‘Ja, dat zou best gaan,’ meende Klaproosje.
‘Heel graag!’ zei de arme muis blij.
De bloempjes sleepten den tak naar de muis toe, deze ging er op zitten en hield zich stevig vast met haar voorpooten.
Elk aan een kant pakten de bloemenkindertjes den tak beet en zoo gingen ze op weg, terwijl ze telkens ophielden, om adem te halen en aan de muis te vragen, welken kant ze uit moesten.
Ten laatste kwamen ze aan het hol, geheel buiten adem. De kleine muisjes keken al angstig uit, of hun moeder nog niet terug kwam. Toen ze haar zagen op den dennetak, sprongen ze vroolijk om haar heen en de oudste stak zijn pootjes uit, om zijn moeder er af te helpen.
Wat was moeder muis blij! ze wilde aan de bloempjes haar geheelen voorraad zaden en vruchten geven, haar kinderen zouden wel wat anders gaan zoeken, zei ze. Maar de bloempjes wilden niets van haar aannemen, de muis had het immers, nu zij ziek was, zoo bijzonder noodig.
Vroolijk liepen de bloempjes verder, blij, dat ze wat voor het arme dier hadden kunnen doen. Na een poosje echter werden ze treurig gestemd, ze waren moe en hongerig en dorstig en die