Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.
(1869)–F.A. Snellaert– AuteursrechtvrijHoe een tyran die Joden dwanc onvermids hare quaetheyt. C. II.150[regelnummer]
NU merct noch meer saken
Van Gods Ons Heren wraken
Op dat joedscap wtvercoren /
Daer Cristus af woude sijn gheboren:
Dien God gaf so groet voerdeel
155[regelnummer]
Ghinghen Hem dicke af al gheheel /
En̄ stonden selden / dat es waer /
Tenden een .XL. iaer
Sine lieten wet ende ghebode /
En̄ hanteerden afgode.
160[regelnummer]
En̄ doen liet God comen dan
Enen mechtighen tyran /
Die versloecht hier en̄ gheyns
En̄ setten op hen swaren tseyns /
Ia also dicke alst hem ghesciede;
| |
[pagina 293]
| |
165[regelnummer]
Want het waren harde liede /
En̄ haren God niet wel ghetrouwe /
Alsic inder Bybelen scouwe.
En̄ als si hen dan bedochten /
En̄ si niet voerder en mochten
170[regelnummer]
En̄ haer wet weder namen an /
Halp hen God uter noet dan /
En̄ settese weder daer si yrst waren.
Nochtan int leste / te waren /
Bracht daer toe haer felheyt groet
175[regelnummer]
Dat hi bleef aent cruce doet /
Den welken God / God weyt /
Hare vaders hadden voerseyt
Dusent jaer te voren
Eer Hi werden soude gheboren
180[regelnummer]
Van eenre maget / ons te troesten /
Om die menscheyt te verloesten /
Alsi noch welGa naar voetnoot1 van desen
Dagelijx in hare boeken lesen;
Maer haer herte es so van binnen
185[regelnummer]
Versteint dat sijs niet en kennen.
|
|