Een leerboek over verloskunde uit 1701
Zo schreef Hendrik van Deventer, een doctor medicinae, in 1701 een dik leerboek over verloskunde, waarin hij onder meer een aantal eigenschappen beschrijft die noodzakelijk zijn om een goede vroedvrouw te zijn. Zijn beschrijvingen zijn overigens tot op heden nog altijd actueel: ‘Vrouwen die verloskundige willen worden, moeten evenwichtig, voornaam en beheerst zijn, want losse en driftige mensen kunnen een beroep van zo hoog belang veel schade toebrengen. (...)
Een vrouw die echter voornaam, bezadigd en innerlijk beheerst is, die bij vreemde voorvallen niet licht van streek of in verlegenheid raakt en die alles rijp overweegt en tevens gaarne advies vraagt, is een zodanige vrouw die geschikt is voor het ambt. (...)
Kraamvrouwen die zich pijnlijk en ongemakkelijk voelen en dikwijls kleinmoedig zijn, hebben een vroedvrouw nodig die haar een hart in het lijf spreekt en haar hoop op een goede afloop versterkt, zover de werkelijkheid en de toestand van haar en haar kind zulks toelaten. (...)
Een vroedvrouw moet verdraagzaam zijn, hoewel barende vrouwen zichzelf door woorden of daden wel eens vergeten. Zij moet haar dan goedmoedig onderrichten en niet hard optreden, vooral niet in de eerste kraam, omdat het voor jonge vrouwen een geheel nieuwe ervaring is en zij nog ongeoefend zijn. Het moet evenwel de vroedvrouw niet beletten om op belangrijke ogenblikken als het erop aankomt, en als de kraamvrouw haar goede raad niet in acht neemt, haar met ernst op haar plicht te wijzen. Hiertoe heeft een vroedvrouw echter wijsheid nodig om tussen de vrouwen haar aard te onderscheiden.’