‘O Willy!’ riep ze verrukt, ‘kijk eens, hier is een heusch muizenhol!’
Willy kwam aangeloopen en Jozientje ging op den grond liggen en probeerde met haar ééne oogje in het holletje te zien, maar ze zag niets.
Willy probeerde het ook, maar hij zag ook niets. Het was er pikdonker.
Hè!’ riep Jozientje, ‘wat zou ik dolgraag eens in dat holletje willen kruipen en de muizenwereld daarbinnen bekijken!’
‘Ja maar, dat kan niet,’ zei Willy met een wijs gezicht, ‘wij zijn immers veel te groot!’
‘Neen, het kan niet,’ zei Jozientje met een diepen zucht.
Toen gingen ze weer aan 't bloemetjes plukken en vielen eindelijk vermoeid en warm op het grasveld neer.
Als in een droom hoorde Jozientje de torenklok het Wilhelmus van Nassouwe spelen.
‘Da's elf uur,’ dacht Jozientje......
....... en toen .. viel ze .. in slaap............
(een oogenblik zwijgen).
Ze kon nog niet lang geslapen hebben, toen ze bij haar hand iets voelde bewegen. Ze keek op en zag, tot haar verbazing, het zelfde muisje van daareven, maar het scheen nu volstrekt niet bang meer te zijn. ‘Wat doe je hier, klein muisje?’ vroeg Jozientje vriendelijk.
‘Wel, ik heb je zoo meteen hooren zeggen, dat je zoo graag eens in ons hol zoudt willen kruipen om onze wereld te bekijken!’
‘O ja, dolgraag, lief muisje! Maar dat kan immers niet, wij zijn veel te groot!’ En weer zuchtte ze.
‘Ik zal maken dat het wel kan,’ zei het muisje deftig en ging op z'n achterste pootjes staan.