haar hart prangt,?... Wat geeft mij uwe armoede!... Liefde en lijden versmelten alle harten... Bernard...
Dan verliet zij die houding; behoedzaam rees zij op. gelijk de geest van de gestorvene bruid, die des nachts de doodskleederen uitschudt, om naar den geestdans te zweven. Een poos stond zij stil en scheen te luisteren.
- ... De klok klept, murmelde zij... Stil!... De priester wacht!... Neen, neen, houdt mij niet tegen... Bernard... ik kom!...
Zij naderde de tafel, legde eenen krans van bloemen om hare lokken, hing den gazen sluier over denzelfve en hechtte den gouden band om den jagenden pols. Met het licht in de hand daalde zij den trap af, langzaam en statig als eene priesteresse der oudheid. Verschillende aandoeningen schenen haar te beroeren. Nu stond zij plotseling en verschrikt stil; dan beefde zij, en hare lippen murmelden smeekende woorden, terwijl zij weemoedig het hoofd liet nederzakken; dan weder scheen zij te hopen en gelukkig te zijn. Zoo trad zij zalen en gangen door, en bereikte een somber vertrek, waar een man van middelbaren ouderdom, op eene legerstede rustte.
Blanche bleef aan het voeten-eind van het bed staan, en de slaper richtte zich in duizeling overeind. In een droomenden twijfel beschouwde hij dien witten geest, die zich aan zijne voeten verhief, en luisterde naar de woorden, die hem, als uit de verte, toeruischten.
-... Men foltert mij... men perst mij het hart tot bloeden... en gij hebt geen medelijden.,, u vloeit geen traan over de wangen!... Ik moet mijne liefde in het diepste mijns harten begraven... want, gij zoudt hem vermoorden.. lafaards!.., Wat werpt gij altijd dat schrikbeeld der armoede tusschen hem en mij?... Gij hebt nooit bemind!... Kom - en hare hand greep naar den arm des graven - strooi bloemen op ons pad, dat ten altaar geleidt...