De geschiedenis van de scheikunde in Nederland. Deel 1
(1993)–H.A.M. Snelders– Auteursrechtelijk beschermdVan alchemie tot chemie en chemische industrie rond 1900
[pagina 169]
| |
IX. De oprichting van de Nederlandse chemische vereniging (1903)In de winter 1896-1897 maakten de jonge chemici Jorissen en Rutten plannen om te komen tot een Vereniging van Nederlandse Chemici. Johannes Rutten (1873-1946) had in 1896 het diploma van technoloog aan de Polytechnische School in Delft behaald en was benoemd tot scheikundige bij de Centrale Guanofabrieken aan het Kralingse Veer in Rotterdam. Willem Paulinus Jorissen was op 21 oktober 1896 bij H.W. Bakhuis Roozeboom in Amsterdam gepromoveerd. Het assistentschap dat hij in Leiden bij A.F.N. Franchimont had, was op 16 oktober 1896 beëindigd. Jorissen was toen in dienst getreden van het laboratorium voor scheikundig, microscopisch en bacteriologisch onderzoek van dr. Bonno van Dijken aan de Oostzeedijk in Rotterdam. Rutten en Jorissen werden vrienden en bespraken op hun avondwandelingen de mogelijkheden om de Nederlandse chemici te organiseren.Ga naar eind1. In de ons omringende landen bestonden al lang chemische verenigingen: de Chemical Society in Londen was in 1841 opgericht, de Société Chimique de France in 1857, de Deutsche Chemische Gesellschaft in 1867 en de American Chemical Society in 1876. Denemarken volgde in 1879, Zweden in 1883, Finland in 1891 en Noorwegen in 1893, terwijl in Brussel in 1887 de Société Chimique de Belge was opgericht. Om met succes tot de stichting van een Nederlandse Chemische Vereniging te komen, was het allereerst nodig te weten te komen of er op een voldoend aantal leden gerekend kon worden. In navolging van het sinds 1882 uitgegeven Geneeskundig Jaarboekje voor Nederland, besloten de beide vrienden een Scheikundig Jaarboekje uit te geven dat een adreslijst van Nederlandse chemici in binnen- en buitenland zou bevatten. De redactie bestond uit Jorissen, Rutten, de Amsterdamse apotheker, bacterioloog en scheikundige Bernardus Adrianus van Ketel (1862-1928), H.C. Prinsen Geerligs (geb. 1864), directeur van het proefstation voor suikerriet in West-Java te Kagok (Tegal) en dr. Lodewijk Theodorus Reicher (1857-1943), scheikundigebotanicus bij de Gemeentelijke Gezondheidsdienst in Amsterdam en chef van het daarbij behorende scheikundige laboratorium. Eind 1898 verscheen het Scheikundig Jaarboekje voor 1899 dat, behalve tabellen en mededelingen, een adreslijst van 650 namen bevatte. (Afb. XXVIII) De tweede jaargang verscheen in 1901; de derde in 1902. De redactie werd uitgebreid met dr. Albert Jacques Joseph van de Velde (1871-1956), bestuurder van het stadslaboratorium te Gent. De titel werd daarom: Scheikundig Jaarboekje voor Nederland, België en Nederl. Indië. Intussen had Van Dijken in 1897 het Tijdschrift voor toegepaste scheikunde en hygiène opgericht. Jorissen werd mederedacteur en medewerkers werden Reicher en Herminus Johannes van 't Hoff. Dit tijdschrift zou een voorname rol spelen bij de oprichting van de Nederlandse Chemische Vereniging. | |
[pagina 170]
| |
XXVIII. Titelblad van de eerste jaargang van het Scheikundig Jaarboekje (1899).
| |
[pagina 171]
| |
Rutten had inmiddels Rotterdam verlaten. Hij vertrok begin augustus 1898 naar Amsterdam waar hij benoemd was tot scheikundige van de gemeentelijke gasfabrieken. In 1900 verruilde hij deze functie voor die van chemicus bij de gasfabrieken in Den Haag. Ook Jorissen zou niet lang in de Maasstad blijven. In september 1900 werd hij leraar scheikunde en analytische meetkunde aan het Koninklijk Instituut voor de Marine in Willemsoord (Den Helder) en in 1902 tevens privaatdocent voor technische en fysische scheikunde aan de Leidse universiteit. De discussie over de oprichting van ‘eene nederlandsche chemische vereeniging’ werd toen vooral gevoerd via de bladzijden van het Tijdschrift voor toegepaste scheikunde en hygiène. In mei 1902 pleitte Van de Velde voor het oprichten van een ‘verbond voor de belangen der toegepaste scheikunde en hygiène’.Ga naar eind2. Rutten, toen ingenieur aan de gemeentelijke gasfabriek in Den Haag, antwoordde in een brief aan de redactie van 5 juni 1902 dat er voor hygiënisten al een ‘congres voor de openbare gezondheidsregeling’ bestond, maar dat nog niet voorzien was in de ‘behartiging der belangen van de toegepaste scheikunde’.Ga naar eind3. ‘Reeds bij de oprichting van het Scheikundig Jaarboekje werd door eenige der Redactieleden de wenschelijkheid geuit om tot de oprichting van een Nederlandsche Chemische Vereeniging over te gaan’. Nu ook van Belgische zijde hierop werd aangedrongen, vond hij het aanbeveling verdienen plannen te maken voor de oprichting van een vereniging van Nederlandse en Belgische scheikundigen. ‘Door de samenwerking van Nederland en België zou de Vereeniging, zooals ik die mij voorstel, zeer zeker krachtiger worden’. De discussie raakte nu in een stroomversnelling. Op 14 juni 1902 wees Van de Velde op de reeds vijftien jaar bestaande Association belge de chimistes met twee à driehonderd leden. Hij vond het ‘van hoog belang te komen tot een geregelde bijeenkomst van scheikundigen, geneesheren, nijveraars, handelaars, enz. waardoor wetenschappelijke kennis in ruime kringen kan verkregen worden’.Ga naar eind4. In het augustusnummer van het Tijdschrift voor toegepaste scheikunde en hygiène pleitte Alexander Vosmaer (1866-1944), directeur van een elektrotechnisch laboratorium in Haarlem en directeur van de ‘Ozon-Maatschappij systeem A. Vosmaer te Amsterdam’, voor een gezamenlijke aansluiting van technologen en scheikundigen als vakafdeling van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs.Ga naar eind5. De Utrechtse chemisch kandidaat F.L. van Maanen, later leraar aan de Nederlandse School van Handel en Nijverheid te Enschede, stelde als doel van de te stichten vereniging niet alleen het houden van wetenschappelijke vergaderingen, maar ook het bevorderen van scheikundige kennis onder leken en het tegengaan van de stiefmoederlijke bedeling van het scheikundeonderwijs op gymnasia en andere inrichtingen van onderwijs.Ga naar eind6. Rutten tenslotte omschreef de taak van een te stichten Nederlandse Chemische VerenigingGa naar eind7.: het samenbrengen van alle Nederlandse scheikundigen, het op geregelde tijden houden van vergaderingen, het uitgeven van een tijdschrift, de stichting van een adviesbureau en van plaatselijke chemische gezelschappen, de behartiging van de belangen van de leden, het afsluiten van een collectieve verzekering tegen beroepsongevallen en het onderzoeken in hoeverre een samenwerking met België en onze koloniën mogelijk is. Eind 1902 publiceerden Jorissen, Reicher en Rutten de ‘grondbeginselen [...] volgens welke naar onze meening de Nederlandsche Chemische Vereeniging kan worden opgebouwd’.Ga naar eind8. Deze uiteenzetting was vooraf toegezonden aan alle hoogleraren | |
[pagina 172]
| |
De oprichters van de Nederlandsche Chemische Vereeniging: van links naar rechts Dr. W.P. Jorissen, Dr. L.Th. Reicher en Ir. J. Rutten.
in de scheikunde en farmacie aan de Nederlandse universiteiten en de Polytechnische School die vrijwel allemaal positief reageerden.Ga naar eind9. Op 15 april 1903 werd op een vergadering in het Zuidhollands Koffiehuis in Den Haag, onder voorzitterschap van Jorissen, besloten een chemische vereniging op te richten.Ga naar eind10. ‘De Vereeniging stelt zich ten doel de belangen der Nederlandsche Chemici hier te lande, in de koloniën en in den vreemde te behartigen en hare belangstelling te wijden aan den bloei en de ontwikkeling der Chemische Wetenschap en der Nederlandsche en Nederl. Indische chemische en aanverwante nijverheid’. De voorlopige raad van bestuur bestond uit de hoogleraren Cohen (Utrecht) en Schreinemakers (Leiden), de chemici Jorissen en Reicher, de apothekers mej. Alide Grutterink (1869-1927) van het Coolsingelziekenhuis te Rotterdam en Jan Justus Hofman (1866-1942) uit Den Haag en de technologen H. Baucke (Amsterdam), J. Rutten (Den Haag) en A. Vosmaer (Den Haag). Op de eerste bestuursvergadering (23 mei 1903) werd als dagelijks bestuur gekozen: Cohen (voorzitter), Rutten (secretaris), Grutterink (penningmeesteresse) en Jorissen (vice-voorzitter). Op de eerste algemene vergadering, op 4 juli 1903 in het chemisch laboratorium van de Utrechtse Universiteit aan het Sterrenbos gehouden, werd het voorlopig bestuur bij acclamatie tot algemeen bestuur gekozen. De opgestelde conceptstatuten van de ‘Algemeene Nederlandsche Chemische Vereeniging’Ga naar eind11. werden op dezelfde vergadering goedgekeurd.Ga naar eind12. Op voorstel van Hondius Boldingh werd de naam van de vereniging veranderd in Nederlandsche Chemische Vereeniging. In plaats van het maandelijkse Tijdschrift voor toegepaste scheikunde en hygiène kwam als officieel orgaan van de vereniging een weekblad, Chemisch Weekblad, waarvan op 3 oktober 1903 het eerste nummer verscheen. Bij de oprichting van de Nederlandsche Chemische Vereeniging telde deze 150 leden.Ga naar eind13. Met de oprichting van de Nederlandsche Chemische Vereniging brak een nieuwe periode aan in de geschiedenis van de scheikunde in ons land. |
|