| |
| |
| |
Hoofdstuk IX. Een eerste Bezoek.
Nadat mevrouw d'Emmerijn een bezoek aan Richardière had gebracht, was zij naar hare kamer gegaan en schreef:
Tours 20 Mei, 18....
Beste Zuster,
Ik heb u beloofd u de samenkomst mede te deelen die een zoo grooten invloed op de toekomst van mijn zoon moet hebben. Zooals gij weet heb ik in mevrouw Darboys eene voormalige schoolvriendin teruggevonden; herinnert ge u de schoone Suzanna Herbin niet meer, die van hare ouders altijd zooveel fruit, koekjes en rillettes de Tours ontving. Welnu! Suzanna Herbin en mevrouw Darboys zijn eene en dezelfde persoon; haar echtgenoot, die een edelmoedig en zeer verdienstelijk man was, is eenige jaren geleden komen te overlijden en heeft haar als weduwe met drie dochters achtergelaten. Valentine eene der tweelingen, die, zooals men zegt, een bekoorlijk meisje moet wezen, is liefdezuster geworden; hare tweelingzuster Germaine is nog ongehuwd en Leopold heeft laatstleden winter bijzonder zijn oog op de derde of jongste, jufvrouw Angela, laten vallen. Stand en vermogen bevielen ons; dientengevolge heb ik met het oog daarop, een bezoek aan den voogd gebracht en heden middag heeft hij ons de eer aangedaan om ons met zijne nicht en hare dochters in kennis te brengen.
| |
| |
Het klein kasteel van Richardière, dat deze dames bewonen, is allerbekoorlijkst aan den oever der Loire gelegen en wij hebben de drie slotvoogdessen op een terras aangetroffen van waar men een oogverrukkend gezicht over de geheele omstreek had. Het parterre had eene hellende ligging en de talrijke met rozen, sterrebloemen, ijzerkruid, roode geraniums, en tal van andere bloemen gevulde potten die met klimop en maagdpalm omkranst waren, geleken op een prachtvol smijrnaasch tapijt dat op den grond uitgespreid was. Gij weet hoezeer ik regelmaat en goeden smaak op prijs stel. Nu, te Richardière konden mijne oogen zich niet genoeg vergasten, verlustigen, zooveel sierlijke eenvoud, zooveel orde en juiste rangschikking vertoonden zich daar, en het was geene decoratie, zoo denk ik ten minste, die opzettelijk in gereedheid was gebracht. De ontvangst schoon gereserveerd was toch zoo goed als wij slechts konden verlangen, de slotvoogdes van Richardière is eene zeer lieftallige vrouw, zoo lieftallig zelfs dat ik telkens mijne minderheid tegenover haar moest gevoelen; haar geestige gezegden en door juiste opmerkingen gekruide spreektrant boeit met eene onwederstaanbare kracht. Als iemand mij slechts vriendelijk toespreekt dan ben ik er reeds voor ingenomen: des te meer natuurlijk wanneer de oogen mij als 't ware toelachen als de mond zich steeds opent om aan een woordenvloed doortocht te verleenen en men alles in het werk stelt om mij genoegen te geven. Doch genoeg hiervan. Beide meisjes zaten naast mevrouw Darboys; de oudste zoomde en teekende servetten en Angela hield zich met een of ander fantaisie-werk bezig. Angela is een zeer bevallig meisje en | |
| |
Leopold scheen zulks ook te vinden. Zijne ontluikende genegenheid heeft hem evenwel niet belet zich voor te doen zooals hij werkelijk is, namelijk als een minzaam en beschaafd jongman, die de trots zijner moeder is. Terwijl wij onder het spreken alle onderwerpen aanroerden, waarover men zich bij een eerste bezoek zoo al onderhouden kan, sloeg ik bijzonder haar gade die bestemd schijnt te wezen om eens mijne schoondochter te worden. Men zou onbillijk zijn als men haar niet bevallig, minzaam en schoon noemde; haar gelaat heeft eene zachte, tint, daarbij heeft zij oogen als eene spaansche, en prachtig haar, welks gitzwarte en glanzende lokken tot mantel zouden kunnen dienen aan hare minder dan middelmatige gestalte; zij is ook niet van geest ontbloot, haar eenigszins vinnige doch welluidende uitspraak mishaagt niet en zij schijnt de bovenmatige liefde te rechtvaardigen welke hare mama haar toedraagt. O hoe bemint die moeder haar toch! Angela stelt hare zuster in de schaduw; Germaine telt drie of vier en twintig jaar. Zij is niet schoon, leelijk is zij ook niet daar zij een goedig, zacht en verstandig voorkomen heeft. Zooals men zegt is zij niet tot den huwelijken staat genegen, heeft verscheidene partijen van de hand gewezen en wijdt zich aan het beoefenen van goede werken.
Naar het mij toescheen, houdt zij zich met het huishouden bezig, zij liet ons ververschingen voordienen; dat parterre welks orde, sierlijkheid en ligging ik bewonderde, heeft zij laten aanleggen naar de schetsen van papa en ook zij houdt er het toezicht over. Wellicht is zij niet het meisje dat het meeste bemind wordt, | |
| |
maar zonder tegenspraak is zij het meisje dat het meest bemint; gij weet hoe onze oude Plutarchus de vrienden in beminden en bemind wordenden verdeelt; Angela is de bemind wordende en Germaine de beminnende. Zij spreekt tot hare mama op dien zachten, eerbiedigen en zelfs teederen toon, welken wij moeders niet altijd bij het opkomende geslacht aantreffen. Zij schijnt Angela innig lief te hebben, zij poogde haar in het volle licht te stellen terwijl zij zich zooveel mogelijk bij haar in de schaduw plaatste; zij heeft zeer weinig gesproken en hare zedigheid omsluiert op de eenvoudigste wijze geest en hart welke men niet peilen kan. Ik voelde mij zeer ingenomen voor dat meisje, te meer nog daar zij min of meer zwaarmoedig van aard schijnt te wezen; wellicht wil zij ook liefdezuster worden. O, beschouwden de zonen toch eens de zaken zoo als hunne moeders, dan zouden zij geene meisjes van negentien jaar, hoe bevallig zij dan ook wezen mochten, hunne hand bieden... maar wel het ernstige jonge meisje dat reeds eenige levenservaring heeft opgedaan, dat aan hare familie reeds blijken van genegenheid en verknochtheid gegeven heeft; zou zoo iemand niet eene betere levensgezellin wezen?... ik wil evenwel bij die gedachten niet verwijlen, het zou mij wellicht berouwen en ik zal alle zeilen mijner philosophie bijzetten om slechts de lichtzijde der echtvereeniging die tot stand gebracht gaat worden voor oogen te houden. Leopold was over onze visite ongemeen voldaan; hij heeft op niemand dan op Angela acht geslagen, het zachtaardig, zedig en door den sluier der ingetogenheid verborgen uiterlijk van Germaine is hem ontgaan. Hij dweept met | |
| |
mevrouw Darboys en ik voorzie, beste zuster, dat wij u spoedig op het bruiloftsfeest van uw neef zullen uitnoodigen. Ik ben in het geheel niet ontevreden; dat huwelijk laat, wat vermogen, stand, leeftijd en opvoeding aangaat, niets te wenschen over. Leopold verlangt naar die echtvereeniging en mijn smaak moet den zijnen niet overheerschen. Hij is thans dertig jaar, hij is niet van verstand en doorzicht ontbloot, derhalve kan zijne keuze niet anders dan goed wezen. Maar, wat mij betreft, rondborstig moet ik bekennen, dat ik naast de bekoorlijke Angela, een wezen heb ontdekt wier schoonheid de aanvalligheid eener ontluikende jeugd in de schaduw stelt en waardoor men de glinsterende oogen, den slanken lichaamsbouw en den negentienjarigen leeftijd mijner toekomstige schoondochter vergeet en om u niets te verbergen, moet ik u zeggen, dat, als hetgeen ik voorzie zich door verloop van tijd bevestigt, ik Angela zal liefhebben omdat zij de gade van Leopold is, maar Germaine intusschen zal betreuren. Zoo is het leven, beste zuster; er is geen geluk zonder schaduw en nimmer worden onze wenschen ten volle verwezenlijkt. Indien die lieftallige Germaine niet huwt, zal ik ze tot mijne vriendin kiezen; zij is immers de tante der kinderen in wien ik mijn zoon als zal terug zien. De zwarte oogen van Angela zullen mij wel bij mijne kleindochter bevallen.
Vaarwel beste zuster, ik omhels u zooals ik u bemin en ik beveel onze plannen in uw gebed aan.
‘d'Emmerijn.’
Wederzijdsche genegenheid kan men gevoelen en | |
| |
raden, zij is als een electrieke keten die twee zielen met elkander in verbinding brengt. Germaine ontwaarde de belangstelling welke zij aan mevrouw d'Emmerijn inboezemde door de belangstelling welke zij zelve voor die goede, beschaafde en eenvoudige dame had opgevat, maar zij liet zoo min mogelijk van dat gevoel iets doorstralen; zij maakte er hare studie van om onopgemerkt te blijven, om de aandacht van de moeder noch van den zoon op zich te vestigen en nooit beijverde zich een jeugdig, jaloersch hart zoozeer om hare mededingster in de schaduw te stellen, als Germaine pogingen aanwendde om hare bevalligheid, hare talenten, hare geestigheid te verbergen, waardoor zij zich liefde en vriendschap kon waardig maken. Zij verafschuwde zelfs de gedachte om een hinderpaal voor Angela's geluk te wezen en hare toekomstige plannen den bodem in te slaan, op welke plannen mevrouw Darboys al hare hoop bouwde.
- Ik weet niet wat gij voor een aardig meisje zijt, Germaine, zeide jufvrouw Honorine op haar gewonen levendigen toon, zoodra zijn mevrouw d'Emmerijn of haar zoon niet hier ot gij zijt stom als een visch, dan neemt gij geen deel aan het gesprek tenzij om zoo kort mogelijk op de tot u gerichte vragen te antwoorden, gij blijft alsdan zoo ijverig aan het naaien alsof ge er uw dagelijksch brood mede verdienen moest en niet alleen stelt ge u niet zeer minzaam aan, maar gij beantwoordt ternauwernood de vriendelijke wijze, waarop mevrouw d'Emmerijn u toespreekt die nagenoeg altijd haar oog op u gevestigd houdt. Ik hoop dat gij het uwe oude tante niet euvel zult duiden | |
| |
als zij u zegt dat die wijze van handelen haar zenuwgestel op onaangename wijze in werking brengt. Ik wenschte, Germaine, dat gij u voor Leopold en zijne mama voordeedt, zooals ge zijt, dat zij u naar waarde konden leeren kennen... en wie weet wat er dan zoude gebeurd zijn.
- En wat dan? beste tante, zeide Germaine, terwijl er een glimlach om hare lippen speelde.
- Dat Leopold misschien beter uit zijne oogen gekeken zou hebben en dat hij in plaats van op Angela te verlieven, die niets in haar voordeel heeft dan hare jeugd, hij meer acht op u zou geslagen en u bemind hebben... Zie Germaine dat hadt ge nu moeten doen! De echtgenoot en de schoonmoeder zouden er beiden beter mede geweest zijn.
- En mama! antwoordde Germaine, die goede mama, die zoozeer op dat huwelijk voor Angela gesteld is! ik zou haar voorzeker bedroefd en gedwarsboomd hebben als ik tegenover mijnheer en mevrouw d'Emmerijn de coquette had gespeeld.
- Nu is me uwe geheimzinnige wijze van handelen ontsluierd, het is uit deugdzaamheid dus, dat ge u zoo onverklaarbaar en zonderling aanstelt!
- Dat weet ik niet tante, omdat ik niet weet of men deugd kan noemen een zoo natuurlijk gevoel als dat om het geluk van een ander niet te willen verstoren door loutere behaagzucht.
- En moet ge niet bekennen dat gij u min of meer ondankbaar opzichtens mevrouw d'Emmerijn gedraagt, die u toch zoo minzaam behandelt?
- Neen, tante, nimmer zal ik ondankbaar worden | |
| |
jegens degenen die mij vriendelijk behandelen en indien mevrouw d'Emmerijn, zooals ik hoop, de schoonmoeder wordt van Angela, als wij met elkander op een vertrouwelijken voet zullen kunnen omgaan, dan zal ik mij ongemeen minzaam jegens haar toonen.
- Gij zijt toch een goed meisje, hoe kan uwe mama zich toch zoo onbillijk jegens u gedragen!...
- Foei tante!...
Jufvrouw Honorine zweeg toen Germaine een smeekenden blik op haar wierp, zij omhelsde haar en ging heen, terwijl zij het hoofd schudde.
Leopolds bezoeken werden menigvuldiger; hij was in het net gevangen en Angela haalde hetzelve met die behendigheid dicht, welke aan de dochters van Eva eigen is. Nooit had men haar zoo lieftallig gezien;de tegenwoordigheid van Leopold scheen eene volledige verandering in haar karakter teweeg te brengen; wanneer hij op Richardière was, dan was zij ten allen tijde voorkomend jegens hare mama en sprak dan steeds minzaam met Germaine; alsdan hadden er de bedienden hare ruwe uitvallen niet te duchten; grillen, gemelijkheid, pruilerij, ongegrond stilzwijgen waren als door een tooverslag verdwenen, hare behaagzucht had wonderen uitgewerkt en mevrouw d'Emmerijn werd er, in weêrwil harer rijpe ondervinding, door begoocheld.
- 't Is een bedorven kind, zeide zij tot zich zelve maar er zal toch nog wel iets goeds van te maken wezen. En Leopold, die met haar dweept, zal er bepaald invloed op uitoefenen!
Het aanzoek werd met gunstig gevolg gedaan en Angela die thans van vreugde buiten zich zelve was, | |
| |
droeg nu een met parelen versierden ring aan haar vinger, welken Leopold daaraan gestoken had in afwachting van den gezegenden ring, zinnebeeld der heilige vereeniging die niets ontbinden kan.
- Ik had Germaine eerst willen uithuwelijken, zeide mevrouw Darboys, terwijl zij het huwelijk aan hare vriendinnen bekend maakte, maar zij heeft niet gewild... ik geloof dat zij aan den ongehuwden staat de voorkeur geeft; zij zal Angela's kinderen als de hare beschouwen... Dat denkbeeld had niets onbehagelijks voor mevrouw Darboys en door het zóó aanhoudend aan anderen voor te stellen, geloofde zij er ten laatste zelve aan; het eigenbelang dat zij nooit voor haar zelve gekoesterd had, ontwaakte in haar binnenste; was het niet natuurlijk dat Angela eens al de goederen der familie bezitten zou, dat zij er thans reeds een ruimer aandeel van genoot, omdat zij in de wereld ging leven en wellicht binnen weinige jaren moeder van een talrijk gezin zou wezen. Die gedachten vonden bij mevrouw Darboys hoe langer hoe meer ingang en daar de hartstocht haar hoe langer hoe meer verblindde, zoo vormde en keurde zij een plan goed, waarvan zij de gedachte voorheen niet zou hebben kunnen verdragen. Zoo gaat het gemeenlijk, het hart dat de bekoring niet dadelijk verwerpt wordt weldra haar slaaf.
|
|