heeft u gezien en deelt mijne denkwijze. Ook gij hebt hem gezien: kunt ge u Armand Leglève nog voorstellen, die een dag of veertien geleden naast u aan tafel zat. - Jawel, mevrouw. -Hij is wel niet beeldschoon of een man van de wereld, maar ik kan u verzekeren dat hij een edelaardig karakter heeft! Hij heeft een schrander oordeel en is met degelijke kennis toegerust, zijn geest is door grondige, degelijke studie gevormd ge- | |
[pagina 103]
| |
worden; zooals ge u hebt kunnen overtuigen, is hij eenvoudig en beleefd in zijne manieren; hij is een christen niet alleen met naam maar ook metterdaad en bovendien is hij zoo minzaam en onbaatzuchtig van aard als men maar zelden iemand aantreft. Gij zoudt gelukkig wezen want gij zoudt gewaardeerd worden Germaine. Wat zijn maatschappelijk standpunt, zijne positie aangaat, deze ik eenvoudig en solied zoo als Armand zelf. Hij is wees, heeft een niet onaanzienlijk vermogen en om zijn tijd nuttig door te brengen en zijne geestontwikkeling te bevorderen heeft hij de betrekking van vrederechter in een dorp der omstreken van Tours aanvaard. Hij houdt zich vooral met weldoen bezig en tevens met de bloementeelt van het land, want de botanie (kruidkunde) is zijne lievelingsstudie. Ge ziet dus, dat hij magistraat en geleerde te gelijkertijd is, die eene vrouw het ongestoordste en eervolste bestaan belooft; bovendien komt zijne godsvrucht goed met de uwe overeen... Wat zal ik u zeggen? mij dunkt dat hij u het gemis van Valentine zou kunnen vergoeden... Wat dunkt er u van? Germaine had aandachtig toegeluisterd; zij keek mevrouw d' Emmerijn aan en zeide: - Mijnheer Leglève heeft een goed gezant gekozen. - O, lieve Germaine, riep zij uit zoudt gij willen toestemmen? - Spreek er met mama over, mevrouw. - Morgen reeds; oom Felix is reeds van alles verwittigd; hij kent Armand, hij bemint hem zeer... Zoudt gij u nog al met het buitenleven kunnen vereenigen? | |
[pagina 104]
| |
- Allerbest, ik woon gaarne buiten. - O wat zal Armand gelukkig wezen en gij niet minder Germaine, dat beloof ik u in zijn naam. O Heer, arme Leopold, ik zou haast wel kunnen weenen. Zij zweeg, ook zij was jaloersch, maar het was over dat rein geluk dat zij Leopold niet meer schenken kon. Mevrouw Darboys bij welke men met het nieuws als met de deur in huis viel, wist er niets tegen in te brengen, dan dat men Germaine's gevoelen dienaangaande moest inwinnen en wanneer deze het aanzoek bescheiden zoude inwilligen, alsdan zou aan mijnheer Armand Leglève vrije toegang tot het huis verleend worden. Mevrouw d' Emmerijn had zich niet bedrogen en weldra erkende Germaine in dien eenigszins schroomvalligen en wellicht wat bedeesden jongman, eene ziel en een geest die met de hare in de beste overeenstemming konde leven wat eene schadeloosstelling voor de teederste genegenheid haars levens, die welke zij Valentine had toegedragen, zijn kon. Vereend met hem, kwam haar 's levens baan veilig en gemakkelijk voor; hij was zeer zachtzinnig en goedaardig, eigenschappen, die haar een aangenaam leven in de toekomst voorspelden. Hij begreep en beminde haar. Zij beminde hem wederkeerig en gedurende de zes maanden welke haar huwelijk vooraf gingen, vergat zij het verledene met deszelfs kwellingen. Aan haar toekomstig geluk ontbraken nog slechts twee personen: haar papa en Valentine. |
|