Poëzy(1753)–Hendrik Snakenburg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 356] [p. 356] Op de beeterschap van W..... WAt is myn doffe geest verligt Van angst, van kommer, en benouwen; Nu Waermond, door myn' vriende - plicht, Straks op myne aenkomst schynt behou'en, 't Is of een beter lucht, aen 't strand, Dan in de Stad, myn zinnen streelde: 't Is of myn geest van yver brand. Ik zwem, als in een zee van weelde. Nu hoop ik, weder morgen vroeg, Een vrolyk uchtendlied te zingen, Niet als voorheen, van spade, of ploeg, Maer van de zee - veranderingen. Ik voel iets, dat myn' yver wekt En de oude lusten doet herleven. Een drift, die steeds myn zinnen trekt, Gevoel ik door myne aders zweven. Godinnen, die de zee bewoont, Ik hoop eens tot uw' lof te dichten; En, zoo uw hulp myn opzet kroont, Zal 'k hier een outer voor u stiehten. Vorige Volgende