| |
Hoofdstuk VIII. De Scheiding.
De dag van het afscheid was dan eindelijk aangebroken. In de spreekkamer der Liefdezusters van Tours onderhield zich Valentine, nadat zij pas eene retraite had gedaan, voor het laatst met hare familie alvorens naar het Seminarie te vertrekken, een naam dien de dochters van den H. Vincentius à Paulo aan haar noviciaat geven. De oogenblikken verliepen snel en het laatste uur van zich in elkanders tegenwoordigheid te bevinden naderde met rassche schreden; men had elkander zooveel te zeggen en toch sprak men niet. Germaine leunde op den schouder harer zuster; zij hielden elkaâr bij de hand; mevrouw Darboys hield Valentine's andere hand vast, Angela stond tusschen haar, zij scheen nieuwsgierig en min of meer ontroerd te zijn.
- Morgen vertrekt gij! overmorgen zal ik u niet meer zien! zeide Germaine met snikkende stem..
- In den geest zal ik altijd bij u wezen, antwoordde Valentine haar, terwijl zij haar hartroerend omhelsde Beste, lieve zuster, ontneem mij mijn moed niet... ook ik heb dien noodig om u te verlaten.
| |
| |
Germaine zweeg; zij kon niet spreken zonder te weenen en zij vreesde dat hare tranen Valentine nog meer zouden bedroeven.
- Mama, zeide deze, mag ik Germaine bijzonder aan u aanbevelen? Zij zal veel behoefte aan vriendschap hebben: Germaine en ik leefden immers altijd te zamen!
Mevrouw Darboys was op dat plechtig oogenblik meer ontsteld dan zij zulks wel verwacht had; zij voelde eene knaging in haar binnenste toen zij die dochter zag vertrekken, tot wier vertrek eene onrechtmatige voorkeur wellicht had bijgedragen. Thans berouwde haar zulks en nu herinnerde zij zich hare goede hoedanigheden en zij kon aan het pijnigend zelfverwijt niet ontsnappen dat zij haar door hare eigene schuld verloren had... Eene geheime verlegenheid deed de woorden eener te late genegenheid op hare lippen wegsterven, en terwijl Valentine Angela omhelsde bleef zij in gepeinzen verzonken. Valentine zeide tot Angela:
- Vaarwel Angela pas nu maar braaf op en zijt altijd lieftallig tegen mama en plaag Germaine niet! ge belooft me niet waar, dat ge voortaan wat minzamer jegens haar zult zijn?
- Ja zeide Angela kortaf, maar waarom gaat ge heen? blijf bij ons! met wie zal ik nu op het dambord spelen? Germaine kan niet spelen.
- Valentine, zeide eindelijk mevrouw Darboys op zachten toon, het is nog tijd wilt gij bij ons blijven?
- Dat kan niet goede mama, de goede God roept mij elders... Vaarwel mama, vergeef mij het ongelijk dat ik u ooit aangedaan heb en bid voor mij!
| |
| |
- Goede Valentine, antwoordde mevrouw Darboys ontroerd, u heb ik niets te vergeven, maar gij zelve... hebt mij wellicht onrechtvaardig jegens u gevonden... ik hoop Valentine dat gij mij daarom geen afkeer zult toedragen?
O! mama, hoe kunt ge zulks toch denken! ik herinner mij alleen het goede dat ik van u heb mogen ondervinden!
O Heer! riep Germaine terwijl zij hare zuster omhelsde het uur is verstreken!
Twee bejaarde zusters, die Valentine naar Parijs moesten vergezellen, kwamen zonder spreken binnen. Dat was het gegeven teeken.
- Vaarwel! mama, vaarwel zusters, vaarwel Germaine; ik neem niet voor altijd afscheid van u want wij zullen elkander nog wel wederzien.
- Zij omhelsden elkander nog eens voor 't laatst, en Valentine, die thans al haren moed verzamelde, ging met hare gezellinnen heen, zonder dat zij nog eens durfde omkijken uit vrees dat men hare bleekheid en hare tranen zoude zien. Voortaan was Germaine alleen. De terugkeer naar Richardière maakte een indruk zoo pijnlijk als dien welke de dood van een teeder bemind wezen teweeg brengt; overal zocht zij hare zuster in die kamer waarin zij zamen geleefd, in drie dreven waarin zij zoo menigmaal gewandeld, in die voetpaden welke zij te zamen betreden hadden om zich naar de kerk of naar de woningen der armen te begeven; zij wilde zich eene korte begoocheling scheppen door te roepen; - Valentine! Valentine! maar zij kon hare smart niet lang misleiden en als | |
| |
zij dan naar den gezichteinder keek dan zag zij den klokketoren van Saint-Gatien en dan zeide zij tot zich zelve dat Valentine niet meer in hare schaduw leefde, dat zij haar des anderen daags in dat huis niet meer zou kunnen gaan opzoeken, in dat huis alwaar zij zich tot de ernstige plichten harer roeping had voorbereid; wanneer zij tot zich zelve zeide dat Valentine ver van haar verwijderd was, dat zij voortaan deel van een groot geestelijk gezin uitmaakte, dat Valentine thans andere plichten te vervullen en een ander doel na te streven had, kortom, dat zij gescheiden waren, alsdan nam hare smart in hevigheid toe en in haar binnenste werd eene dier wonden heropend welke de allerbekwaamste geneesheer, de tijd, zelfs niet geheel en al genezen kan.
Gedurende eenige dagen was mevrouw Darboys ernstiger dan naar gewoonte en zij behandelde Germaine met eene liefdevolle zachtheid en toegevendheid, welke zij haar vroeger nooit betoond had. Angela die een paar dagen ernstig en verrast was geweest door het vertrek harer zuster, ging wederom spoedig als een bedorven kind te werk; hare luidruchtigheid, haar spotzucht en heerschzuchtige grillen begonnen weder nieuw spel. Overal volgde zij hare moeder als deze bezoeken ging afleggen, als zij voor hare zaken uitging en als zij tochtjes naar Tours maakte en men liet Germaine aan de eenzaamheid over, welke zij zocht om zich geheel aan hare smart over te geven.
Evenwel waren er personen die haar lief hadden en een groot belang in haar stelden en onder deze mocht men haar voogd de heer Felix Darboys, en | |
| |
zijne zuster Honorine rekenen. Oom Felix, zoo noemde men hem in de familie, was een oom van vaderszijde van mijnheer Darboys, die, niettegenstaande hij reeds vijf en zeventig jaren telde, nog gezond en krachtig was, noch lichaam noch geest gingen bij hem onder den last der jaren gebukt. Hij had de dochters van zijn neef innig lief, maar hij had reeds sedert geruimen tijd met smart de voorliefde bemerkt met welke men Angela ten koste der tweelingen behandelde. Meer dan eens, had hij mevrouw Darboys daarop opmerkzaam gemaakt, maar telkenmale had hij tegen die bedekte eigenzinnigheid, waarmede zij de opmerkingen ontving die haar niet aanstonden, schipbreuk geleden. Angela vreesde als door instinct den ouden oom en kon zijn doordringend oog niet verdragen; hij had een bijzonder talent om hare misslagen en grillen aan de kaak te stellen. Wanneer hij zoo doende een grooten misslag aan den dag had gebracht, dan zag hij hare mama aan en schudde daarbij met het hoofd, en zijne grijze oogen die onder zijne wenkbrauwen schitterden, schenen te zeggen:
- Wat dunkt er u van? Dat is nu uw gunsteling!
Op zekeren dag zond hij Angela na het middagmaal in den tuin, waarin Germaine reeds wandelde en sprak mevrouw Darboys toen ernstig aan:
- Nicht, zeide hij, gij zult mij moeten toegeven dat ik u in uw stelsel van opvoeding van Angela noch misprezen noch hinderpalen in den weg heb gelegd, schoon het geheel verschilde van dat hetwelk voor de tweelingen gevolgd was. Gij hebt haar bij u willen houden, daar had ik vrede meê, ik hoopte dat | |
| |
gij zelve haar onderricht en opgevoed zoudt hebben en voor die taak waart gij ongetwijfeld zeer goed berekend; maar ik merk dat Angela, het komt er niet op aan waarom, zoo onwetend is dat het haar tot schande strekt. Gisteren schreef zij mij een briefje dat krioelde van spelfouten; zooeven aan het dessert nog heb ik ze eens, zooals ge gezien hebt, op de proef gesteld en zij heeft in geschiedenis en in aardrijkskunde de grootste bokken begaan... ik moet u rondborstig bekennen, dat het voor den stand welken gij in de maatschappij inneemt, en voor de eeuw waarin wij thans leven, eene schande is. In mijnen tijd, toen eischte men zooveel niet, maar tegenwoordig is dat geheel anders.
- Dat baart mij veel zorg, oom, antwoordde mevrouw Darboys, ik heb Angela bij mij wenschen te houden, ik was weduwe, ik had troost noodig... ik meende daardoor goed te handelen.
Zij verwachtte een woord tot aanmoediging van mijnheer Felix, doch die verwachting werd teleurgesteld. Zij zeide verder:
- Ik heb mij zooveel en zoo ernstig niet op Angela's opvoeding kunnen toeleggen als ik zulks wel gewenscht had, want mijne zaken hebben mij daarin verhinderd, maar ik heb haar meesteressen gegeven die te Tours veel opgang maken.
- En nu hebt gij er geen eene meer?
- Dat is zoo; die dames matigen zich zeer veel aan! ik verzeker u, oom, dat men voor zijne kinderen een engelachtig geduld voor die meesteressen zou moeten vorderen.
| |
| |
- Hum! hum!
De grijsaard hoestte eens om maar geen antwoord behoeven te geven.
- Overigens zijn wij het nog al goed met elkander eens, vervolgde mevrouw Darboys; ik hield mij ernstig met Angela bezig, want hier is een briefje van mejufvrouw Emma die mij meldt dat hare menigvuldige bezigheden haar beletten zullen naar Richardière te komen; ik betreur zulks want zij verstond de kunst van onderricht te geven in den grond.
- Ik wil mij het hoofd niet kwellen, zeide de heer Felix, door naar de ware beweegreden onderzoek te doen, welke mejufvrouw Emma zulk een besluit heeft doen nemen, schoon ik eenigermate onderricht ben van de onbetamelijke wijze waarop Angela zich jegens hare onderwijzeressen gedraagt; doch keeren wij tot de hoofdzaak terug. Het is eene uitgemaakte zaak dat aan uwe dochter die mate van beschaving moet eigen gemaakt worden welke de samenleving en hare familie vorderen. Ik wil geene geleerde van haar maken; ik begeer niet dat zij, even als hare zusters de lastigste dichters voor de vuist kan vertalen; als zij maar een beetje meer weet dan de held van eene komieke scène uit mijne jeugd, die niets meer kon dan lezen, schrijven en rekenen, dan ben ik reeds ten volle tevreden. Maar dat moet ze leeren, daar mag ze niet buiten.
- Dat ben ik met u eens.
- Zonder die geringe kennis kan zij geen huwelijk aangaan; een echtgenoot, een schoonmoeder, zijn somtijds menschen die nog al veel vorderen.
| |
| |
- Maar hoe zullen we dat aanleggen? Angela houdt niet erg van studeeren.
- Dat geloof ik wel. Gij hebt haar altijd en in alles maar den vrijen teugel gelaten.
- Ik sta er niet op eene onderwijzeres hier te hebben inwonen, dat is zeer vervelend...
- Wil ik u eens een goeden raad geven? viel mijnheer Felix haar in de rede. Vraag aan Germaine om Angela wat te onderrichten, dat zal zij zeker doen en nog wel met liefde.
- Gelooft gij dat zij daarin zou toestemmen?
- Dat zult ge eens zien, zeide oom Felix, terwijl hij opstond. Germaine! Germaine!
Germaine die op het terras zich met borduren onledig hield, kwam dadelijk binnen:
- Zoudt ge u niet eenigermate met de opvoeding van Angela willen belasten, zeide haar oom, terwijl hij haar bij de hand vatte, zoudt gij haar zooveel niet van de geschiedenis en de grammaire willen leeren als zij dient te kennen en zoo van alles? gij kunt ons allen daarmede een dienst bewijzen.
- Als mama en gij dat verlangt, oom, dan wil ik zulks van harte doen, antwoordde Germaine.
- Dat zal mij zeer aangenaam wezen, Germaine, zeide mevrouw Darboys. En gij zult haar tevens wat op de piano oefenen, niet waar?
- Zoo goed ik kan, mama.
Die nieuwe bezigheid was voor Germaine eene gedwongen afleiding die de groote smart verving welke zij met zich omdroeg, maar toen zij dien last aanvaardde, had zij die kleine onaangenaamheden voorzien waarin | |
| |
zij steeds gewikkeld werd als zij met Angela in aanraking kwam. Zij gaf haar met ijver, volharding en zachtheid les, maar door den kwaden wil en de hatelijke spotzucht van Angela was haar ijver bekoeld en hare volharding en zachtheid was ten einde geraakt. Daar Angela onbuigzaam, afgetrokken, twistziek, eigenzinnig en hoofdig was zoo oefende zij de deugd harer zuster. Een- of tweemaal dacht Germaine zich aan hare moeder te moeten beklagen, maar hare opmerkingen, hoe billijk dan ook, werden op eene wijze ontvangen, dat zij ze niet meer hernieuwde.
- Wel Germaine ik heb u niet gedwongen, geboden, u aan de opvoeding uwer zuster te wijden, maar doordien gij u wel eenigen tijd met haar wilt bezig houden, zoo moest ge met dat kind ook een beetje geduld gebruiken, een goed woord vindt altijd eene goede plaats, Germaine onthoud dat eens.
Germaine onthield zulks en liet het zich geen tweemaal zeggen.
Een persoon was er die giste wat er in haar binnenste omging, die haar begreep en deel in haar lijden nam. Die persoon was jufvrouw Honorine, de zuster van oom Felix. Daar zij levendig, vlug en een beetje norsch van aard was zooals haar broeder, terwijl zij even als hij hare hooge jaren met glans droeg, zoo hield zij veel van de jeugd en had vooral Germaine lief; zij stelde groot belang in hare toekomst, zij wenschte haar uit te huwelijken, ten einde ze eene plaats te doen verlaten waar zij noch deelneming noch teederheid mocht ondervinden want, hoezeer Germaine hare kwellingen had pogen te verbergen, had hare tante ze evenwel geraden en was deze er over verontwaardigd.
| |
| |
- Als dat nog wat langer duurt dan zult gij even als ik doen en niet in het huwelijk treden, zeide zij somtijds tot Germaine.
- Wat zal ik daaraan doen, tante? antwoordde Germaine glimlachende.
- Hebt gij dan geen lust om een anderen staat te aanvaarden.
- Dat zeg ik niet.
- Ja, gij behoeft slechts eene gunstige gelegenheid te hebben; men moest inlichtingen inwinnen... in plaats van dat te doen, fluistert uwe mama hare vriendinnen in, dat zij wel denkt dat het huwelijk uwe roeping niet is, dat gij te ernstig, te nadenkend zijt... dat gij aan niets dan aan bidden, studeeren en arbeiden denkt...
- Welnu, beste tante, dan heb ik mij noch over de schilderes noch over het portret te beklagen.
- Zeg eens! zullen daardoor dan echtgenooten komen. Ja, als men ze onder de zeven wijzen koos! Uwe mama had u in de wereld moeten brengen.
- Daarover bekommer ik mij niet.
- Zij wacht daarmede tot Angela achttien jaren zal wezen en dan zult gij als ouder bij Angela ten achter staan.
- Daar beklaag ik mij volstrekt niet over, tante, de wereld heeft niet de minste aantrekkelijkheid voor mij.
- Kom, kom, kom, en wanneer gij dertig, veertig jaar oud zult worden zonder in den huwelijken staat te zijn getreden zooals wel eens op de oude grafschriften der kerk te lezen staat, gelooft gij dan dat zulks zoo aangenaam zal wezen?
| |
| |
- Ik zal mijn besluit nemen zooals gij het uwe genomen hebt, tante.
- Ik had een goeden broeder dien ik nooit verlaten heb.
- Helaas! indien Valentine mij niet verlaten had, alsdan zou ik er nimmer aan gedacht hebben om in den echt te treden.
- Juist omdat zij nu niet meer bij u is, moet gij er aan denken; ik zal er uwe mama over spreken.
Mejufvrouw Honorine spoorde met dien ijver, welke alleen ongehuwde jufvrouwen voor het huwelijk aan den dag leggen, mevrouw Darboys aan, om eene partij voor hare dochter te zoeken, maar haar aandringen had geen groot gevolg. Twee of drie partijen boden zich aan; maar zij bevielen Germaine niet: zij wees ze van de hand en hare mama stelde nu, zonder meer op Germaine's toekomst te denken, alles in het werk om Angela eene schitterende partij te bezorgen; hare moederlijke teederheid en ijdeldheid liet daartoe niets onbeproefd.
Angela was nagenoeg achttien jaar oud; hare bloeiende gezondheid, stelde hetgeen zij in hare kinderjaren eens beloofde te worden niet te leur en schoon zij niet op de schoonheid en maagdelijke bevalligheid van Valentine kon bogen, zoo zag zij er toch lief en bekoorlijk uit; zij was sierlijk van gestalte, welluidend en vlug ter taal en door het geduldig volharden harer zuster in haar te onderwijzen was zij tamelijk geleerd en bezat bovendien eenige aangename talenten. Mevrouw Darboys besloot hare beide dochters in de wereld te brengen, maar daar zij zich overeenkomstig het pro- | |
| |
gramma gedroeg, dat zij zelve opgesteld had, zoo doschte zij Germaine, die aan hare moeder de zorg van haar toilet overliet in kleederen uit, welke haar het voorkomen gaven van een meisje van gevorderden leeftijd dat aan de dwaze vermaken der jeugd heeft verzaakt. Voor Angela waren de gekleurde neteldoeksche kleederen en de kroontjes van blauwe korenbloemen en witte madeliefjes, kortom al die jeudige versieringen die goed met de lente des levens overeenkomen. Germaine daarentegen had in haar zijden kleed en met haar stijf kapsel een ernstig en zelfs een eenigszins treurig voorkomen, want zij was ingetogen van aard, zij scheen aan de feesten slechts uit achting voor hare mama en uit vriendschap voor hare zuster deel te nemen.
- Zij maakt mij mismoedig! zeide mevrouw Darboys somtijds aan degenen die haar over hare oudere dochter spraken, zij wijst elke partij van de hand en ik vrees dat zij even als Valentine nog liefdezuster wordt.
Die meening vond hoe langer hoe meer ingang en Germaine werd minder gezocht dan ooit, zonder dat zij zich daarover echter in het minst bekommerde. De wereld gaf geen acht op Germaine; het meisje zag Angela's schoonheid en tevens hoe men haar overal als de gevierde schoone behandelde, zonder dat zij in het minst naijverig daarover werd, want zij schepte er in tegendeel zelfs vermaak in. Zij verkoos boven de bezoeken, bals en soirées hare gewone levenswijze op Richardière, hare dagelijksche werkzaamheden, hare bezoeken aan de kerk en de armen, eene kostbare erfenis, welke zij aan Valentine te danken had, en ten slotte, de briefwisse- | |
| |
ling met die geliefde zuster, die zij in hare moeielijke en verhevene plichten trachtte na te streven en aan wie zij haar hart steeds zoo trouw bloot legde. Eene zaak meldde zij haar niet, namelijk dat wat Angela en mevrouw Darboys betrof; Germaine wilde noch zich beklagen noch Valentine bedroeven die ver van haar verwijderd was en die haar niet meer kon troosten en bovendien gaf zij, uit kinderlijken eerbied, alle brieven ter lezing welke zij schreef en wachtte zich daarom om haar teedere en gevaarlijke ontboezemingen toe te zenden.
Die vertrouwelijke mededeelingen zou jufvrouw Honorine hebben willen uitlokken maar eerbied en plicht hadden een dubbel zegel op Germaine's lippen gedrukt; zij hoorde de schimpreden harer tante aan, glimlachte somtijds, maar stemde er nooit mede in.
- En Angela zal nog eerder gehuwd wezen dan gij, herhaalde jufvrouw Honorine even als eene andere Cassandra.
- Ik mag lijden dat zulks gebeurt als het mama aangenaam kan wezen.
- Die weet niet wat zij wil; zij zal haar schoonzoon nog jaloersch maken en de kleine Angela die toch al geen toonbeeld van eerbied is, zal hare mama in 't minst niet sparen, als zij niet meer onder haar toezicht zal staan.
- Maar, tante, ge beschouwt alles van de slechtste zijde!
- Nu, ge zult zien of alles zoo rooskleurig is: ik heb er zoo iets van gehoord...
- Wat bedoelt ge daarmeê, tante?
| |
| |
- Dat wil ik u nog niet zeggen voor en aleer ik iets zekers weet.
Twee dagen daarop kwam de bejaarde jufvrouw bij Germaine een bezoek brengen, daar zij wist dat zij nu alleen was.
- Wat heb ik u gezegd? zeide zij.
- Komt ge me wat nieuws vertellen, tante?
- Wel! daar heeft zich eene partij, eene excellente partij, voor Angela opgedaan.
- Des te beter, zeide Germaine ongeveinsd, dat zal mama genoegen doen.
- Kent gij mevrouw d'Emmerijn?
- Zeker wel, zij is eene verdienstelijke vrouw; ook heeft zij een zoon.
- Een eenigen zoon, een knap jongman, die eene uitgebreide en winstgevende zaak heeft; bovendien is hij uiterst beschaafd, hij is in alle deelen onverbeterlijk, volmaakt... dat jong mensch nu heeft aanzoek om Angela's hand gedaan... zij is met den helm geboren!
- Tante ik voel behoefte om u voor die goede tijding te omhelzen, het geluk mijner jeugdige zuster is mij een groot genoegen: zij is bovendien ook mijn leerling.
- Gij zijt inderdaad te goed, antwoordde jufvrouw Honorine eenigszins luimig, gij zult ongehuwd sterven, dat zeg ik u; intusschen zal mijn broêr den heer Leopold d'Emmerijn en zijne mama naar hier vergezellen.
|
|