Niet lang daarna werd ze wakker gemaakt door stemmen, het was het hooge piepstemmetje van een muis en de lage stem van een oude rat.
‘Dat is toch een ding geweest met die roovers!’ zei de rat, ‘vroeger toen hier nog geen Crocus en geen Korenbloempje waren, was het hier heel wat rustiger.’
‘Nu, maar het zou hier toch kwaad uitzien met de zieken en gewonden zonder Korenbloempje!’
‘Ja, misschien wel,’ zei de rat, ‘maar vroeger kwamen wij er toch ook wel!’
‘Nu,’ zei de muis, ‘als jij met een gebroken poot moest rondloopen, dan zou je wel anders spreken?’
‘Ja, dat denk ik ook wel, maar ik blijf er toch bij, het was hier vroeger veel rustiger!’
‘Je bent een oude stijfkop!’ zei het muisje, en toen liepen de twee verder.
Korenbloempje dacht over, hetgeen de rat gezegd had.
Had hij zoo groot ongelijk?
Een heelen tijd had ze zoo liggen denken, toen het heldere maanlicht in het hol kwam schijnen. Ze stond op en ging