De Afscheiding van 1834. Deel 9. Provincie Gelderland
(1991)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 3
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. VoorgeschiedenisBij de beschrijving van de Afscheiding te Arnhem stuiten we op de moeilijkheid dat tengevolge van de oorlogshandelingen in 1944 en 1945 belangrijke archiefstukken zijn verloren gegaan. We noemen: gedeelten van de rechterlijke archieven, het meeste van het archief van de Hervormde gemeente van nà 1830Ga naar voetnoot3 en alle bevolkingsregisters van de vorige eeuw. Wat de hervormde notulen - voor zover bewaard - betreft: zij bevestigen wat H.C. Endedijk schrijft:Ga naar voetnoot4 ‘Het negentiende-eeuwse Arnhem, min of meer een luxe-stad. Het liberalisme heeft tot op zekere hoogte hier de samenleving gestempeld. Ook de kerkelijke samenleving. Sommigen vervreemdden daardoor van het evangelie, anderen uitten duidelijk hun onvrede over de toestand in de vaderlandse kerk. In die onvrede heeft gereformeerd Arnhem duidelijk wortel geschoten: een profeet tegen de verliberalisering van het evangelie’.Ga naar voetnoot5 Rond 1816 stonden in de Hervormde gemeente de predikanten: E.J. Post (te Arnhem: 1782-1823), Joh. Veltman (1784-1827), Joh.C. Boot (1789-1834), H.H. Donker Curtius (1802-1839) en W. Overduijn (1809-1844). Van dit vijftal is Donker Curtius de meest bekende; in 1816 werd hij vice-president en van 1825 tot 1839 was hij ononderbroken president | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de Algemene synode; bovendien gedurende vele jaren secretaris van het Provinciaal kerkbestuur van Gelderland. Donker Curtius wordt gerekend tot de meest bekwame en op de voorgrond tredende tegenstanders van de Afgescheidenen.Ga naar voetnoot6 We krijgen de indruk dat het leven in de Hervormde gemeente een ingezonken karakter droeg. De ‘gewone man’ kwam - zoals in menige plaats - voor het lidmaatschap van de kerkeraad niet in aanmerking. Maar in Arnhem mag de situatie extreem worden genoemd: bijvoorbeeld eind 1817 zijn onder de negentien ouderlingen (‘leden van den grooten kerkenraad’Ga naar voetnoot7) twee adellijke personen, tien meesters in de rechten en één arts.Ga naar voetnoot8 Verder lezen we dat de kerkeraad de diakenen benoemt.Ga naar voetnoot9 Voor laatstbedoeld ambt is in de jaren daarna weinig ambitie. In 1819 blijkt het niet mogelijk voor de aftredende diakenen nieuwe te verkiezen: van elf gekozenen hebben tien personen bedankt.Ga naar voetnoot10 Ook in de jaren daarna blijft de benoeming van diakenen zorg baren, tengevolge van ‘de groote moeijelijkheid welke er vast is aan het wekelijks rondgaan met de bosGa naar voetnoot11...’. De diakenen stellen voor ‘daarvoor lieden te benoemen, die voor hunne moeite een klein loon zullen ontvangen’.Ga naar voetnoot12 Een week later wordt dit voorstel aanvaard; de instelling van ‘de wekelijksche bos aan de huizen’ wordt hierdoor veilig gesteld.Ga naar voetnoot13 Een speurtocht in de notulen van de ‘Centrale kerkeraad’ levert behalve het bovenstaande weinig op. Deze worden voornamelijk gevuld met zaken van benoeming van ouderlingen en diakenen, alsmede met ‘kerkelijke rekeningen’. Slechts één ding dienen we nog te vermelden: in 1829 wordt besloten A. des Amorie van der Hoeven, hoogleraar aan het seminarie der Remonstranten te Amsterdam,Ga naar voetnoot14 die zich enige tijd ‘in de nabijheid van deze stad zal ophouden’ uit te nodigen ‘de gemeente door eene leerrede te stichten’.Ga naar voetnoot15 We hebben geen indicatie, dat dit besluit de om zijn welsprekendheid vermaarde geleerde te laten preken, dezelfde deining heeft teweeg gebracht als een overeenkomstig gebeuren in de Hervormde gemeente te Utrecht in mei 1829.Ga naar voetnoot16 Door het reeds genoemde verlies aan notulen uit het hervormde archief kan niet worden nagegaan wanneer en hoe de kerkeraad reageerde op de onttrekkingen in de jaren 1834-1843. Maar ook het ‘Lidmatenregister 1799-1859’ geeft geen enkele vermelding aangaande personen die braken met hun kerkgemeenschap.
De ‘Onvrede’ over de gang van zaken in de Hervormde kerk zal zich ook hebben geuit - vaststaat dat dit in latere jaren het geval was - in het be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staan en voortbestaan van een gezelschap rond 1822. Zondag 18 augustus 1822 vergadert het in de schuur bij het woonhuis van Hendrik van de Wall, oud 37 jaar, geboren te Arnhem, van beroep molenaar.Ga naar voetnoot17 De samenkomst vangt aan te 5 uur. Het aantal bezoekers wordt geschat op 150, aanzienlijk meer dan gewoonlijk; dit behoeft niet te verwonderen, aangezien de bekende oefenaar J.W. VijgeboomGa naar voetnoot18 de godsdienstoefening leidt. De grote toeloop heeft de aandacht van de politie getrokken. Aanwezig zijn onder anderen - behalve de reeds genoemde Van de Wall - Berend Adriaan Berends, 38, bakker; Jan Heggers, 44, bakker en Hendrik Roelofs, 37, rentmeester, allen wonende te Arnhem. Op grond van artikel 294 van het vigerende wetboek van strafrecht - geen samenkomsten van meer dan twintig personen zonder vergunning - wordt Van de Wall op 21 september 1822 veroordeeld tot ƒ 20,- boete en betaling van de kosten groot ƒ 2,75. Bemerkenswaard is dat het gezelschap - zoals we nader zullen zien - in 1843 nog bestaat en er zich dàn op beroept dat haar samenkomsten al meer dan veertig jaren worden gehouden. Enige leden wenden zich in genoemd jaar tot de landsoverheid met het verzoek de bijeenkomsten ongemoeid te laten - de vergaderingen worden de laatste jaren door meer dan twintig mensen bezocht en op grond daarvan heeft het gemeentebestuur enige leden herinnerd aan de wettelijke bepalingen. Ook in 1843 vinden we B.A. Berends, J. Heggers en H. van de Wall onder de leden van het conventikel; laatstgenoemde wordt eind 1843 aanvaard als lid van de Afgescheiden gemeente.
Van een tweede conventikel horen we in 1832 als Ruth Gerrit Kamans,Ga naar voetnoot19 gewezen theologisch student, sinds enige maanden brillenslijper te Arnhem, zich met een request tot de Koning wendt. Hij verlangt toestemming tot het ongehinderd bijeenkomen van zijn gezelschap dat in den regel meer dan twintig personen telt. We lezen in het verzoekschrift van 30 juli 1832 onder meer: ‘In deze bangen en gewichtvolle oogenblik wend zich Zijner Majesteits ootmoedigen dienaar met dit ernstig en ootmoedig verzoek tot Zijne Majesteit, in de streelendste hoop en verwachting, hierop Zijner Majesteits! gunst te mo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen genieten, namelijk: daar er hier ter stede, gelijk ook - Gode zij dank - in veele andere oorden onzes Vaderlands, menschen gevonden worden, die zoowel de algemene, als ook de bijzondere drukkende en gevaarvolle omstandigheden van ons Vaderland, en den treurvollen toestand, waarin zich in meer dan een opzigt onze Hervormde Kerkstaat thans bevind, zeer ter harte gaat, [en] die daartoe, gelijk ook in andere steden of dorpen onzes Vaderlands zijn, [gaarne] eene bijeenkomst zoude geopend zien, om het ootmoedig gebed tot God op te zenden, en daartoe elkander op te wekken en aan te moedigen, of het den almagtigen, den genaderijken God, die zoo menigmaal ons Vaderland uit nooden gered heeft, en ook nu ons Vaderland uit alle dreigende of reeds drukkende gevaren redden kan, behagen mogt, zijn toornig aangezigt van ons af te wenden, en zijn gunstrijk aanschijn, gelijk in de dagen onzer vaderen, over ons te verheffen.’ Het request wordt afgewezen.Ga naar voetnoot20 Het is onbekend, of er ook enige relatie is geweest tussen het conventikel Van de Wall en dat van Kamans. Het trekt wel onze aandacht dat Kamans met vrouw en kinderen midden 1832 woont ‘bij den Heer O.F. Lincker in de Weverstraat No. 43 te Arnhem’Ga naar voetnoot21 en dat deze persoon in 1843 een request van het conventikel Van de Wall tekent.Ga naar voetnoot22 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het begin van de Afscheiding te Arnhem; institueringDit begin ligt in het duister tengevolge van het reeds geschetste verlorengaan van een deel van het hervormde archief en van de bevolkingsregisters.Ga naar voetnoot23 Onzes inziens merkt H.C. Endedijk terecht op dat er aangaande de eerste tijd - 1834-1842 - slechts ‘vage verhalen’ kunnen worden doorgegeven. In genoemde jaren zou een handjevol mensen samenkomsten hebben gehouden in een huis in de Papegaaigang en op een tweetal adressen in de Walstraat.Ga naar voetnoot24 Een bijeenkomst in deze straat zou zijn verstoord door het gepeupel, waarna de Arnhemse Afgescheidenen ‘uitweken’ naar VelpGa naar voetnoot25 - welke inhoud aan dit laatste moet worden gegeven, is niet geheel duidelijk. Als Anthony Brummelkamp zich midden 1842 - gekomen van Schiedam - te Arnhem verstigt, ‘vergadert hij om zich heen’ een aantal Afgescheidenen, personen die lid zijn te Velp en wellicht ook anderen. De eerste ‘gemeente-vergadering’ wordt gehouden in augustus 1842.Ga naar voetnoot26 Aanwezig zijn, behalve A. Brummelkamp: J.J. Arnaud, B. Buijing, A.M. Donner, A. Meulenbroek, H. Russer, H. Willemsen, J. Wildenbeest en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.W. ten Bokkel. Van de laatste twee wordt vermeld dat zij zijn ‘beroepen leeraren' respectievelijk te Varsseveld en te Winterswijk 'die opleiding daartoe genieten bij Ds. Brummelkamp'. Ook is aanwezig J.W. Sleyster, ouderling te Velp.Ga naar voetnoot27 Brummelkamp legt in deze vergadering zijn op bladzijde 221 reeds geciteerde verklaring af: samengevat, hij is naar Arnhem gekomen om aldaar en in de omgeving Woord en sacramenten te bedienen en zijn predikantsopleiding voort te zetten.Ga naar voetnoot28 Men besluit 's zondags tweemaal godsdienstoefening te houdenGa naar voetnoot29 Verder lezen we dat Brummelkamp onderzoek doet naar een verkiezing 'welke vroeger alreeds geschied was...;, namelijk van H. Russer tot ouderling en H. Willemsen tot diaken. 'Hier blijkt dat er keuze gedaan was, maar zoo dat de tien gekozen hebbende broeders die keus herroepen. Verkiezing die nu noodig is, wordt uitgesteld’.Ga naar voetnoot30 Tenslotte: artikel 6 van deze notulen maakt duidelijk dat de groep bijeenkomt ten huize van A. Meulenbroek; daarna ook bij student A.C. Fris.Ga naar voetnoot31 De volgende samenkomsten in 1842 kan men eveneens typeren met 'gemeente-vergadering': de ambten zijn nog niet ingesteld. Begin 1843 ziet men de noodzaak in van het bezitten van een eigen vergader-ruimte. Blijkbaar is door de werkzaamheden van Brummelkamp de toeloop aanmerkelijk vergroot. Op 6 januari zijn aanwezig de volgende veertien personen: J.J. Arnaud, J.L. Blankenzee, J.W. ten Bokkel, A. Brummelkamp, (diens vader) J. Brummelkamp, B. Buijing, A.A. Gerritsen, A. Meulenbroek, S. Nibbelink, W. Otto, P.F. Pfanstiehl, A.C. Fris, J. Wildenbeest, H. Willemsen. De plannen voor de bouw of verbouw van een bestaand pand met bestemming vergader-ruimte voor de gemeente in wording krijgen vastere vorm. Bekend kan worden gemaakt dat aan giften is ontvangen ƒ 120,- en aan al dan niet renteloze voorschotten ƒ 2000,-. De genoemde A.A. Gerritsen, aannemer van beroep, verklaart voor de som van ƒ 2120,- een kerk te kunnen bouwen.Ga naar voetnoot32 Brummelkamp heeft ervaring genoeg om te weten dat het bezitten van een kerkgebouw met samenkomsten boven de twintig personen een aanvraag voor erkenning noodzakelijk maakt. Op de volgende vergadering wordt besloten een desbetreffend request aan de Koning te zenden. Merkwaardig is, daarna te lezen dat... daartoe een kerkeraad dient te worden gekozen!Ga naar voetnoot33 Ongeveer een week later nemen vijftien broeders aan de verkiezing deel. Voor ouderling valt de keuze op S. Nibbelink, voor diaken op A.A. Gerritsen en W. Otto. Op 17 mei 1843 verklaart eerstgenoemde zich niet bekwaam te achten voor het ouderlingschap.Ga naar voetnoot34 Twee maanden later | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- geen der gekozenen is nog bevestigd - zegt de inmiddels tot scriba benoemde W. Otto hetzelfde, namelijk nadat een lid heeft voorgesteld Otto en Nibbelink te doen 'ruilen': eerstgenoemde zou dan ouderling worden en laatstgenoemde diaken.Ga naar voetnoot35 Tussen de datum van deze vergadering - 18 juli - en van de volgende - 24 juli - is de bevestiging verricht en wel op zondag 23 juli 1843; na deze dag zijn er reguliere vergaderingen van de kerkeraad genotuleerd.Ga naar voetnoot36 Naar de regels van het gereformeerd kerkrecht dient laatstgenoemde datum te worden beschouwd als die van de instituering van de Christelijke Afgescheiden gemeente te Arnhem.Ga naar voetnoot37 Immers, een gemeente wordt geacht te zijn geïnstitueerd, als de ambten zijn ingesteld, niet bij verkiezing maar door bevestiging.Ga naar voetnoot38 De samenstelling van de kerkeraad is echter enigszins anders dan we zouden hebben verwacht: ds. A. Brummelkamp; J. BrummelkampGa naar voetnoot39 ouderling. Diaken zijn: A.A. Gerritsen, S. Nibbelink en W. Otto. Nadrukkelijk wordt vermeld dat (slechts) de diakenen bevestigd zijn.Ga naar voetnoot40 Een voorstel van A. Brummelkamp wordt aanvaard, iedere dinsdagavond vergadering te houden ‘waarbij Zijn WelEerw zoo veel de tijd en gelegenheid dit zal toelaten, tegenwoordig wenscht te zijn’.Ga naar voetnoot41 Alvorens een nader te noemen request aan de Koning te zenden, wenden de Arnhemse Afgescheidenen zich (alsnog) ‘tot de leeraren van de algemeene of liberale kerk’ met de verklaring dat zij zich niet kunnende vereenigen met de leer, welke zijlieden verkondigen, hun daarvan afscheiden en dus niet als ledematen van die gemeente verlangen erkend te wezen'.Ga naar voetnoot42 Onderwijl had de gemeente ernst gemaakt met het zoeken naar een vergaderplaats. Hierbij was een belangrijke omstandigheid dat in mei 1843 A. Meulenbroek verklaart ‘dat het hem moeilijk is vanwege zijne ziekte om de kerk langer aan zijn huis te hebben’.Ga naar voetnoot43 Kort nadien wordt in de Varkensstraat een pakhuis gekocht, het benedengedeelte was een schuur of stal. Dit laatste wordt verbouwd tot een kosterswoning, boven ontstond door verbouwing een langwerpige kerkzaal met twee rijen ban- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken, plaats biedend aan 250 personen. De kosten van aankoop en verbouwing bedroegen ƒ 3300,-, bij de ingebruikneming bleek er een tekort te zijn van ƒ 1100,- dat gedeeltelijk verdween door de hulp van enige beter-gesitueerde leden.Ga naar voetnoot44 Tot slot van deze paragraaf over het ‘begin’ vermelden we dat ds. Brummelkamp te Arnhem op drie plaatsen heeft gewoond. Eerst genoot het gezin onderdak bij de reeds enige malen genoemde molenaar Hendrik van de Wall ‘aan de Zijpsche weg’. Daarna betrok het een royaal pand ‘buiten de St. Eusebiuspoort op den wal’;Ga naar voetnoot45; in dit huis ontvingen ook de theologische studenten onderricht. In 1851 kocht de gemeente ‘een groot, voornaam, ouderwetsch, dubbel heerenhuis in de toen nog aristocratische Bakkerstraat...’. Brummelkamp en de zijnen bewoonden er een gedeelte van; een ander deel werd verbouwd tot kerkzaal, terwijl één vertrek als ‘college-kamer’ werd ingericht.Ga naar voetnoot46 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Requesten aan de Koning; eerste AfgescheidenenMerkwaardig is dat het eerste request dat de Arnhemse Afgescheidenen zonden, dat van begin maart 1842 is, dus vóór de komst van A. Brummelkamp. Het is getekend door H. Russer en H. Willemsen, van wie wij in de vorige paragraaf vonden dat door een kleine groep de eerste werd gekozen tot ouderling en de tweede tot diaken - zij zijn echter nimmer bevestigd. Beiden tekenden ‘ook uit naam van anderen’. Zij vragen om ‘toelating’. We kennen het adres echter niet, daar het werd teruggezonden ‘teneinde het volledig te maken’.Ga naar voetnoot47 In volgorde komt dan een request van het gezelschap Berends van de Wall, dat - eveneens merkwaardig - 23 januari 1834 aan de Koning wordt gericht. We zullen het in de volgende paragraaf bespreken. In juli 1843 zendt de Afgescheiden gemeente een verzoekschrift aan de Koning, waarin erkenning wordt gevraagd. Begin september is een aanvullend schrijven nodig, waarin de leden der gemeente verklaren ‘dat zij aan de wetten van den Staat zullen gehoorzamen’. Het eerste stuk is getekend door 36 personen, het tweede door 46.Ga naar voetnoot48 De samenstelling van de kerkeraad wordt vermeld conform de in de vorige paragraaf beschrevene. Het reglement is dat van Utrecht.Ga naar voetnoot49 Het kerkgebouw: staande en gelegen te Arnhem in de Varkensstraat Wijk C No. 108.' De gemeente wordt erkend bij koninklijk besluit van 23 oktober 1843, no. 40.Ga naar voetnoot50 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergelijking met het ‘Ledenregister 1843, leert dat onderstaande lijst der ondertekenaars een goed beeld geeft van de samenstelling der gemeente - althans voor wat bij haar aanvang het geheel van haar belijdende leden betreft.Ga naar voetnoot51 Enige aanvulling volgt na deze opsomming van 48 personen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovenstaande lijst dient volgens het ‘Ledenregister 1843’ te worden aangevuld met onderstaande personen. Van sommige van hen geven we - of herhalen we - verder in dit hoofdstuk enige personalia naar aanleiding van vermeldingen in de notulen van de kerkeraad.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In beide lijsten worden in totaal 58 leden opgesomd; 32 personen noemden we niet, daar we de indruk krijgen - zij tekenden de requesten van 1843 niet etc. - dat zij eerst later lid werden of reeds na korte tijd de gemeente de rug toekeerden. Van deze 58 + 32 =90 leden staat bij 27 + 9 = 36 ‘vertrokken naar Noord-Amerika’. Afgezien van de kinderen heeft dit vertrek - de uittocht begon in 1846 (men zie hierna) - een grote aderlating voor de Arnhemse gemeente betekend. Hoewel in bovenstaande lijsten witte plekken voorkomen, mag worden geconcludeerd dat ‘Arnhem’ in de eerste jaren een gemeente was van merendeel eenvoudigen. Deze slotsom stemt overeen met de mening van eerdere onderzoekers. Endedijk schrijft: ‘De afgescheiden gemeente van Arnhem was... een arme gemeente. De diaconie verrichtte veel werk’.Ga naar voetnoot56 Niet te verwonderen valt dat de gedachte van emigratie in deze plaats ingang vond en dat Brummelkamp en van Raalte zich beijverden haar te propageren.Ga naar voetnoot57 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Intermezzo: het gezelschap Berends-Van de WallOp 23 januari 1843 richt het gezelschap waarin B.A. Berends en H. van de Wall een leidinggevende positie innemen, zich tot de Koning. Zou het ook kunnen zijn dat het bestaan van dit conventikel de keuze van Brummelkamp voor Arnhem, mede heeft bepaald? Het request luidt in hoofdzaak als volgt.Ga naar voetnoot58 Allereerst verklaren de ondertekenaars allen leden van de Hervormde gemeente te Arnhem te zijn. Dan: ‘Het is Uwe Majesteit niet onbekend de menigvuldige woelingen en verdeeldheden, die er in onze Hervormde Kerk zederd verscheidene jaren bestaan hebben, en nog bestaan, als mede de smartelijke afscheiding door een aantal Leden van ons Kerkgenootschap, waartoe echter de ondergetekende [n] voor zich zelven, tot dus verre geene vrijheid vinden, ofschoon zij voor uwe Majesteit niet mogen verbergen, dat zij innig gehegt zijn aan de Leer hunner Vaderen, zoo als die op Gods onfeilbaar Woord is gegrond, en ten gevolge van het verlaten dier Leer zederd verscheidene jaren, van den openbaren Godsdienst aan de plaats hunner woning geen gebruik hebben kunnen maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alleen in vorm van het tegenswoordige verschilde,Ga naar voetnoot59 doch altoos slechts een gezelschap of vriendenkring blijft, daar nochGa naar voetnoot60 ouderling-, nochGa naar voetnoot60 diakenschap, nochGa naar voetnoot60 eenige opperhoofdigheid, in het zelve immer heeft plaats gegrepen, of nog plaats grijpt. Het gemeentebestuur van Arnhem, door de gouverneur om advies gevraagd, bericht - 21 februari 1843 - dat het nimmer ‘uit het oogpunt van politie’ van zwarigheden tegen de bijeenkomsten van het gezelschap heeft vernomen; het ziet derhalve geen verhindering ‘ook aan fractien in de bestaande Gemeente vergunning te verleenen’. Ook vragen burgemeester en wethouders de zienswijze van de hervormde kerkeraad. Deze antwoordt op zich zelf geen vrees te koesteren dat een te verlenen vergunning een kwaad gevolg zal hebben ‘voor de belangen van de Christen maatschappij die aan ons waakzaam toezigt is aanbevolen’. De kerkeraad verklaart echter anderzijds bedenkingen te hebben tegen het verlenen van de gevraagde concessie zonder voorbehoud. Want de adressanten geven als beweegreden voor hun afzonderlijk vergaderen op ‘dat de prediking bij de openbare Godsdienstoefening der Hervormden afwijkt van de leer der vaderen’. De hoge overheid zal haar oordeel over dit motief moeten ‘terughouden’ dat wil zeggen laten merken dat zij dit oordeel niet sanctioneert. Verder, de kerkeraad vreest dat gelijksoortige en zelfs ongelijksoortige aanvragen zich zullen vermenigvuldigen. En: zal men geen sprekers gaan uitnodigen ‘die geenerlei roeping hebben tot het Leeraarsambt’ en ‘kleine Gedachtenis-maaltijden (in den trant van het Avondmaal bij de Hervormden)’ gaan vieren? De kerkeraad vraagt zich tenslotte af, of bij het niet-verlenen van de gevraagde concessie en het als gevolg daarvan zich gaan ‘smaldeelen’ van het gezelschap, niet alle botsing met de autoriteiten zal kunnen worden vermeden, ‘En hoe dan hunne Godsdienstige vrijheid zou moeten geacht worden daarbij onredelijk belemmerd te zijn, kunnen wij niet inzien.’ De gouverneur kan zich met de zienswijze van de hervormde kerkeraad wel verenigen. Hij voegt er onder meer aan toe: ‘De adressanten behooren allen tot den gezeten Burgerstand’. De minister van eredienst is van hetzelfde gevoelen als de gouverneur. Hij adviseert de Koning ‘om dewijl | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij’ - de adressanten - ‘door zich te verdeelen geen autorisatie noodig hebben’ etc., op het verzoek niet gunstig te beschikken.Ga naar voetnoot62 Het gezelschap waagt na de afwijzing een nieuwe poging. Het tweede adres - gedateerd 27 augustus 1843 - geeft geen andere gezichtspunten, behalve dat wordt gesteld dat het conventikel niet veertig, maar reeds langer dan een halve eeuw bestaat. Ook dit request wordt van de hand gewezen mede ‘uit hoofde er geene meerdere of andere motive’ worden aangevoerd'.Ga naar voetnoot63 De ondertekening van de beide requesten omvat respectievelijk 30 en 25 personen - alsmede in beide gevallen 11 niet met name genoemde vrouwelijke echtgenoten. Zij luidt als volgt.Ga naar voetnoot64
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ons is niets bekend van de verdere lotgevallen van dit conventikel. De voorman Van de Wall sluit zich aan bij de Afgescheiden gemeente, Schmitz doet na verhuizing (naar Tiel) hetzelfde, Brouwer vermoedelijk ook. We mogen wel aannemen dat nog enige leden de overstap hebben gemaakt of slechts bij Brummelkamp hebben gekerkt en dat één en ander het einde van dit oude gezelschap heeft betekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Gemeentelijk leven 1843-1858Uit de notulen van de kerkeraad blijkt, dat reeds spoedig nadat het leven van de gemeente vaste vorm had verkregen, enige personen zich aansloten - zij behoren uiteraard niet tot de ondertekenaars van de requesten van juli en september 1843.Ga naar voetnoot67 In juni 1844 wil ds. Brummelkamp de geschorste predikant H.P. Scholte laten voorgaan.Ga naar voetnoot68 Schriftelijk wordt tegen dit voornemen geprotesteerd door J.J. Arnaud Jz., J. van Dulken, J. van Gumster, D. Perebolt en H. van de Wall. ‘Do Brummelkamp wederlegd der Vergadering deze zwarigheid’, maar ‘Broeder J. Brummelkamp heeft... nog wel eenige zwarigheid... hoofdzakelijk om den rust en de vrede in de Gemeente te bewaren, terwijl de zwarigheid bij de overige broeders door de inlichtingen van Do. Brummelkamp meer uit den weg geruimd is’. Besloten wordt de volgende dag 's morgens om half acht in de kerk een vergadering te beleggen met de bezwaarden. We lezen verder niet over deze zaak, zodat we mogen aannemen dat de raad van vader J. Brummelkamp is gevolgd. Kort daarop verklaart ds. Brummelkamp, sprekende over de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
theologische opleiding te Arnhem,Ga naar voetnoot69 dat hij zicht afvraagt of het niet nodig zal zijn, zich metterwoon naar Ommen te begeven, teneinde daar ds. A.C. van Raalte te helpen in de opleiding. De verslagenheid hierover in de kerkeraad is groot; de gemeente te Arnhem is klein en zwak - zal het vertrek van Brummelkamp met zijn studenten haar niet naar de ondergang voeren? De diaken/scriba W. Otto oppert de mogelijkheid dat Brummelkamp niet naar Ommen gaat, maar dat Van Raalte en zijn school naar Arnhem zullen verhuizen. De gemeente Arnhem en van de omliggende plaatsen zouden dan ten behoeve van Van Raalte ƒ 1000,- moeten bijeenbrengen. Ds. Brummelkamp zegt toe over deze zaak aan laatstgenoemde te zullen schrijven.Ga naar voetnoot70 Een maand later kan worden medegedeeld dat Van Raalte naar Arnhem zal komen.Ga naar voetnoot71 Er is blijkbaar voldoende steun uit de gemeenten van de classis toegezegd. De economische toestand en derhalve ook van de financieel-zwakke Arnhemse gemeente, wordt er in deze tijd niet beter op. Het siert Brummelkamp en zijn Arnhemse Afgescheidenen dat er in de kerkeraad bij herhaling wordt gesproken over de nood der armen: gebrek aan aardappelen, brandstof en ‘warme spijzen’.Ga naar voetnoot72 In nauw verband hiermee staat ongetwijfeld dat begin 1846 twee nieuwe diakenen worden benoemd: Andries Matthias Donner en inzonderheid voor de armen te Oosterbeek Hendrikus Bruijl.Ga naar voetnoot73 Zoals bekend heeft de nood van vele behoeftigen te Arnhem de gedachte aan emigratie aldaar een krachtige stimulans gegeven. Maar ook aan de uitvoering werd aandacht besteed.Ga naar voetnoot74 In mei 1846 werd door Van Raalte en Brummelkamp voorgesteld en door de ‘Vereeniging van Christenen voor de Hollandsche volksverhuizing naar de Vereenigde Staten in Noord-Amerika’ besloten een paar behoeftige gezinnen naar Noord-Amerika te doen vertrekken en daartoe voorschot te geven uit de kas der vereniging.Ga naar voetnoot75 Dit voortvarend handelen maakte het volgende mogelijk.
‘Op den 28en der Meimaand 1846 zijn door de Vereeniging alzoo naar Amerika overgeholpen Derk Arnaud, schrijnwerker, 38 jaren oud, en zijne vrouw Louise Cramer, 36 jaren oud, en hunne kinderen Derkje, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacolina, Janna en Jan JacobGa naar voetnoot76; alsmede Willem Kwinkelenberg, verwer, 40 jaar, en zijne vrouw Neeltje Francijntje Arnaud, 42 jaar, en hunne kinderen Jan Jacob, Klazientje, Derk en GeertruidaGa naar voetnoot77; bij welk gezelschap zich voegden Jan Jacob Arnaud, timmerman, 32 jaar, en zijne vrouw Nieske Gerritsen, 25 jaar. Deze, allen leden der Christelijke Afgescheiden gemeente, zijn door vele broeders en zusters in den morgen van genoemden dag uitgeleid, na alvorens in de Kerk vergaderd geweest te zijn, alwaar zij bij het zingen van Psalm 121 Gode en zijner genade biddende werden aanbevolen. Ze zijn per stoomboot vertrokken naar Rotterdam, om vandaar over te steken naar Philadelphia.’Ga naar voetnoot78
Nog op 20 augustus 1846 was er geen sprake van dat Van Raalte zou emigreren. Op die dag moet de kerkeraad uitspreken ‘buiten magte te zijn’ zijn tractement uit te betalen. Zijn Eerwaarde ontvangt de vrijheid ‘naar elders om te zien’. Met het oog op deze zaak zal een gemeente-vergadering worden gehouden. Het zal moeilijk vallen voor het tractement gelden bijeen te brengen, en ‘konde zulks al, door den geest van vertrek naar Noord-Amerika toch in de gevolgenGa naar voetnoot79 zeer moeijelijk vol te houden zoude zijn’.Ga naar voetnoot80 Het besluit tot emigratie moet bij Van Raalte zijn gevallen kort na bovengenoemde datum.Ga naar voetnoot81 Circa 20 september neemt hij afscheid te Arnhem en te Velp, en vertrekt met vrouw en kinderen 24 september 1846 via Rotterdam naar New York.Ga naar voetnoot82 Het precieze aantal van degenen die uit de gemeente in de laatste maanden van 1846 en na het gezin Van Raalte zijn geëmigreerd staat niet vast. Er waren, zoals we zagen, reeds twaalf personen als ‘voorhoede’ gegaan; in de notulen van 22 oktober 1846 lezen we van attestaties afgegeven aan de gezinnen van J. van Gumster en H. van de Wall.Ga naar voetnoot83 Na lang aarzelen moet worden besloten, als gevolg van de uittocht naar Amerika, het kerkgebouw te verkopen. Voor een bedrag van ƒ 4000,-wordt in zekere Reijman een koper gevonden die het gebouw voor ƒ 200,- per jaar aan de gemeente verhuurt.Ga naar voetnoot84 Het transport van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebouw vergt echter de goedkeuring van de Koning. Een desbetreffend request is gedateerd 12 maart 1847. en is slechts getekend door A Brummelkamp en W. Otto, scriba. Dezen geven te kennen ‘Dat zij, door het vertrek van velen naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, zich in de noodzakelijkheid bevinden, hun Kerkgebouw staande in de Varkensstraat Wijk C No. 108 en 109 te moeten verkoopen, en het zelve van den kooper tegen eenen billijken prijs in huur, ten gebruike tot uitoefening van hunne Godsdienst, over te nemen, daar die gelden waarvoor dit gebouw is gekocht, door diegenen zijn voorgeschoten, welke het Land verlaten, waardoor de Gemeente in de verpligting gebracht wordt de gelden te restitueeren’.Ga naar voetnoot85 Bij koninklijk besluit van 29 april 1847, no. 75 wordt de gevraagde goedkeuring verleend.Ga naar voetnoot86 We krijgen de indruk dat 1 januari 1847 de kerkeraad als samenstelling heeft: ds. A. Brummelkamp; J. Brummelkamp, ouderling. Diaken zijn: H. Bruijl, A.M. Donner en W. Otto.Ga naar voetnoot87
Na de notulen van de kerkeraadsvergadering van 1 september 1848, stuiten we op een hiaat, dat een lang tijdvak omvat: het tweede notulenboek begint met een gemeentevergadering van 20 april 1859. Inmiddels is A. Brummelkamp vertrokken naar Kampen - 29 oktober 1854 -, is het tijdvak waarin ds. G.W. van Houte aan de gemeente te Arnhem was verbonden voorbij.Ga naar voetnoot88 De gemeente is vacant. Uit het tijdvak 1848 tot 1859 zijn ons evenwel de onderstaande feiten bekend. In de eerste plaats: vermoedelijk rond 1851 wordt S. van Jeveren ouderling; A.M. Donner bekleedt dit ambt van 1853 tot 1857.Ga naar voetnoot89 In 1851 wordt het gehuurde kerkgebouw in de Varkensstraat verlaten en wordt het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reeds genoemde pand, een ‘dubbel heerenhuis’ in de Bakkerstraat ‘Wijk D, no. 178’ gekocht. Mevrouw J.J. Zeelt uit Baambrugge schonk daartoe ƒ 25.000,-, aangezien het gebouw ook de Theologische school zou huisvesten.Ga naar voetnoot90 Dit gebeurde tot 1854. De aankoop ging gepaard met enige strubbeling doordat de kerkeraadGa naar voetnoot91 aanvankelijk bezwaar maakte tegen het vragen van autorisatie aan de Koning. Toch legt genoemd college eind 1851 noodgedwongen het hoofd in de schoot ‘vermeenende dat daarin niets zal zijn te veranderen’.Ga naar voetnoot92 Ook uit deze gang van zaken blijkt hoezeer A. Brummelkamp gekant was tegen een oppermacht van de overheid over de kerk.Ga naar voetnoot93 Tenslotte, de emigratie - behalve de reeds genoemden, emigreerden in de jaren 1846 tot 1858, voor zover bekend de volgende personen. Hendrik van de Wall vertrekt met zijn vrouw en twee kinderen in 1846 naar Noord-Amerika; diaken Hendrikus Bruijl uit Oosterbeek volgt met echtgenote en vier kinderen eind 1847.Ga naar voetnoot94 In 1857 emigreert ouderling Andries Matthias Donner met zijn vrouw Hendrica Johanna EemsingGa naar voetnoot95 en twee kinderen naar Albany, New York, Verenigde Staten.Ga naar voetnoot96 Terzijde merken we op dat eind 1863 korenmolenaar Seth Nibbelink, gewezen diaken, en echtgenote met zes kinderen eveneens naar de Nieuwe wereld gaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Gemeentelijk leven 1859-1869Als in april 1859 de gemeente als het ware weer tevoorschijn treedt, worden we geconfronteerd met een vergadering van ‘mansleden’. Het blijkt dat er tot voor kort slechts één ouderling was: S. van Jeveren. Diaken waren Johannes HormelGa naar voetnoot97 en W. Otto. De vergadering die vijftien personen omvat, wordt gepresideerd door W. Otto. Deze verklaart dat de kerkeraad thans als ontbonden moet worden beschouwd ‘door de voor de gemeente zo ongelukkige omstandigheid met het voorgevallene omtrent de zaak van den Ouderling van Jeveren...’.Ga naar voetnoot98 Aangezien laatstgenoemde heeft bedankt als ambtsdrager, stellen de diakenen voor een ouderling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en (nog) een diaken te verkiezen. De keuze voor ouderling valt op Jacob van der WartGa naar voetnoot99 en voor diaken op G. Janssen.Ga naar voetnoot100 H.H. Middel (1802-1882)
Al spoedig hierna geraakt de gemeente verdeeld door het optreden van zekere J.C. Bekking, die leerling zou zijn geweest aan het seminarie van de Vrije Schotsche Kerk te Amsterdam.Ga naar voetnoot101 Bekking had, uiteraard met toe stemming van de kerkeraad, in de zomer van 1859 enige malen te Arnhem ‘gepreekt’ en hij zou dit ook in de komende maanden mogen doen ‘mits kerkelijke getuigschriften kunnende produceren’. Al spoedig kwamen er echter klachten tegen Bekking. Diaken W. Otto nam het voor hem op, maar de drie andere ambtsdragers (Van der Wart, Hormel en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Janssen) menen onder meer dat zijn getuigschrift uit Winterswijk welke plaats hij in 1855 had verlaten, verjaard is.Ga naar voetnoot102 Het blijkt noodzakelijk de zaak op de classicale vergadering te brengen, en deze stelt - met voorbijgaan van het voor of tegen van de persoon Bekking - vast dat het optreden van deze niet-bevoegde niet kan worden geduld ‘als zijnde strijdig met Gods Woord en de orde der Kerk’. Hoewel de gemeente als geheel zich onderwerpt aan het oordeel van de classis, moet worden vastgesteld dat deze zaak tot veel deining en verdeeldheid aanleiding had gegeven.Ga naar voetnoot103 Ds. H.H. Middel die 12 februari 1860 te Arnhem werd bevestigd schrijft: ‘De verdeeldheid was daar zeer groot; dewijl J. Bekking uit het seminarium van Ds. Schwartz aldaar eene allerakeligste scheuring had weten te verwekken, en om mij te weren, mijn zedelijk karakter allergruwelijkst belasterd had, dat hij echter schriftelijk heeft herroepen, toen hij vreesde in regters handen te zullen geraken. Zijn goddeloos gedrag werd eindelijk kenbaar, en met achterlating van aanzienlijke schulden, koos hij het hazenpad. Begin 1860, nadat ds. H.H. MiddelGa naar voetnoot105 zijn intrede heeft gedaan en zijn woning Weezenstraat 69a heeft betrokken, omvat volgens J. Dijk de gemeente slechts 40 mannelijke en 54 vrouwelijke personen, in totaal 94 zielen.Ga naar voetnoot106 Aan het einde van dit jaar is de samenstelling van de kerkeraad als volgt: H.H. Middel; W. Otto, J. van der Wart, ouderlingen. Diaken zijn: D. Esser, Dk. Janssen Gz.Ga naar voetnoot107 Middel staat te Arnhem tot 17 maart 1864; hij vertrekt wegens de zwakke gezondheid van zijn vrouw naar het landelijke Wolphaartsdijk. We constateren dat zijn arbeid te Arnhem zegenrijk is geweest, niet alleen volgens zijn eigen getuigenis,Ga naar voetnoot108 maar bovenal op grond van het vermelde in de notulen van kerkeraad en classis. In meer dan één gemeente waar Middel heeft gestaan, heeft hij vrede gesticht, bewaard of een dreigende scheuring voorkomen. Typerend is dat, als er een tekort is ontstaan door de rente der schuld die op het kerkgebouw rust, Middel ƒ 178,- per jaar, zo lang als nodig is, van zijn tractement - groot ƒ 700,- laat vallen.Ga naar voetnoot109 Met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grote wijsheid leidt hij het geding dat de kerkeraad te Tiel tracht aan te spannen - ook voor de classicale vergadering - tegen het lid van de Arnhemse gemeente, de latere ouderling Abraham Meijer.Ga naar voetnoot110 Deze had in het weekblad De BazuinGa naar voetnoot111 een stuk geschreven ‘Strijdt voor het geloof’, waarin de zogenaamde ‘Week der gebeden’ - in de vorm van interkerkelijke gebedssamenkomsten - werd getypeerd als verloochening en miskenning van ‘de zaligmakende werkingen van Gods Geest’. Deze ‘week’, aan het begin van het jaar, werd te Tiel reeds gedurende enige jaren onderhouden.Ga naar voetnoot112 Nadat het stuk van Meijer in De Bazuin was verschenen, verzocht ‘Tiel’ in dit blad een weerlegging te mogen plaatsen, maar dit werd door de redactie geweigerd. De Heraut, destijds nog onder leiding van ds. C.A.F. Schwartz, nam het artikel echter wel op.Ga naar voetnoot113 Op de klacht van de kerkeraad te Tiel, waarbij was gevoegd het verzoek Meijer onder de kerkelijke tucht te plaatsen, wordt geantwoord, dat de kerkeraad te Arnhem zich niet bevoegd acht, Meijer vanwege deze zaak te vervolgen, aangezien de gewraakte publicatie valt onder de verantwoordelijkheid van de redactie van De Bazuin.Ga naar voetnoot114 Als deze zaak op de classicale vergadering wordt gebracht, keuren de afgevaardigden het zich wenden tot De Heraut af, daar dit blad ‘zich hoogst vijandig tegen de Afscheiding in Nederland betoont’. De vergadering - die te Arnhem wordt gehouden -besluit aan Meijer een briefje te schrijven waarin hij wordt verzocht te komen en zich te verantwoorden; dit is blijkbaar enigszins scherp van toon. Meijer antwoordt dat hij ‘geen roeping gevoelt zich over iets uit te laten’ en noemt daarbij onder meer Spreuken 15 vers 1.Ga naar voetnoot115 De classis kan zó deze zaak niet afhandelen, maar wijst wel het voorstel van ‘Tiel’ af, namelijk te trachten te voorkomen dat A. Meijer naar de Theologische School te Kampen gaat.Ga naar voetnoot116 Tijdens de volgende vergadering wordt ‘met groote meerderheid’ besloten dat A. Meijer voor de classis schulbelijdenis zal behoren te doen. Ds. Middel, wel zachtmoedig, maar zijn overtuiging | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet verloochenend en zijn ‘schaap’ niet in de steek latend, verklaart er van overtuigd te zijn dat ‘de groote meerderheid’ van zijn kerkeraad zich niet meer met deze zaak zal inlaten.Ga naar voetnoot117 En hiermee eindigt het geval A. Meijer voorzover het de kerkelijke vergaderingen betreft. In april 1863 wordt de beschuldigde gekozen tot ouderling; hij zal dit ambt vele jaren bedienen.
Begin 1861 telt de kerkeraad als leden: H.H. Middel; J. van der Wart, W. Otto, ouderlingen. Diaken zijn: D. Esser, J.B. Papst.Ga naar voetnoot118 Ph.J. Vissers.Ga naar voetnoot119 In het tijdvak 1862-1869 zijn de volgende personen - afgezien van de predikant - ambtsdrager; we zien dat tweemaal een oud-ouderling tot diaken wordt gekozen.
In de vacature ontstaan door het vertrek van ds. Middel - 13 maart 1864 - wordt na enige maanden voorzien door ds. Pieter Meinderts DijksterhuisGa naar voetnoot122, gekomen van Groningen; hij staat te Arnhem van 20 november 1864 tot 27 december 1868. Zijn tractement bedraagt ƒ 1200,-. Zoals de statistiek laat zien, zette de onder ds. Middel begonnen groei der gemeente zich voort; het aantal zielen steeg van ongeveer 180 tot 270. Aanstonds na de bevestiging van Dijksterhuis stelt hij in de kerkeraad de verkiezing van ambtsdragers aan de orde. Hij wekt op zich in deze te gaan gedragen naar de Dordtse kerkenorde: geen ‘vrije’ stemming meer, maar verkiezen uit een tweetal door de kerkeraad geformeerd. Dit college laat zich overtuigen, evenals enige dagen daarna de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemeente-vergadering.Ga naar voetnoot123 In 1867 keert hij zich in de classisale vergadering krachtig tegen het voorgaan van de Tielse predikant J. Brummelkamp in de Hervormde kerk te Delfshaven.Ga naar voetnoot124 P.M. Dijksterhuis (1814-1882)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Instituering van de Kruisgemeente (1856)De Kruisgemeente te Arnhem is ontstaan uit een conventikel dat sedert 1851 bijeenkwam; zij werd 17 april 1856 geïnstitueerd.Ga naar voetnoot125 Zowel uit het korte relaas van haar ontstaansgeschiedenisGa naar voetnoot126 als door het vergelijken van haar ledenregister met dat van de Afgescheiden gemeente blijkt dat zij niet is ontstaan door overgang van leden van laatstgenoemde, maar dat een kleine twintig jaar na het ontstaan van de gemeente rond A. Brummelkamp, zich - rechtstreeks door breken met de Hervormde kerk - een gezelschap heeft gevormd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ontstaan van de Kruisgemeente wordt beschreven in een ‘préambule’ in het notulenboek. ‘De vereenigde leedemaaten der Gerefformeerde gemeenten te Arnhem zig gedrongen voelende om het Hervormde Kerkgenootschap te moeten verlaten, volgens hunne eenmaal afgelegde Belijdenis als opregte gerefformeerde leeden, Dewijl dat Kerkgenootschap De Gronden hunner belijdenis verlaten. En vele schadelijke en verderfelijke dwalingen hadden ingevoerd en alzoo het geheele ligchaam der kerke bedorven hebbende, zijn zij volgens Gods Woord en hunne belijdenis uit het zelve uitgegaan. En wensten aan hun belijdenis getrouw te blijven tot de dood! volgens Art. 28 Ned. Gel. Bel.Ga naar voetnoot127 Kort nadat C. van den Oever, zoals bekend één van de leidende personen uit de Kruisgemeenten, Arnhem heeft bezocht, komen de ‘mansledematen’ opnieuw bijeen, en wel op 28 maart 1856. Na gebed door Peter Smit, wordt overgegaan tot het verkiezen van twee ouderlingen en twee diakenen. De keuze valt op Derk Jan van Brummen en Jacobus Gerrit de Bruijn, als ouderling; Matthijs Kruik en Elibartus Johannes WeymarshausenGa naar voetnoot132 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als diaken. Op 17 april 1856 komt Van den Oever voor de tweede maal naar Arnhem, en na te hebben gepreekt over 1 Petrus 2 vers 2,Ga naar voetnoot133 bevestigt hij de vier bovengenoemden in hun ambt. Deze datum is derhalve die van de instituering van de Kruisgemeente te Arnhem. In dezelfde samenkomst wordt een kind gedoopt van Willem Smit en Johanna P. Hexel.Ga naar voetnoot134 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Eerste leden van de KruisgemeenteEen afzonderlijke lijst van de ‘eerste leden’ voorin het ledenregister geeft ons een indruk van de samenstelling van de gemeente bij de instituering.Ga naar voetnoot135
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. Gemeentelijk leven 1856-1869De jonge gemeente draalt niet in het zich metterdaadvoegen in het kerkverband van de Kruisgemeenten. Het blijkt dat zij op 29 juli 1856 behoort tot de classis Amsterdam.Ga naar voetnoot137 Van Brummen en J.G. de Bruijn zullen in de jaren 1857 tot 1869 behoren tot de regelmatige bezoekers van de ‘Algemeene Kerkelijke vergaderingen’.Ga naar voetnoot138 C. Kloppenburg (Amsterdam) wordt de consulent der gemeente; van hem ontvangt D.J. van Brummen zijn opleiding tot predikant.Ga naar voetnoot139 Op 24 mei 1857 wordt hij door Kloppenburg tot predikant bevestigd.Ga naar voetnoot140 Deze ontwikkeling maakte een mutatie in de kerkeraad noodzakelijk: Hendrik Karei wordt in augustus 1856 - reeds dan wordt vermeld dat Van Brummen ‘tot de heilige bediening is overgegaan’ - als ouderling gekozen.Ga naar voetnoot141 Diaken Kruik die naar elders vertrekt, wordt opgevolgd door Steven van Manen.Ga naar voetnoot142 Jan Roode wordt gekozen tot ‘kerkvoogd’.Ga naar voetnoot143 Dit laatste zal zijn verricht met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het oog op het tractement van de predikant en het huren van een lokaal in de Weerdjesstraat; de ruimte in de Kortestraat kon blijkbaar circa 1857 de gemeente niet langer bevatten.Ga naar voetnoot144 In oktober 1857 wordt van S. van Manen ƒ 300,- geleend ‘ten behoeve van de kerk’.Ga naar voetnoot145 Het grote conflict binnen de Kruisgemeenten - 1858 en 1859 - waarbij Cornelis van den Oever c.s. buiten het kerkverband geraakten,Ga naar voetnoot146 laat ook ‘Arnhem’ niet onberoerd. Vier leden worden onder censuur gesteld en enige maanden later afgesneden, namelijk J.M. Bresser en zijn vrouw M. van Herkhuizen, alsmede de diaken E.J. Weymarshausen en zijn vrouw H. Bresser - zij worden bevonden ‘schuldig aan scheurmaking omtrent Ds. C. van den Oever’.Ga naar voetnoot147 In 1860 heeft de kerkeraad als samenstelling: ds. D.J. van Brummen; J.G. de Bruijn, H. Karei, ouderlingen. Jan Hüsken is diaken. In 1862 wordt als tweede diaken gekozen de blijkbaar teruggekeerde E.J. Weymarshausen. Het volgende jaar brengt de vervanging van J. Hüsken door Jan Fitski. Dan rijzen er opnieuw moeilijkheden met het echtpaar Weymarshausen-Bresser. Zij onttrekken zich, na te zijn vermaand ‘wegens het geven van ergernis van wereldgelijkvormigheid in het dragen van vreemde kleederen, Zephanja 1 vers 8c en Timotheus 3 vers 8a’.Ga naar voetnoot148 Maar, voor de tweede maal keert het echtpaar met schuldbelijdenis tot de gemeente terug.Ga naar voetnoot149 In de notulen lezen we over deze jaren weinig bijzonderheden. Wèl, dat behalve de censuur over het echtpaar Weymarshausen c.s., de kerkelijke tucht betrekkelijk vaak wordt bediend. We vonden dat dit gebeurt wegens: ‘stijven van een lasteres’, ‘lastering tegen de ouderlingen’, ‘ontheiligen van de dag des Heeren’, ‘hoererij en echtbreuk’, afzetterij, dronkenschap en het ‘beschuldigen van den predikant van hoogmoed, eigenliefde, zelfzucht, enz.’ Nadat ds. Van Brummen Arnhem heeft verlaten -10 november 1867 - is de samenstelling van de kerkeraad: J.G. de Bruijn, H. Karei, W. van Schooneveld, ouderlingen. Diaken zijn J. Fitski en W. Mekking. Na tevergeefs een beroep te hebben uitgebracht op ds. D. Klinkert te Rotterdam, valt de keuze met 13 van de 25 stemmen op Hendrik Marinus van der Vegt,Ga naar voetnoot150 predikant van de kleine kruisgemeente te Bierum (Gn.). Deze neemt het beroep aan en wordt 1 oktober 1868 bevestigd.Ga naar voetnoot151 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H.M. van der Vegt (1831-1915)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. De vereniging van de Christelijk Afgescheiden gemeente en de Kruisgemeente in 1869Ds. Van der Vegt en ouderling J.G. de Bruijn waren beiden lid van de ‘Synodale Vergadering’ van de Kruisgemeenten - officieel: de Gereformeerde Kerk in Nederland - die van 8 tot 10 juni 1869 te Rotterdam werd gehouden en op 24 juli daaraanvolgende te Amsterdam werd voortgezet.Ga naar voetnoot152 Deze vergadering diende te oordelen over de voorstellen door de Afgescheidenen gedaan en zo nodig in gewijzigde vorm te doen, te komen tot vereniging van de beide kerkverbanden. Laatstgenoemde groep hield haar synode van 16 tot 23 juni 1869 te Middelburg. Zoals bekend, kwam de vereniging donderdag 17 juni 1869 te Middelburg tot stand en werd zij te Amsterdam donderdag 24 juni 1869 bevestigd. J.G. de Bruijn was niet slechts, zoals vermeld, lid van de synodale vergadering te Rotterdam (-Amsterdam), maar maakte tevens deel uit van de commissie die te Middelburg de vereniging aannam.Ga naar voetnoot153 Dit alles leidde er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toe dat Van der Vegt en de Bruijn aanstonds na hun terugkeer te Arnhem - op 24 of 25 juni 1869 - wisten te bereiken dat de kerkeraden van beide gemeenten op vrijdag 25 juni werden samengeroepen voor een gecombineerde vergadering.Ga naar voetnoot154 Tegenwoordig waren alle ambts-dragers van de Kruisgemeente H.M. van der Vegt; J.G. de Bruijn, H. Karel; W. Mekking, J. Fitski. Bij de kerkeraad van de Afgescheiden gemeente ontbrak ouderling A. MeijerGa naar voetnoot155; aanwezig waren: C. Dijkman; E.J. Anneveld, J.V. Baars en Ph.J. Vissers. Ds. van der Vegt fungeerde als praeses. Nadat beide kerkeraden hun instemming met de synodale besluiten hebben betuigd, verklaart de praeses de vereniging - plaatselijk - voor gesloten. Hij houdt een korte toespraak ‘den wensch uitdrukkende, dat de goddelijkheid dezer vereeniging uit hare vruchten moge kenbaar worden, en Kerkenraad door gemeenschappelijk dragen der Ark des Heeren en Gemeenteleden door onderling broederlijk verkeer, de welvaart van Sion bevordere onder leiding en door bewerking van 's Heeren Geest’. Vervolgens wordt besloten aanstaande zondag de vereniging door eenzelfde formule in de ‘Bakkerstraat’ en in de ‘Weerdjesstraat’ bekend te maken; deze zal in beknopte vorm de besluiten der beide synoden bevatten alsmede bekendmaking van de gekozen naam van het verenigd kerkverband: Christelijke Gereformeerde Kerk.Ga naar voetnoot156 Verder lezen we in artikel 6 van de notulen: ‘Het voorstel komt ter tafel om op donderdag den 1 julij een dank- en biduur te houden voor de getroffene vereeniging en met algemeene stemmen aangenomen. Na discussie wordt tevens bepaald, dat voor dien avond de plaatsen in het kerkgebouw in de Bakkerstraat algemeen zullen worden vrijgesteld, welk gebouw voor die gelegenheid zal worden gebruikt. - Een en ander zal aan de Gemeente worden bekend gemaakt.’ De vereniging van 1869 komt te Arnhem nagenoeg geruisloos tot stand. Er rijst geen verzet in de beide delen van de dan één-geworden gemeente.Ga naar voetnoot157 Begin 1869 telt de Afgescheiden gemeente 270 zielen en de Kruisgemeente circa 132.Ga naar voetnoot158 Bepaald wordt dat de zittende ambtsdragers tot aan hun aftreden de zorg voorhun eigen groep zullen behouden. Al spoedig wordt besloten dat de kerkzaal in de Weerdjesstraat geen dienst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer zal doen - de ene plaats van godsdienstoefening zal de Bakkerstraat zijnGa naar voetnoot159. Hoewel buiten ons tijdvak vallend, vermelden we tenslotte dat er in de eerste jaren na 1869 wèl moeilijkheden zijn ontstaan. Deze zijn niet zonder meer het gevolg geweest van de vereniging, maar waren voor een groot deel verbonden aan de persoon van ds. Van der Vegt. Endedijk schrijft: ‘Allereerst bleek, dat ds. Van der Vegt zijn theologische en geestelijke achtergrond (uiteraard) niet verloochende. In de kruisgemeenten leefden andere opvattingenGa naar voetnoot160 inzake de Doop, het genadeverbond, de wedergeboorte, de aard van de prediking enz.... Daarbij kwam nog, dat de leden van de vroegere afgescheiden gemeente danig moesten wennen aan de uiterst bizarre wijze waarop ds. Van der Vegt met de Bijbel omging. Hij schijnt een meester te zijn geweest in de vergeestelijking van allerlei Bijbelverhalen’.Ga naar voetnoot161 De rust in de gemeente keert terug in 1878, met het vertrek van ds. Van der Vegt. Deze wordt opgevolgd door de wijze Korstiaan Kleinendorst,Ga naar voetnoot162 die te Arnhem staat van 23 maart 1879 tot 26 oktober 1884. |
|