De Afscheiding van 1834. Deel 9. Provincie Gelderland
(1991)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 27
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedurende de eerste jaren, nauwkeurig beschrijven op grond van andere bronnen.Ga naar voetnoot6 In 1839 ontstaat onder leiding van ouderling Jan Brink een Kruisgemeente, die zich in 1869 geruisloos met de oorspronkelijke herenigt. ‘Helaas zijn er van de Kruisgemeente te Apeldoorn geen archivalia bewaard gebleven, zodat veel van wat er is gebeurd nooit helemaal duidelijk zal worden.’Ga naar voetnoot7 In 1848 verlaat de Afgescheiden gemeente de classis Arnhem en sluit zich aan bij de classis Hattem. Dit gebeurt onder leiding van haar predikant Koene van den Bosch. De gemeente blijft door dit te doen het kerkverband trouw en onttrekt zich zó aan de sfeer van de ‘Geldersen’ die zoals bekend van circa 1846 tot 1852 buiten de hoofdstroom der Afscheiding verkeerden. In de classicale notulen etc. vinden we enige neerslag van het feit dat rond de jaren 1852 sommige leden der gemeente afzonderlijk vergaderden en dus min of meer hun eigen weg gingen.Ga naar voetnoot8
Voor de duidelijkheid: de buurtschappen het Loo en Noord-Apeldoorn lagen (liggen), aan elkaar grenzend, beide in noord-noordwestelijke richting ten opzichte van het centrum van Apeldoorn-dorp. Het eerste kerkje, de uitgebouwde woning van wijlen G.T. Beugel, stond aan de Anklaarseweg. Dit was op het grondgebied van Noord-Apeldoorn. Evenwel werd vaak gesproken van de kerk op het Loo en de Afgescheiden gemeente te Apeldoorn die te het Loo genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. VoorgeschiedenisIn het archief van de Hervormde gemeente te ApeldoornGa naar voetnoot9 vinden we geen gegevens aangaande de Afscheiding.Ga naar voetnoot10 De gebeurtenissen die we als ‘voorgeschiedenis’ ter plaatse dienen te betitelen waren echter van groot belang. Zij zijn min of meer aan het leven der Hervormde kerk voorbijgegaan, maar hebben toch dit tengevolge gehad dat eind 1835 een groep van meer dan tweehonderd perso- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen, als bij ‘explosie’ met genoemd genootschap brak. Bedoelde gebeurtenissen zijn verbonden aan de ‘oefeningen’ van G.T. Beugel.Ga naar voetnoot11 Gerrit Teunis Beugel werd in december 1762 te Apeldoorn geboren als zoon van Hendrik Wicherts en Antonia Hoogklimmer. Hij overleed te Apeldoorn 9 oktober 1834, oud 71 jaar; in de overlijdensacte staat vermeld ‘zonder beroep’. Zijn eerste huwelijk was met Trijntje Jonkman, zijn tweede - in 1816 - met Nella Maria van Campen (overleden 1832). Beide huwelijken bleven kinderloos. Zijn ouders bezaten in Apeldoorn-Noord een royale woning, die later zijn eigendom werd. Zij was gelegen, schrijft Mooibroek in 1934 (a.w. 14) ‘waar thans het huis van Peter Veeneman staat, aan den Anklaarschenweg 29’. Gedurende ongeveer twintig jaren heeft Beugel - wel ‘Vader Beugel’ genoemd - zondagsavonds in zijn woning geoefend; hij stelde daartoe zijn huis open ‘voor ieder, die lust had de waarheid zooals die in Gods Woord geopenbaard is, te hooren’.(24) Bedoelde samenkomsten zijn van hervormde zijde wel tegengewerkt, maar nimmer door de overheid verboden, beboet of verstoord. Pas na zijn overlijden, als de samenkomsten worden voortgezet en de autoriteiten door de ‘woelingen’ van de Afgescheidenen, wantrouwig staan tegenover elk conventikel, rijzen moeilijkheden. We vermelden hier de conclusie waartoe Mooibroek komt aangaande het werk van Beugel. ‘Zeker mogen we ‘Vader Beugel’ beschouwen als den voornaamsten voorbereider der kerkelijke reformatie in 1835 hier begonnen, want uit zijn gezelschap is onze Gereformeerde Kerk geboren. Toch was Beugel mijns inziens geen man met een sterk ontwikkeld kerkelijk besef. Althans, uit zijn geschriften blijkt eer het tegendeel. Hij was de Godvreezende, innig vrome gemoedelijke man, getrouw in ‘Heeren dienst, beminnelijk tegenover zijn naasten, wier stichting hij gaarne bevorderde. Hij was geen strijdbaar held. 't Liefst ontweek hij den strijd, door zijn meening te zeggen en dan heen te gaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als hij de dagen der Scheiding had overleefd, zou men in hem niet die krachtsontplooiing hebben opgemerkt, zooals die zich bij de vaders der Scheiding openbaarde.’ (27)Ga naar voetnoot12 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Voorgeschiedenis (vervolg)Na het overlijden van Beugel bleef het gezelschap aanvankelijk in zijn huis vergaderen, totdat dit, ongeveer in augustus 1835, moest worden opgeleverd aan de nieuwe eigenaar. De leiding kwam in handen van de schoenmaker Jan Buurman, kort daarna één der Afgescheidenen.Ga naar voetnoot13 Op 16 augustus 1835, enige maanden voor de Afscheiding te Apeldoorn begon, was het gezelschap Buurman vergaderd op de vertrouwelijke plek, het huis van Beugel, dan bewoond door het gezin Hendrik IJzerman. Aan het procesverbaal opgemaakt door de burgemeester en twee ‘gerechtsdienaars’ ontlenen we het volgende.Ga naar voetnoot14
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘en verschillende anderen tesamen ten getale van ongeveer 200 personen, waarvan de namen aan ons niet bekend zijn, bezig met het houden eener Godsdienstige oefening, wordende door... Jan Buurman eene predikatie, redevoering of verklaring van eene bijbeltekst gedaan en voorts door allen gezongen den 119e Psalm verzen 57, 59 en 60...’ Het aantal in het proces-verbaal met name genoemde personen is 39. In 1836 waren er van dezen 23 lid van de Afgescheiden gemeente. Dit betekent een kleine zestig procent. Midden 1836 hadden circa 120 volwassenen gebroken met de Hervormde kerk.Ga naar voetnoot17 Het is daarom niet gewaagd te veronderstellen dat van de geregistreerde ‘200 personen’ - bezoekers van het gezelschap - zich ongeveer hetzelfde percentage (zestig) heeft afgescheiden. Vergeleken met andere conventikels, bijvoorbeeld te Utrecht, mag deze zestig procent hoog worden genoemd.Ga naar voetnoot18 Het werk van ‘Vader Beugel’ heeft, zoals we reeds aanstipten, veel vrucht gedragen!
Dit proces-verbaal werd gevolgd door een schrijven van de burgemeesterGa naar voetnoot19 aan de gouverneur van Gelderland, gedateerd 17 augustus 1835,Ga naar voetnoot20 dat als volgt luidt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Reeds sedert jaren had op het Loo onder Apeldoorn, ten huize van een zekere Gerrit Teunis Beugel, en onder diens leiding eene vereeniging van onderscheidene ingezetenen tot Godsdienstige oefeningen plaats. Genoemde samenkomst heeft niet geleid tot een vervolging door de rechtbank te Arnhem.Ga naar voetnoot21 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Instituering; eerste ambtsdragers; vervolgingZondag 29 november was ds. A. Brummelkamp te Apeldoorn en leidde in de buurtschap Wiesel - ten noorden van het Loo gelegen - een samenkomst van een groot aantal personen. Men kwam ongestoord bijeen in de grote boerderij de ‘Zandhegge’, toebehorende aan de landbouwer Peter Veeneman.Ga naar voetnoot22 Voor de vergadering begon, werd, op aanwijzing van Brummelkamp, een ‘Acte van afscheiding’ bestemd voor de hervormde kerkeraad, door 67 personen getekend. De daarop volgende donderdag gebeurde dit door 20 anderen. Na afloop van het samen-zijn werden tot ouderling van een te stichten Afgescheiden gemeente gekozen: Jan Brink en Jacob Gerrits van Zoeren; tot diaken: Lucas Mulder en Peter Veeneman. Op 3 december 1835 was Brummelkamp opnieuw te Wiesel. Hij bevestigde daar de gekozen ambtsdragers, sprak een leerrede uit en bediende de doop aan Hendrina Buurman, dochter van Jan Buurman en Janna Berends.Ga naar voetnoot23 Naar wij menen dient deze (donderdag) 3 december 1835 te worden beschouwd als de datum van de instituering der gemeente.Ga naar voetnoot24 De samenkomst van 3 december werd bezocht door de burgemeester; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze gaf tevergeefs het bevel uiteen te gaan. Een vervolging door de rechtbank werd ook in dit geval niet ingesteld.Ga naar voetnoot25
Naar aanleiding van een tezamen met andere gemeenten aan de Koning gezonden adres, gedateerd 21 december 1835, waarin vrijheid en bescherming van godsdienstoefening wordt gevraagd,Ga naar voetnoot26 bericht de gouverneur van Gelderland - hierin voorgelicht door de burgemeester - aan de minister van Hervormde Eredienst: ‘... omtrent de zich noemende ouderlingen en diakenen der nieuwe secte te Apeldoorn. Na november 1835 kwam de gemeente veelal samen ‘op het Loo’ in de schuur bij de winkel van Arend Slijkhuis,Ga naar voetnoot27 terwijl in Apeldoorn dorp de boerderij van Jan G. van Zoeren tot vergaderplaats diende. Dit blijkt uit een request aan de burgemeester van 20 juli 1836, evenals in andere plaatsen ingediend op grond van het koninklijk besluit van 5 juli 1836. De Afgescheidenen verzochten in een zodanig adres boven de twintig personen te mogen samenkomen.Ga naar voetnoot28 Het request werd gezonden, daar men te Apeldoorn, evenals elders, vanwege het houden van ‘ongeoorloofde godsdienstoefeningen’, inkwartiering van militairen duchtte. Het stuk is getekend door 121 volwassenen, wier namen we in de volgende paragraaf zullen noemen, en mede voor 126 kinderen.Ga naar voetnoot29 Reeds eerder had de burgemeester een lijst met namen van 87 Afgescheidenen (het ledenbestand in december 1835) aan de gouverneur gezondenGa naar voetnoot30; ook deze met bijbehorende bijzonderheden - bijvoorbeeld beroep - zullen we in paragraaf 4 verwerken.
Op zondag 29 januari 1837 bediende ds. Hendrik de Cock het avondmaal ten huize van ouderling Jan Brink, ‘landman op den Brink’.Ga naar voetnoot31 Aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het proces-verbaal, naar aanleiding van deze samenkomst opgemaakt, ontlenen we het volgende.Ga naar voetnoot32 Veldwachter Jacob Hesse rapporteerde in de avond van 29 januari 1837 aan de burgemeester dat ten huize van Jan Brink, door hem is gezien Opnieuw: ook deze godsdienstoefening leidde niet tot een vonnis van de rechtbank te Arnhem. De officier van justitie - zo blijkt uit correspondentie met de burgemeester - meende op grond van het proces-verbaal dat het niet zou kunnen worden bewezen, dat meer dan twintig personen, buiten de vier huisgenoten, aanwezig waren geweest.Ga naar voetnoot34 Wat wèl mogelijk was: bij schrijven van de burgemeester op 29 januari werd aan de garnizoenscommandant van Zutphen assistentie gevraagd van 75 manschappen infanterie, vergezeld van twee officieren, teneinde ‘ongeoorloofde godsdienstige vereenigingen’ te kunnen tegengaan.Ga naar voetnoot35 Van zijn standpunt terecht, vreesde de burgemeester één van de komende dagen een herhaald optreden van De Cock; deze was namelijk niet aanstonds uit Apeldoorn vertrokken.Ga naar voetnoot36 In de morgen van dinsdag 31 januari 1837 marcheerden 75 manschappen vergezeld van een tamboer, en onder bevel van een officier alsmede zes onderofficieren en korporaals, naar Apeldoorn; zij werden aldaar bij Afgescheidenen ingekwartierd. Op dinsdag 7 februari verdwenen de militairen geheel onverwacht.Ga naar voetnoot37 De gang van zaken bij dit plotselinge vertrek is nimmer duidelijk geworden. Zowel J. KokGa naar voetnoot38 als B. MooibroekGa naar voetnoot39 schetsen meer of minder uitvoerig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de Kroonprins, de latere Koning Willem II, die in deze dagen op paleis het Loo verblijf hield, persoonlijk heeft ingegrepen. Kok doet het zelfs voorkomen, dat de bevelvoerende officier, niet zozeer, tezamen met zijn manschappen, werd weggestuurd, dan wel weggejaagd - dit laatste schijnt ons onwaarschijnlijk toe. Feit is dat na 7 februari 1837 geen strafmaatregelen tegen de Afgescheidenen te Apeldoorn zijn genomen. We mogen wel zeggen: men liet deze mensen begaan. Zou dit toch de invloed zijn geweest van (de latere) Koning Willem II? Of wilde zowel zijn vader als hij, geen militair optreden nabij paleis het Loo riskeren? Immers: dit risico werd genomen bij het optreden van militairen tegen de Afgescheidenen, zoals de gebeurtenissen te Genderen op 16 augustus 1835Ga naar voetnoot40 en te Gameren 23 augustus 1835Ga naar voetnoot41 hebben aangetoond. De Afgescheidenen te Apeldoorn verder ongemoeid gelaten! Dit verklaart onzes inziens het feit dat de gemeente pas in 1851 erkenning aan de overheid vraagt - dat wil zeggen: nadat zij ongeveer twaalf jaren, zoals we zullen zien, ongestoord in eigen kerkgebouw was samengekomen. Merkwaardig is in dit verband, dat de opvolger van burgemeester Van Lijnden, mr. C.H. baron van Rhemen,Ga naar voetnoot42 in het ‘Jaarverslag 1840’ van de gemeente Apeldoorn schrijft: ‘Het is helaas maar al te waar dat de Hervormde bevolkingGa naar voetnoot43 alhier, ten aanzien van hunne geestelijke belangen in een diep verwaarloosden toestand zich bevinden, welke noodwendig op de zedelijkheid een hoogst nadeeligen invloed uitoefend.’.Ga naar voetnoot44 En in het ‘Jaarverslag 1841’:Ga naar voetnoot44 ‘De z.g.n. afgescheidenen zetten hunne Godsdienstoefeningen op eene zeer betamelijke wijze voort, daar voornamelijk de verwaarlozing der herderlijke plichten bij de Hervormden, aanleiding tot het ontstaan dezer afgescheiden gemeente heeft gegeven, zoo vertrouwt men, dat, bij het erlangen van een leeraar, die het gewicht zijner roeping beseft, het aantal der afgescheidenen zeer verminderen zal.’.Ga naar voetnoot45 Bij BosGa naar voetnoot46 vinden we dat eind 1835 en begin 1836 enige berichten de ministers van eredienst en justitie bereiken, waarin wordt geklaagd over een zich aansluiten van enige personen, in dienst van de Koning - paleis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Loo - bij de Afgescheidenen. Genoemd worden: Maas van der Craats (ook: Kraats), arbeider; Jan Gerrits Eikendal, boswachter; Derk Heethaar, klepperman (nachtwaker); Derk Jonker, arbeider; Christiaan Kroon, behanger en Bart Gerrits van Laar, boswachter. We vinden dit zestal in 1836 als leden van de Afgescheiden gemeente. De vraag wordt opgeworpen, of in aanmerking zou komen deze personen ‘... het ongepaste van hun gedrag te doen voorhouden en hen te doen inzien het verkeerde en ongepaste als bedienden des Konings, om zich aan te sluiten aan, of zich te laten wegslepen door personen, wier handelingen Zijne Majesteit als onwettig heeft aangemerkt, terwijl zij daardoor, den eerbied voor Zijne Majesteit uit het oog verliezende, zich blootstellen uit Hoogstdeszelfs dienst te kunnen worden verwijderd.’. Echter, voor zover uit de stukken blijkt, zijn bedoelde personen niet bemoeilijkt vanwege hun kerkelijke keuze. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Eerste ledenZoals we reeds zagen, omvatte de jonge gemeente midden 1836 circa 250 zielen. Ondanks het ontbreken van een ledenregister over de eerste decennia,Ga naar voetnoot47 zijn we in staat de samenstelling der gemeente in 1836 te beschrijven.Ga naar voetnoot48 De beroepen in onderstaande lijst genoemd, ontlenen we aan een bijlage van het request aan de Koning, gedateerd 21 december 1835.Ga naar voetnoot49
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Gemeentelijk leven 1835-1839; ontstaan kruisgemeente; eerste kerkgebouwDe notulen van de kerkeraad vangen aan, zoals we zagen, met 9 november 1836. Gezegd moet worden dat zij tamelijk summier zijn en hiaten vertonen. De eerste vier ambtsdragers noemden we reeds in paragraaf 3. In augustus 1835 tracht de gemeente dit aantal uit te breiden; gekozen worden tot ouderling: de voortrekker Jan Buurman en Johannes de Jongh; tot diaken: de korenmolenaar Marten van Amersfoort en Hendrik Wouters Rijsdorp.Ga naar voetnoot51 Doch Van Amersfoort en Rijsdorp bedanken; waarop de beide in-functie-zijnde diakenen verklaren, dat het mogelijk is de nodige werkzaamheden te verrichten, zonder hulp.Ga naar voetnoot52 Tot een nieuwe verkiezing komt het voorshands niet. Jan Buurman overlijdt in juni 1838. In 1839 moet de Kruisgemeente zijn ontstaan.Ga naar voetnoot53 De notulen - die een hiaat vertonen van 15 mei 1838 tot 29 mei 1839 - zwijgen hierover geheel en al. Maar als zij op laatstgenoemde datum de draad weer opnemen, wordt door een kleine 35 ‘mansleden’ - ten opzichte van 1836 is de gemeente inmiddels enigszins gegroeid - in plaats van Jan Brink tot ouderling gekozen Cornelis Landaal.Ga naar voetnoot54 Uit gegevens van latere tijd blijkt dat genoemde Jan Brink één der voormannen is geweest in de Kruisgemeente en dat men de eerste tijd in diens boerderij tezamen kwam.Ga naar voetnoot55 Over de datum van instituering van de Kruisgemeente is niets bekend; wellicht ligt deze enige jaren na 1839.Ga naar voetnoot56 Over de omvang van de gemeente gedurende de eerste jaren zijn eveneens geen gegevens bewaardGa naar voetnoot57; wel weten we dat het door groei na enige jaren noodzakelijk was naar een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ruimere vergaderplaats om te zien - aangekocht en verbouwd werd een boerenhuis ‘dat toendertijd stond aan de Brinklaan, ongeveer in de bocht tegenover de Elsweg’.Ga naar voetnoot58
Zoals we zagen vergaderde de gemeente aanvankelijk in de schuur van Arend Slijkhuis.Ga naar voetnoot59 Maar in 1839, als het beroepingswerk aan de orde komt - ds. Tj.F. de Haan werd tevergeefs beroepenGa naar voetnoot60 - gaat men uitzien naar een kerk en pastorie. De gemeente slaagt er in het woonhuis van wijlen G.T. Beugel aan te kopen.Ga naar voetnoot61 Het woongedeelte wordt bestemd voor pastorie, terwijl de overige opstal zodanig wordt vergroot, dat hij tot kerkzaal kan worden ingericht.Ga naar voetnoot62 Het zal - na in 1854 te zijn verbouwd en opnieuw vergrootGa naar voetnoot63 - dienst doen tot 1869. Het kerkje en de pastorie in Noord-Apeldoorn, na de verbouwing in 1854: naar een pentekening door H.J.C. te Loo
Eind 1839 heeft de kerkeraad als samenstelling, de ouderlingen: J. de Jongh, C. Landaal en J.G. van Zoeren. Diaken zijn: L. Mulder en P. Veeneman. Op 9 december 1839 wordt een beroep uitgebracht op proponent P.R. de Wit.Ga naar voetnoot64 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Tijdvak 1840-1845; de predikanten P.R. de Wit en H.H. KnolP.R. de Wit nam het beroep aan en werd in januari 1840 door zijn vriend ds. K. Wildeboer te Rijssen bevestigd; hij overleed reeds vóór het eind van het jaar. Poppe Rijkents de Wit werd 20 juni 1802 te Wildervank geboren en overleed te Apeldoorn 2 december 1840. Hij huwde Alberdina Diekema, geboren te Groningen. Het huwelijk was kinderloos. In 1832 werd hij catechiseermeester van de Hervormde gemeente te Wildervank. Wegens zijn verzet tegen de Evangelische gezangen etc. werd hij 2 juli 1834 afgezet. De Wit was een vriend van Hendrik de Cock; met deze maakte hij in 1834 een reis naar Den Haag teneinde de Koning een adres aan te bieden aangaande de schorsing van laatstgenoemde. Korte tijd na de Afscheiding begaf hij zich metterwoon naar Groningen om daar door De Cock te worden opgeleid tot predikant. De studie werd voortgezet bij ds. Van Raalte te Ommen. Op 15 oktober 1839 werd hij door de provinciale vergadering van Overijssel met gunstig gevolg geëxamineerd, maar zijn ‘ordening’ werd niet door alle provincies als wettig erkend, aangezien het examen was afgenomen door zijn opleider en A. Brummelkamp. De synodale bepalingen schreven voor dat tenminste drie door de synode benoemde (althans aanvaarde) predikanten - niet-opleider van de examinandus - het onderzoek zouden verrichten. Op 5 juli 1841 wordt ds. H.H. KnolGa naar voetnoot67 met algemene stemmen beroepen. Hij staat te Apeldoorn van augustus 1841 tot 2 februari 1845. Knol gold tevens als predikant van Beekbergen en Twello.Ga naar voetnoot68 Na de synode van 1843-26 juli tot 2 augustus - die in grote onenigheid over de plaats van de Dordtse kerkenorde, onverrichterzake uiteenging,Ga naar voetnoot69 komen de afgevaardigden van Apeldoorn, Beekbergen en Teuge ‘in het Kerkgebouw op het Loo’ in vergadering bijeen - een ‘sub-classis’ zouden we kunnen zeggen - en spreken onder meer het volgende uit. ‘... het niet raadzaam te oordelen de oude Palen der Vaderen te rug te zettenGa naar voetnoot70 in niet aan te nemen de Kerkenordening van Dordrecht van 1618-1619. Zoo als die kortelijk door de Christelijke afgescheidene Sinode te Amsterdam 1840 met eene Nieuwe voorrede uitgegeven en aangenomen is.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met de laatste uitspraak is duidelijk bedoeld dat de vergadering voorshands geen synode wil zien belegd. Met de eerste kiest de ‘sub-classis’ tegen de zich na 1840 ontplooiende ‘Gelderse richting’; een keuze die haar rond 1847 zal doen breken met het provinciale verband van de Afgescheiden kerken in Gelderland. Afgezien van het laatstgenoemde, geldt voor het tijdvak 1840-1845 wat Mooibroek schrijft over de jaren 1841 tot 1845: ‘Aangaande de gemeente, onder de bediening van Ds. Knol, is weinig bijzonders te melden. Van eenige vervolging of hinder vanwege de overheid is niets gebleken, het schijnt een rustig tijdperk voor de gemeente te zijn geweest’.Ga naar voetnoot72 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. De periode ds. G. Baay, 1846 tot 1848; emigratieDe notulen van de kerkeraad vertonen een hiaat van 29 november 1844 tot 31 augustus 1846. Dit maakt het ons onmogelijk na te gaan hoe het beroep van de in maart 1844 te Leerdam afgezette Gerrit Baay is tot stand gekomen. Als de onderbreking in de notulen eindigt, vinden we Baay als praeses van de kerkeraad. Op dit tijdstip zijn ouderling: de niet eerder genoemde Wulfert van Apeldoorn en J.G. van Zoeren. Diakenen: H.W. Rijsdorp en P. Veeneman. Alvorens verder te gaan, een enkel woord over G. Baay, die door ons in vorige delen reeds menigmaal werd genoemd.Ga naar voetnoot73 Gerrit Baay werd in 1792 te Amsterdam geboren; hij overleed 7 november 1849 te Alto, Wisconsin, Verenigde Staten. Aanvankelijk was hij kaaskruier en knecht in een zeepziederij te Hoorn. In 1837 was hij aldaar ouderling van de Afgescheiden gemeente. Op 3 maart 1840 verhuisde hij naar Utrecht, teneinde door H.P. Scholte verder te worden opgeleid tot predikant. Reeds op een provinciale vergadering 24 en 25 april 1840 werd hij - in strijd met synodale bepalingen - voornamelijk door zijn leermeester Scholte geëxamineerd en op 26 april te Utrecht(!) bevestigd als predikant van Leerdam. Het enige houvast dat we in de zaak van dit beroep hebben, ligt in de notulen der provinciale vergadering van Gelderland, gehouden 25 juni 1846. In substantie vinden we daar het volgende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ds. A. Brummelkamp geeft een kort verslag van de raad door hem aan de gemeente te Apeldoorn gegeven inzake het beroepen van ds.G. Baay. De antwoorden op de brieven die men (leden te Apeldoorn?) naar de gemeente te Zuid-Beijerland heeft gezonden ‘ter informatie betrekkelijk Ds. Baay’ worden gelezen. We krijgen de indruk dat Brummelkamp het voor laatstgenoemde heeft opgenomen en voor hem herstel in het ambt bepleit. De predikanten J. Wildebeest (Varsseveld) en J. Schuurman (dan te Dalfsen en Nieuwleusen) zeggen hun stem niet te kunnen uitbrengen wegens onbekendheid met de zaken. Brummelkamp, A.C. van Raalte, ds. A.G. de Waal (Winterswijk) en J.G. van Zoeren (ouderling te Apeldoorn) verklaren de herstelling van harte te wensen. Ds.G. Wissink (Heerde) stelt voor ‘eerst onderzoek te doen naar de attesten van Ds. Baay’. Dit wordt met algemene stemmen goedgevonden. J. Wildenbeest en J.G. van Zoeren worden benoemd teneinde naar Zuid-Beijerland te reizen en aldaar het bedoelde onderzoek te verrichten.Ga naar voetnoot74 Na deze vermelding wordt noch in de notulen van de provinciale vergaderingen, noch in die van de classis Arnhem het beroep van Baay genoemd. Maar, zoals gezegd, vinden we hem 31 augustus 1846 te Apeldoorn als praeses van de kerkeraad. Niet de gehele gemeente heeft zich verblijd in de komst van ds. Baay. Dit blijkt onder meer uit een brief door de kerkeraad in oktober 1846 ontvangen van een aantal broeders (alle?) te Uddel. Dezen weigeren Baay als leraar te ontvangen; zij uiten bezwaren tegen diens niet-aanvaarden van de Dordtse kerkenorde en afleggen van het ambtsgewaad. De brief is ondertekend door G. van Asselt, L. Brink, T. Brink, S. Beekamp, G.H. Bomhof, A. Mouw en B.J. Mouw.Ga naar voetnoot75 Vier weken later kunnen de twee ouderlingen die Uddel hebben bezocht echter rapporteren dat de bezwaarden zich minder afkerig betoonden dan uit hun brief bleek.Ga naar voetnoot76 Toch moet kort daarna worden vastgesteld dat een aantal leden reeds enige tijd in oppositie is; zij stellen zich buiten alle kerkelijke gemeenschap. De vraag klemt - aldus Baay - of deze personen niet buiten de gemeente dienen te worden geplaatst.Ga naar voetnoot77 Kort daarna vertrekt ouderling W. van Apeldoorn naar Noord-Amerika.Ga naar voetnoot78 Hij opent daarmee de rij van emigranten uit de gemeente te Apeldoorn. Na een tweetal bedankjes wordt Cornelis Landaal gekozen; deze neemt het ambt van ouderling op zich.Ga naar voetnoot79 Reeds eerder was Willem Georg Frederik Beeuwkes derde diaken geworden.Ga naar voetnoot80 In augustus 1847 doet ds. Baay in de kerkeraad - ook een zevental niet-ambtsdragers is ter vergadering - mededeling van een samenkomst 30 juli gehouden ten huize van diaken H.W. Rijsdorp ‘met het bepaalde doel te spreken over de verhuizing naar Noord-Amerika’. De aanwezigen hebben als hun begeerte uitgesproken ‘Zijn Eerwaarde als haren Herder en Leeraar mede te nemen Diaken P. Veeneman heeft bezwaren: Gods volk vertrekt uit Nederland. Baay daarentegen meent dat hier sprake is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van ‘de opening welke de Heere in dat vrije land geeft, en geven wil’. Deze is ‘wel degelijk als eene weldaad aan te merken...’. Hij zegt tegen degenen die begeren dat hij zal meegaan: ‘Zie hier ben ik ten uwen dienst, met alles wat ik ben en heb...’. Gevraagd wordt; ‘Wat moet er van de armen en weduwen?’ Baay antwoordt dat het goed zal zijn zo veel mogelijk broeders en zusters mee te nemen; getracht zal worden in de gemeente financiële steun te vinden voor het betalen van het reisgeld van de minder-draagkrachtigen. Besloten is, volgend jaar te vertrekken, maar twee der aanwezige gemeenteleden G. Bos (ch) en L. Bos (ch) verklaren reeds dit jaar te willen emigreren.Ga naar voetnoot81 Uit dit alles blijkt onzes inziens dat Baay het plan heeft gekoesterd het grootste gedeelte der gemeente voor emigratie te winnen, evenals dit was gebeurd in de gemeente van zijn leermeester Scholte te Utrecht. Dáár waren in april 1847 ongeveer 70 van de 120 zielen geëmigreerd.Ga naar voetnoot82 Na 6 augustus 1847 heeft Baay nog slechts drie vergaderingen van de kerkeraad gepresideerd, namelijk op 5 oktober en 24 november 1847 alsmede op 4 januari 1848. Op 5 oktober 1847 is reeds een aantal leden geëmigreerd; geklaagd wordt dat door vertrek van ‘onderscheidene leden naar Noord-Amerika’ de opbrengst van de collecten is terug gelopen.Ga naar voetnoot83 De omvang van de eerste ‘golf’ van emigranten kan niet worden bepaald; de ‘groep-Baay’ die in april 1848 het vaderland verlaat, op weg naar de Nieuwe wereld, omvat 30 personen. We geven hieronder de namen etc. van de volwassenen onder de emigranten, voor zover de gegevens bekend zijn, alsmede de aantallen kinderen.Ga naar voetnoot84
Baay, Rijsdorp en Van Zoeren worden getypeerd als welgesteld, de anderen als mingegoed. Bij allen wordt vermeld als ‘vermoedelijke reden van vertrek’: ‘Beter bestaan en meerdere vrijheid van Godsdienst’. Plaats van bestemming: ‘Michigan, Noord-Amerika’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kleine groep is echter niet naar de staat Michigan gegaan, maar naar Alto, Wisconsin. De reis was niet voorspoedig; pas na drie maanden kwam men aan op de plaats van bestemming. Zoals reeds vermeld: Baay overleed reeds 7 november 1849. Koene van den Bosch (1818-1897)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Ds. K. van den Bosch te Apeldoorn (1848-1854); erkenning 1851De emigratie van april 1848 laat de gemeente min of meer gehavend achter. Immers: ds. G. Baay is vertrokken, alsmede de beide ouderlingen C. Landaal, J.G. van Zoeren en diaken H.W. Rijsdorp. Als ambtsdragers zijn slechts overgebleven: de diakenen W.G.F. Beeuwkes en P. Vee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neman. Het beroep dat kort daarop is uitgebracht op K. van den Bosch, predikant te Elburg, ligt evenals dat van ds. G. Baay, in het duister. De notulen van de kerkeraad vertonen (opnieuw) een hiaat, namelijk van 4 januari tot 30 juni 1848. Op laatstgenoemde datum vinden we Van den Bosch en de beide diakenen voor het eerst in vergadering bijeen. Besloten wordt ouderlingen te verkiezen; enige weken daarna zien we dat het aantal diakenen op drie is gebracht. Op 4 oktober 1848 zijn ouderling: Joh. Veeneman en P. Veeneman (was diaken); diaken: W.G.F. Beeuwkes, Evert Nijenhuis en Lamb. Veeneman.Ga naar voetnoot87 Koene van den Bosch werd in 1818 te Wolvega geboren; hij overleed in 1897 te Grand Haven, Michigan. Met zijn ouders verhuisde hij naar Meppel. Aanvankelijk was aldaar zijn beroep turfgraver. Hij huwde Maria Rook. Van den Bosch werd opgeleid door de predikanten F.A. Kok en W. Kok.Ga naar voetnoot88 Oefenaar te Elburg in 1846 tot hij 25 september 1847 op een provinciale vergadering van Overijssel gehouden te Rouveen werd geëxamineerd en toegelaten tot de heilige bediening; kort daarna deed hij zijn intrede te Elburg; predikant te Apeldoorn... juni 1848; te Noordeloos 26 februari 1854 - afscheid 13 maart 1856; emigratie naar Noordeloos, Michigan, Verenigde Staten - predikant aldaar 1 juni 1856, Dutch Reformed Church; afscheiding met deel van zijn gemeente 14 maart 1857 - naam na afscheiding: Ware Hollandsche Gereformeerde Kerk (later: Christian Reformed Church); Grand Haven, Michigan 1869; Chicago, Illinois 1878; emeritaat 1881. Wat de beoordeling van persoon en arbeid van Koene van den Bosch betreft, bedenke men dat hij, zowel in Nederland als in de Verenigde Staten midden in de kerkelijke strijd heeft gestaan. Zoals we zullen zien was zijn gemeente te Apeldoorn verdeeld in de conflicten tussen de Gelderse richting en de hoofdstroom der Afgescheidenen. In de Verenigde Staten behoorde hij, evenals de voormalige Hilversumse ouderling Gijsbert Haan,Ga naar voetnoot89 tot degenen die in 1857 de stoot gaven tot het ontstaan van de Christian Reformed Church. Uiteindelijk kozen de Afgescheiden kerken in Nederland vóór deze kerkengroep, en tégen de door Van den Bosch, Haan c.s. verlaten (Dutch) Reformed Church (de huidige Reformed Church in America - R.C.A.). We memoreren - in het kort - dat in 1856 en 1857 in de staat Michigan, nader in de gemeenten te Graafschap, Grand Rapids en Noordeloos, kleine groepen de Dutch Reformed Church - de oude Nederlandse emigrantenkerk (gesticht in 1628) waarbij de gemeenten rond A.C. van Raalte sedert 1848 waren aangesloten - verlieten. Slechts twee predikanten gaven daarin leiding: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
K. van den Bosch (Noordeloos) en H.G. Klijn (Grand Rapids).Ga naar voetnoot90 Klijn keerde nog in 1857 terug; gedurende zes jaren was Van den Bosch de enige predikant van de uitgetredenen. De bezwaren tegen de Reformed Church waren onder meer de volgende. Het invoeren van een bundel Gezangen in strijd met de Dordtse kerkenorde; ‘Het noodigen van alle gezindheden tot het Avondmaal uitgezonderd de Roomschen’; het nalaten van het regelmatig prediken van de Heidelbergse Catechismus, van het geven van catechisatie en van het doen van huisbezoek; het tolereren van het uitdragen der mening dat de Afscheiding in Nederland ontijdig was geweest en het aanvaarden alsmede handhaven van leden die vrijmetselaar waren.Ga naar voetnoot91 Het op de voorgrond treden bij een kerkelijk schisma brengt in den regel mee: een verguisd-worden en een geprezen-worden. Wij houden het er voor dat KOENE VAN DEN BOSCH aan wiens nagedachtenis wij dit boek opdroegen, de goede keuze heeft gedaan in de ‘Afscheiding van 1857’ in de Verenigde Staten. Ook in Nederland heeft hij, onzes inziens, het goede pad bewandeld toen hij leiding gaf aan het zich onttrekken van Apeldoorn, Beekbergen en Twello aan de classis Arnhem in 1858 en het binnenleiden van deze gemeenten in de classis Hattem. Ook herhalen we dat ‘Apeldoorn’ tijdens zijn predikantschap tot meerdere bloei is gekomen. Tenslotte geven we de visie op Koene van den Bosch van Gilbert G. Haan, een kleinzoon van de eveneens ‘omstreden’ persoon Gijsbert Haan. ‘Nemen we vervolgens even een uitstapje naar het kleine landelijke gemeentje Noordeloos. Daar ontmoeten we den predikant, leeraar van een klein gemeentje, die om wille van zijn optreden als grondlegger genoodzaakt is, om, in verband met zijn herderlijk werk, ook een groot deel van zijn tijd voor een wijle te wijden aan werkzaamheden op den akker. Het is Ds. K. Van den Bosch, een man, groot en grof, en gespierd van lichaamsbouw. Zijn forsch en ietwat ruw uiterlijk, zijn scherpe blik en zijn haastige en driftige houding, verraden al spoedig zijn hard en onbezadigd karakter. Dat karakter en zijn onbezadigde wijze van doen is er ten deele oorzaak van, dat hij niet een grooter getal dan 16 à 20 huisgezinnen zijne kudde kon noemen.Ga naar voetnoot92 Dat karakter speelde hem zoo dikwijls parten; zoo gedurig is het hem een doorn in het vleesch en een oorzaak van droefheid en weemoed niet alleen voor hemzelf, maar ook voor anderen. En we zijn haast geneigd om te vragen: “Zal de Heere door zulke instrumenten zijn zaak tot stand brengen?” Maar die vraag wordt ons opgehelderd als we Van den Bosch van een andere zijde bezien. En dan bespeuren we dat achter die driftige natuur en onstuimigen geest een godvreezend hart woont. In de vreeze Gods | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt het meer en meer zijne overtuiging, dat hij de schapen van Gods weide moet terug leiden naar een verlaten standpunt. Daardoor verliest hij vrienden, en dat veroorzaakt ontberingen, maar met zijnen God breekt hij door eene bende en met Hem springt hij over eenen muur. In geloofsgehoorzaamheid is het nu zijn vast besluit, dat hij moet weigeren “de Assyriers de hand te geven en den Egyptenaren om brood te bidden”. Te midden van die harde karaktertrekken endoor al die onbezadigdheden des levens heen zien we gedurig de kenmerken van een geloofsheld. Al moet hij nu ook gedurig op den akker werken, om in het onderhoud der zijnen te voorzien, dat is voor hem niet te vernederend: Gods wil geschiede. Spoedig zien we hem als een arme “circuit rider” de belangen der Kerk behartigen te Noordeloos, en Graafschap, en Zeeland, en Vriesland, en Grand Rapids en andere plaatsen, waar zijne diensten als grondlegger worden vereischt. Zoo werkt de grijze dienstknecht voort, want God wil wat met en door hem doen, en de Heere doet het. Gaandeweg echter wordt hij minder, terwijl anderen wassen, totdat eindelijk zijn stof op Grand Haven's grond ter ruste wordt gelegd, en het werk, dat hij begon en nu steeds voortgaat, getuigt, dat hij niet te vergeefs heeft geleefd, geleden en gestreden. En dus rust hij de rust van Gods knechten.’Ga naar voetnoot93 Gedurende de jaren 1848 tot 1854 treden, behalve de reeds genoemden, als ouderling op: M. van Amersfoort, P. van Asselt, D. Kamphuis, K.W. Rijsdorp, Lamb. Veeneman en C. Vermeulen. Als diaken: L. van den Brink, P. van Oorspronk, J.C. Veeneman en W. Veeneman. In maart 1851 richt de gemeente zich tot de Koning met het verzoek te worden erkend.Ga naar voetnoot94 Het niet-erkend-zijn veroorzaakte wel geen directe moeilijkheden, maar door het ontbreken van rechtspersoonlijkheid kon het kerkgebouw niet op naam der gemeente worden gesteld. Als reglement werd opgegeven dat van Groningen, zoals we reeds een en andermaal zagen, een variant van het Utrechtse. De gemeente wordt erkend bij koninklijk besluit van 8 mei 1851, no. 79.Ga naar voetnoot95 Het request wordt ondertekend door slechts 36 personen van het mannelijk geslacht. De aandacht trekt dat de ouderlingen Joh. Veeneman en L. Veeneman alsmede diaken W. Veeneman niet tot de ondertekenaars behoren.Ga naar voetnoot96 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gedurende de jaren 1850 tot 1854 vinden we zowel in de notulen van de kerkeraad als in die van de classicale vergaderingen (Hattem) sporen van het feit dat een deel der gemeente koos voor de Gelderse of Brummelkampiaanse richting; men ging daarin zo ver dat men afzonderlijk vergaderde.Ga naar voetnoot97 In de notulen van de kerkeraad van april 1850 lezen we dat de voormalige diaken W.G.F. Beeuwkes en diens huisgezin, F.J. Jordens, Jannigje van Aalst (de vrouw van Abraham Beeuwkes) en Dirk Bakker ‘door eene oproerige geest gedreven haar afscheids schriften aan de Kerkeraad hebben ingedient...’.Ga naar voetnoot98 Een jaar later vinden we dat Dirk Jonker en W.G.F. Beeuwkes gezelschap houden, ook tijdens de kerkdiensten.Ga naar voetnoot99 Reeds daarvóór, namelijk op 21 november 1850 zijn enige leden in de vergadering van de kerkeraad aanwezig: Dirk Jonker, W.G.F. Beeuwkes en Peter Bakker; zij zijn ‘ontboden’. De praeses zegt: ‘... dat de Leeraars op de Provinciale vergadering te Zwolle weder hereenigt zijn geworden en vraagt aan de ontbodene leden of zij nu ook gezint waren om weer met de gemeente te hereenigen’.Ga naar voetnoot100 Dirk Jonker antwoordt ja ‘Doch onder voorwaarde van hun gezelschap voort te houden op dezelfde wijs als zij het tot nu toe gehouden hebben en hem van onder het cencuur te doen zonder belijdenis.’. W.G.F. Beeuwkes verklaart dat hereniging niet zo gemakkelijk zal tot stand komen, daar zijn broeder Abr. Beeuwkes ten onrechte van de gemeente was afgesneden. Peter Bakker antwoordt in dezelfde zin: zijn vader, Dirk Bakker, werd afgesneden. De kerkeraad spreekt uit, dat zó geen hereniging mogelijk is. De drie broeders houden naar zijn inzien aan hun oude zonden vast.Ga naar voetnoot101 Als, provinciaal, de vereniging met Brummelkamp c.s. werkelijk tot stand is gekomen, tracht de kerkeraad opnieuw de zaken met Beeuwkes, Jordens, Bakker c.s. te vereffenen.Ga naar voetnoot102 Maar ook daarna lezen we dat ‘het gezelschap’ nog vergadert.Ga naar voetnoot103 Tenslotte wordt met D. Jonker een verzoening tot stand gebracht; echter niet met W.G.F. Beeuwkes.Ga naar voetnoot104 Aangezien we verder van Beeuwkes niet lezen, vermoeden we dat hij zich blijvend, wellicht met enige anderen, van de gemeente heeft losgemaakt. Op 9 februari 1854 wordt de laatste vergadering van de kerkeraad gehouden, terwijl ds. Van den Bosch nog in Apeldoorn woont. Hij is dan geen praeses ‘wegens de zwakte van des Leeraars echtgenoot’. Al kort nadat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den Bosch is vertrokken, moet een grotere kerk worden gebouwd. Een bewijs dat de afgelopen jaren de gemeente, ondanks de moeilijkheden met de Brummelkampianen, was gegroeid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. Gemeentelijk leven 1854-1869In dit tijdvak wordt de gemeente bediend door de volgende predikanten: Gerrit BrunemeijerGa naar voetnoot105 van 25 juni 1854 tot 11 mei 1856, Jan Hendrik SchoemakerGa naar voetnoot106 van maart 1857 tot 8 december 1861, Lambertus NeijensGa naar voetnoot107 van 12 oktober 1862 tot 30 augustus 1868 en Frans Sipkes RederusGa naar voetnoot108 van 25 april 1869 tot 3 november 1872. Tijdens het predikantschap van Brunemeijer wordt besloten op dezelfde plaats als het bestaande ‘eene gansch nieuwe kerk te laten bouwen met zes glasraams en alles uit te besteden met twee ijzeren raams...’.Ga naar voetnoot109 De bouw of verbouw vraagt een bedrag van ƒ 3000,-.Ga naar voetnoot110 ‘Uit verschillende omstandigheden valt af te leiden, dat de ingebruikneming heeft plaats gehad in Januari 1855...’.Ga naar voetnoot111 In 1868-1869 werd een nieuw kerkgebouw gesticht aan de Loolaan, het oude werd verkocht en gesloopt. Op zondag 18 april 1869 werd het nieuwe bedehuis in gebruik genomenGa naar voetnoot112; het heeft dienst gedaan tot 1897. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. De Kruisgemeente; vereniging van 1869Zoals we reeds in de inleiding van dit hoofdstuk aanstipten, zijn van de Kruisgemeente geen archivalia bewaard gebleven. Het meeste van wat we aangaande haar weten, vinden we in de notulen van de Algemene vergaderingen van de Kruisgemeenten.Ga naar voetnoot113 Bijzonderheden aangaande het leven der gemeente werden daarin niet genoemd, maar wel wordt vermeld dat in het tijdvak 1855 tot 1869 - over de jaren 1844-1854 worden geen namen genoemd - als ouderling zijn opgetreden L. Beekamp, Jan Jansen, Hendrik Kamphuis, H. Mulder, H. Stokking en Gerrit Oldenhoff. De eveneens vermelden: B. Buurman en P. Van Gent waren òf ouderling òf diaken.Ga naar voetnoot114 De gemeente werd door slechts twee predikanten bediend. Jan PlugGa naar voetnoot115 stond te Apeldoorn van 4 april 1848 tot 1 augustus 1850 en Rut Gerret Kamans Sr.Ga naar voetnoot116 van december 1851 tot januari 1854. Op 9 juli 1869 voltrekt zich, geruisloos, de vereniging met de Afgescheiden gemeente. We lezen hierover in de notulen het volgende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘De vergadering is vermeerderd door vier personen welke zijn twee Ouderlingen H. Stokking, L. Beekamp, twee diakenen A. Bruins en R. Beekamp. Deze vermeerdering van ouderlingen en diakenen vloeit voort uit de vereeniging, die gesloten is den 16 junij 1869 en volgende dagen. Op welke vergadering eene Commissie verscheen van de Sijnode der oud Gereformeerde Kerk in Nederland.Ga naar voetnoot117 Deze Commissie had in last om over eene vereeniging te spreken op goede gronden met de Christ. Afgescheidene Gereformeerde Kerk in Nederland. Deze pogingen zijn van den Heere alzoo gezegend, dat het tot eene vereeniging is gekomen. De broeders van weerzijden drukten elkaar de hand der vereeniging en gemeenschap van harte. Door deze vereeniging is het dat de bijde kerken tot een ligchaam zijn vereenigd onder de titel van Christelijke Gereformeerde Kerk.Ga naar voetnoot118 Door onderling goedvinden zijn de twee gemeenten aan deze plaats ook tot een vereenigd, alzoo dat de Ouderlingen en diakenen zullen blijven tot de tijd van aftreding als naar gewoonte. De Heere was met ons. De Heere zij geloofd.’Ga naar voetnoot119 De kerkeraad van de Afgescheiden gemeente omvatte op 9 juli 1869: F.S. Rederus; H. Beeuwkes, H. Janssen en L. Veeneman. Diakenen waren: P. Bakker, H. Beekman, D. Jonker, G. Pol en J.C. Veeneman. Bepaald wordt in genoemde vergadering dat het kerkgebouw van de Kruisgemeente, staande ‘op het Slop’ zal worden verkocht.Ga naar voetnoot120 Op 3 december 1869 wordt besloten dat de gehele kerkeraad zal aftreden. Er zullen vijf ouderlingen en vijf diakenen worden gekozen.Ga naar voetnoot121 |
|