5 De speciale geboortecultuur
Toch heeft in Nederland de afgelopen 150 jaar het voortbestaan van de beroepsgroep van verloskundigen verscheidene malen aan een zijden draadje gehangen. Maar steeds weer hebben verloskundigen toch weten te overleven. De Nederlandse overheid heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. Zo werd het beroep in 1878 wettelijk beschermd en later, in het midden van de twintigste eeuw, heeft de overheid ervoor gezorgd dat verloskundigen via de ziekenfondswet een gegarandeerd inkomen konden verwerven. Daar waar een verloskundige praktijk hield, werd zij betaald door het ziekenfonds, en de huisarts niet. Deze maatregel heeft er mede toe geleid dat de thuisbevalling in Nederland bleef voortbestaan. Toen na de Tweede Wereldoorlog in de meeste westerse landen vrouwen voor hun bevalling massaal naar het ziekenhuis trokken, bevielen Nederlandse vrouwen tot het eind van de jaren zeventig op grote schaal thuis, geholpen door zelfstandige verloskundigen met een eigen praktijk. Verloskundigen kregen namelijk in tegenstelling tot de huisarts geen officiële toegang tot het ziekenhuis. Ze mochten dus niet, zoals huisartsen destijds, poliklinische bevallingen begeleiden. De Nederlandse overheid daarentegen ondersteunde juist de thuisbevalling door het subsidiëren van kraamcentra, die na de oorlog overal in het land als paddestoelen uit de grond schoten. Hierdoor kreeg de verloskundige een professionele assistent aan huis bij de bevalling en de eerste tien dagen daarna: de kraamverzorgster.