Indien men zeer scherp hadde toegezien, zou men andermaal een waas van ontroering op het gelaat der gravin bespeurd hebben, doch dit alles was zóó vluchtig, dat men een oogenblik daarna vermeende gedwaald te hebben.
Wat den markies betreft, diens gelaat was bleek.
‘De zanger, mevrouw, van het heerlijke lied....’ hervatte de voorsteller, ‘en een van mevrouw's landgenooten.’
‘Eene bewonderenswaardige stem en een recht ontroerend lied, mijnheer de markies,’ zeide de gravin, en toen zij de bloemen door Henri d'Ambrelle zwijgend aangeboden, op de tafel naast zich legde, beefde hare hand eenigszins.
Mevrouw de Vertigneul hield zich niet verder met den gezantschaps-secretaris bezig, terwijl iedereen integendeel in den waan verkeerde, dat juist de zanger de meest vereerde zijn zou; zij wendde zich nu tot dezen, dan tot genen der aanwezigen.
‘Zijt ge ongesteld, mijnheer de markies?’ had de Vertigneul tot Henri d'Ambrelle gezegd, op het oogenblik dat hij in 't voorbijgaan de bleekheid van den edelman bemerkte.
‘Een weinig vermoeid,’ had de markies met een fijnen, recht diplomatischen glimlach geantwoord.
‘Neem eenige ververschingen, als ik u verzoeken mag,’ hervatte de gastheer en wenkte den knecht, die met kroezen, bekers en roomers, en een tweede die met den keurigsten wijn welken de kelder der Gouden Ster bevatte, binnentrad.
Een onverwacht gezelschap is niet zelden een alleraangenaamst gezelschap, en dit was ook hier het geval.
Men redeneerde, lachte, schertste en dronk den keurigen alicante, muscaat- of rijnwijn, en dewijl men een gullen gastheer, eene hoffelijke gastvrouw, eene welgeschikte kamer had, waarin het noch aan stoelen met fluweelen kussens, noch aan rustbank en dressoir met zilveren drinkgerief ontbrak, kon men wanen zich in een voornaam salet der hoofdstad te bevinden.
Bij den wijn behoort het spel, en het duurde niet lang of men stelde eene partij omber, pharao, banco, quinte, trente et quarante voor. De kaarten verschenen, het goud rinkelde op de tafel en de Vertigneul deed wel blijken, dat hij een speler, zelfs een grof speler was.
Twee of drie personen hadden mevrouw de gravin omringd; de markies d'Ambrelle speelde niet; hij stond achter den stoel van den gastheer en scheen de kansen van het spel na te gaan.
Op het oogenblik dat de hofmakers de gravin eenigszins vrij lieten, naderde haar de markies d'Ambrelle; het was alsof de gelegenheid hem begunstigde, want hij bevond zich weldra alleen bij de gravin, welke nu aan het open venster de frissche koelte inademde.
De twee personen stonden tegenover elkander en de markies liet zijn strakken blik op de dame rusten.