De Afscheiding van 1834. Deel 8. Provincie Noord-Brabant
(1988)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 22
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
personen en er stonden 73 huizen: Hervormden en Afgescheidenen waren er 450; verder: 40 Rooms-Katholieken en enige Evangelisch-Luthersen.Ga naar voetnoot7 Wat de aantallen Afgescheidenen betreft: we mogen hiervoor verwijzen naar de uiteenzetting gegeven in hoofdstuk 3 onder Genderen. Samengevat, we vonden daar - we laten secondaire verschillen met de hierboven aan Van der Aa ontleende aantallen (van het latere tijdvak 1841-1844) rusten - dat in november 1834 zich te Doeveren-Genderen circa 440 personen afscheidden. Te Doeveren brak 75% met de Hervormde kerk, te Genderen 96%.Ga naar voetnoot8 Geleidelijk brokkelden dit aantal en beide percentages af. In Doeveren keerden zelfs de meeste Afgescheidenen terug tot de Hervormde kerk, de enkele overblijvenden zochten aanvankelijk onderdak bij de gemeente te Drongelen - maar sloten zich na enige jaren aan bij die te Genderen. Het getal der Afgescheidenen, merendeels dus wonende te Genderen, was - zoals we zagen - als volgt. Februari 1835: 412; maart 1836: 362; november 1836: 315; september 1841: 328; 1849: 398. Door oorlogshandelingen, met name gedurende het tijdvak september 1944 tot mei 1945, werd het dorp Genderen zwaar geteisterd; men vindt weinig terug van de historische plekken, bekend uit de kerkgeschiedenis van de vorige eeuw. Ook het archief van de Hervormde gemeente heeft zijn toi moeten betalen; de notulen van de kerkeraad alsmede de ledenregisters beginnen met 1833; voorgaande acta etc. zijn in de oorlog of reeds eerder verdwenen. Hoewel over de Afscheiding te Genderen c.a. een omvangrijke literatuur bestaat,Ga naar voetnoot9 blijft het interne leven der gemeente over het tijdvak 1834-1869 voor ons gesloten. De ledenlijsten van 1834, 1836 en 1841 kunnen we enigszins reconstrueren uit de ‘Acte van Afscheiding’Ga naar voetnoot10 en uit een tweetal requesten,Ga naar voetnoot11 maar de notulen van de kerkeraad, voor zover bewaard, beginnen met 9 december 1868.Ga naar voetnoot12 Vermeldingen in de classicale notulenGa naar voetnoot13 wijzen in de richting dat er te Genderen twisten zijn geweest. Het is niet uitgesloten dat ds. H.P. Scholte was betrokken bij de eerste controverse - wij komen hierop terug. Op 22 februari 1837 ontving laatstgenoemde van de provinciale vergadering van Noord-Brabant een ontslag-attest inzake | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn predikantschap van Doeveren en Genderen,Ga naar voetnoot14 maar reeds daarvóór was hij naar Gorinchem verhuisd en had hij zich niet meer laten zien in het Land van Heusden en Altena - namelijk na 14 februari 1836.Ga naar voetnoot15 De Afscheiding te Genderen was geenszins een beweging van ‘kleine luyden’, evenmin als te Almkerk - want tot de leiders behoorden enige rijke boeren zoals Gijsbert van der Beek en Johannes Branderhorst. De verklaring voor de percentage-gewijs aanzienlijke omvang van de Afscheiding in de onderhavige plaats, moet onzes inziens worden gezocht in de godsdienstige - destijds orthodoxe - gezindheid van de Hervormden in het Land van Heusden en Altena alsmede in de krachtige en begaafde persoonlijkheid Hendrik Peter Scholte.Ga naar voetnoot16 Teneinde niet in herhalingen te vervallen, willen we in dit hoofdstuk voor bepaalde onderwerpen naar de literatuur en naar vorige delen verwijzen,Ga naar voetnoot17 of voorheen gepubliceerde zaken in samenvatting noemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Voorgeschiedenis: Typeringen van C.W. PapeDs. C.W. PapeGa naar voetnoot18 heeft in zijn reeds genoemde Handelingen van het Klassikaal Bestuur van Heusden een aantal typeringen gegeven, waarvan we de voornaamste hier vermelden.Ga naar voetnoot19 Pape begint met te schrijven ‘Eene alzins godsdienstige stemming kenmerkt de Hervormde ingezetenen des lands van Heusden, en onwrikbare gehechtheid aan de leer onzer kerk is gewisselijk evenzeer eene van derzelver eigenschappen, als vurige liefde tot het vaderland, en ondubbelzinnige verkleefdheid aan Oranje’.(5) Bij de ‘gehechtheid aan de leer’ komen volgens Pape ‘Bijzonder twee hoofdbegrippen in aanmerking’...: ‘die der vrije genade en der wedergeboorte door den Heiligen Geest’. Daarnaast heeft in sommige gemeenten ‘een zoogenaamd lijdelijk Christendom de overhand’. Er is ‘verkleefdheid’ aan het oude, maar toch gelukte het aan de predikanten de afkeer tegen de Evangelische Gezangen te overwinnen ‘en men zich bevredigde met de latere verordeningen van het hooge Kerk Bestuur’. Zo ging het ook te Doeveren, Gansoyen en Gender en. (5-7) ‘Wanneer men de gegoedheid van onderscheidene inwoners, wier hoofdbestaan de landbouw en de veeteelt is, in aanmerking neemt, dan kan men, ten minste wat Genderen belangt, deze gemeente onder de vermogendste des lands van Heusden rangschikken. Het is wenselijk hier een kanttekening te maken. Er dient niet te worden heen gelezen over het woord ‘Evangelische(n)’ en de uitdrukking ‘de Bijbel alleen’. Immers, zij leggen de overtuiging van Pape en zijn vele medestanders bloot. In het kader van de strijd pro of contra de Afscheiding betekenen zij: een Christendom en een kerk, los van de Drie formulieren van enigheid. We willen ten aanzien van de overtuiging van Pape aan het bovenstaande slechts één citaat toevoegen, uit zijn brief aan J.D. Janssen ambtenaar van Hervormde Eredienst, gedateerd 17 juni 1835. Scholte werd te Doeveren c.a. opgevolgd door CF. van Setten (deze stond aldaar van 1835 tot 1852). Pape schrijft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Van Setten maakt het wel, doch vordert niets. Ik geloof dat hij zeer knap is, ordelijk en verstandig preekt, maar toch verstaat hij mijns inziens de kunst niet om de Gendersche zielen te vangen. Hij moest meer platweg wawelen willen over de ellende, de verdoemenis en de genade, langer bidden etc. etc. etc., dan zoude het misschien gaan kunnen, maar nu gaat het niet.Ga naar voetnoot20 Hij behoefde daarom geen huichelaar te zijn, indien hij den vorm der waarheid veranderde! Ik heb hem dit reeds duidelijk te verstaan gegeven, indien hij mij heeft willen begrijpen’.Ga naar voetnoot21 Terugkerende tot de Handelingen etc. vinden we ‘Niet weinig opziens baarde eenige jaren geleden, eene zekere godsdienstige opwekking welke te Genderen plaats greep, en menigeen die belangstelde in de uitbreiding van het Rijk des Heeren, beloofde er zich groote dingen van. Anderen daarentegen, die niet elke godsdienstige geestdrift voor een werk des Heiligen Geestes meenden te mogen houden, schortten liever hun oordeel op, en wachtten op de vruchten des Geestes... (Galaten 5 vers 22)... Over deze ‘opwekking’ is uiterst weinig bekend. Zij moet rond 1820 zijn begonnen. Wellicht vinden we in de ‘bidstonden’, waarover we in de ‘Lijst der texten’ van ds. Scholte lezen, een voortzetting van het toen ontstane conventikel.Ga naar voetnoot22
Door het vertrek van A.S. Nanninga eind 1832, werd de gemeente vakant; aanvankelijk liet het zich aanzien dat proponent CF. van Setten - hij werd de opvolger van Scholte, naar we zagen - predikant der gemeente zou worden, maar het op beroep preken van Hendrik Peter Scholte, candidaat tot de heilige dienst bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Pro vinciaal Kerkbestuur van Noord-Holland, bracht ‘eene geheele wending’. Het valt niet te betwijfelen ‘of hij werd eenparig door den Kerkeraad, en, met uitzondering van misschien enkelden, door de geheele gemeente begeerd. lets bijzonder aandachtwekkends had zijn voorstel; ernstig, en op den man aan, predikte hij (wat men algemeen zoo gaarne zag, en slechts weinigen gedaan hadden) uit het hoofd; en wist daarenboven den juisten toon der... gemeente zoo goed te treffen, dat dezelve in aller harten weerklank vond. Voegt men hier bij: dat hij geen ongunstig uiterlijk bezat, - ongedwongen, en zonder pligtplegingen met de eenvoudige landlieden wist om te gaan, - in zijne gesprekken evenzeer als op den predikstoel zich door regtzinnigheid aanbeval, - en men begrijpt ligt, hoe duidelijk het den Kerkeraad werd, dat hij, op zijn eigen licht afgaande, hem beroepen moest, en zich onmogelijk vergissen kon, wanneer men hem, met voorbijgang van anderen, de Heilige Bediening des Evangelies opdroeg’. (11-12) Ds. Hendrik Peter Scholte (1805-1868)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Scholte werd 12 november 1832 beroepen en zondag 17 maart 1833 bevestigd. ‘Bij zijne intrede beantwoordde hij niet alleen aan de verwachting zijner gemeente, maar overtrof dezelve verre; en viel het oordeel van deskundigen over het plan, de orde, den toon en stijl zijner rede veel minder gunstig uit, dan waren de meeningen. van allen toch eenstemmig, dat de jonge Predikant van Genderen met eenen hem eigenen, zonderlingen ijver predikte’. Pape vervolgt met te verteilen dat men met de nieuwe predikant aanvankelijk zeer ingenomen was, en dat men hem veel 'inwilligde, zelfs met belangrijke opofferin-gen van de zijde der kerkefondsen, wat hij tot verbetering en verfraaijing van zijne woning en tuin wenschte...’. (15) Na over een incident zowel te Doeveren als te Genderen, alsmede over schorsing en afzetting van Scholte te hebben gehandeld - men zie paragraaf 2 - vinden we de volgende typeringen van het optreden van Scholte, zoals ook uitgedrukt in een rapport van het classicaal bestuur van Heusden aan het Ministerie van Eredienst, gedateerd 15 november 1834.Ga naar voetnoot23 ‘In het eerste gedeelte van zijn rapport, staafde het Bestuur... dat Zijn Eerw. de eenige uitsluitende oorzaak was van al de plaats grijpende verwarringen.Ga naar voetnoot24 We beseffen dat laatstgenoemde uitspraken zijn gedaan door een overtuigde en geharnaste tegenstander van de Afscheiding. We nemen er echter dit uit over, dat we Scholte zien als de Organisator van de Afscheiding in Noord-Brabant, ‘Beneden-Gelderland’, Utrecht, Zuid- en Noord-Holland. Scholte heeft fouten gemaakt; voor wat de eerste jaren betreft, zouden we deze willen verklaren uit zijn te grote voortvarendheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Voorgeschiedenis; de (voornamelijk) kerkelijke procedures tegen H.P. Scholte en de kerkeraden te Doeveren en Genderen (samenvatting)Ga naar voetnoot25Eind 1833 bestond de Hervormde kerkeraad te Doeveren uit: H.P. Scholte; de ouderlingen Jan Boll, Jan van Marsbergen; de diakenen Teunis Boll, Jan Colijn. Aftredend waren Van Marsbergen en Colijn. In de vergadering van de kerkeraad van 31 december 1833 werd gekozen tot ouderling Dirk Branderhorst en tot diaken Arie Verkuijl. Beiden wonende te Genderen en lid van de gemeente aldaar! Dit gebeurde ‘wegens gebrek aan stof’ - bedoeld is: gebrek aan geschikt-geachte personen - in de gemeente te Doeveren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op 9 december 1833 vergadert genoemd college ‘in vereeniging met de stemgerech-tigde mansledematen, kerkvoogden en notabelen’.Ga naar voetnoot27 Door de predikant wordt voorgesteld over te gaan tot het verhogen van het predikantstractement en wel met in toaal ƒ 100 per jaar. Scholte zegt dit voorstel te doen ‘opdat men bij eene mogelijke vacature in staat zoude zijn om naar eenen voor de Gemeente geschikten Predikant te kunnen uitzien en zich niet bij proponenten te bepalen’.Ga naar voetnoot28 Nadat het voorstel is aangenomen en nadat ‘Doeveren’ zich er mee heeft verenigd, wendt men zich voor het verkrijgen van het ‘alterum tantum’Ga naar voetnoot29 op 30 december 1833 tot de Koning met een desbetreffend request. Het verzoekschrift draagt de volgende ondertekening. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogelijkheid geopend, dat Van de Graaf een lidmaat der gemeente zou zoeken, die bij de doop de vragen van het Doopsformulier zou willen beantwoorden.Ga naar voetnoot34 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over parallel-lopende ontwikkelingen die in deze tijd reeds zijn begonnen en die zouden hebben geleid tot de afzetting van Scholte, als zij niet zouden zijn doorkruist door de gebeurtenissen te Ulrum, kunnen we kort zijn. Evenals met Brummelkamp, De Cock, Gezelle Meerburg en Van Velzen, is er in de procedure van Scholte sprake van reglementen en bepalingen van de Hervormde kerk, waaraan de ‘Vaders der Scheiding’ zich niet konden en wilden onderwerpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenpariglijk om het gevoelen van de Gemeente op te nemen; en gaf hiervan kennis aan twee niet tegenwoordig zijnde kerkeraadsleden te Doveren. De hier bedoelde acte ‘der Gemeente’ luidt als volgt.Ga naar voetnoot41 ‘Wij ondergetekende lidmaten en inwoners der Gereformeerde Gemeenten van Doeveren en Genderen en Gansoyen vernomen hebbende dat het Classikaal bestuur van Heusden onzen herder en leeraar geschorst heeft, om dat hij in de gemeente van Ulrum heeft gepredikt, gedoopt en eene Godsdienstige aanspraak tot de menigte in de open lucht gehouden, daar dit alle op Gods woord gegronde en door Gods woord aan de herder en leeraars bevolen werkzaamheden zijn, zoo kan de gemeente in die daad van het Classikaal bestuur niets anders zien als het stellen van menschelijke bepalingen boven Gods Woord even als dit geschiede in de tijd van de reformatie door de paapsche kerkelijke overheden en in de dagen van Jezus en de apostelen door de Pharizeën en Schriftgeleerden en in de dagen des ouden testament door de tegenstanders van de waarachtige Godsdienst, en derhalve verklaren wij bij deze dat wij niet langer onder zulk een bestuur willen leven en met hen die er zich aan onderwerpen in kerkelijke gemeenschap verkeeren maar ons houdende aan Gods Woord en de daarop mede in alles overeenkomende formulieren van eenigheid als gereformeerde gemeente van hen afscheiden, zullende ons in de openbare godsdienst-oefeningen rigten naar de aloude Kerkelijke liturgie, en onze van Gods wege beroepene opzienders en ouderlingen zullen zich in het openbaar Kerkbestuur voor het tegenwoordiege houden aan de kerkeordening van de Sijnode van Dordrecht gehouden in 1618 en 1619.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een afzonderlijk rechtsgeding werd nog in de jaren 1837 tot 1839 gevoerd door het classicaal bestuur contra Arie Baaijens en Teunis Boll, voormalige diakenen van de Hervormde gemeente te Doeveren. Van hen werd terugbetaling geeist van circa ƒ 560 door hen in het tijdvak augustus 1834 tot maart 1835 qualitate qua besteed uit de diaconiekas. Dit bedrag was gebruikt voor het bouwen van een schuurtje aan de pastorie te Doeveren; de besteding was gebaseerd op een besluit van de kerkeraad van 4 augustus 1834. Nadat de rechtbank van eerste aanleg te 's-Hertogenbosch op 23 november 1837 de classis in het ongelijk had gesteld, werd door het provinciaal gerechtshof van Noord-Brabant op 10 september 1839 uitgesproken dat Baaijens en Boll persoonlijk aansprakelijk waren voor bovengenoemd bedrag; bovendien werden zij veroordeeld in de kosten van de processen in beide instanties.Ga naar voetnoot44 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Begin van de Afscheiding; vervolgingAangezien Pape op 13 april 1835 aan Hervormde Eredienst kan rapporteren: ‘Geheel Doeveren is nu - op een huisgezin na - met Gansoyen tot de oude orde teruggekeerd...’,Ga naar voetnoot45 zullen we in het verdere gedeelte van dit hoofdstuk kunnen volstaan met te handelen over het dorp Genderen.
Op 2 november - de eerste zondag na de schorsing van Scholte en de afscheiding van een groot deel van zijn gemeente - preekt L.P. Suringar, te Eethen, 's morgens in het Hervormd kerkgebouw te Genderen. Incidenten komen daarbij niet voor. De marechaussee uit Heusden is ter plaatse en de kerkvoogd Jan van Gammeren alsmede de diaken Govert van Andel zorgen er voor dat de sleutels van de kerk op tijd aanwezig zijn. Burgemeester V.G.A. Boll is op zijn post en na afloop van de kerkdienst begeeft hij zich naar de schuur van Gijsbert van der Beek, waar Scholte een groot aantal mensen, onder wie vele vreemdelingen, toespreekt. Scholte leest onder meer de Acte van Afscheiding voor, en stelt de ‘vreemdelingen’ in de gelegenheid een soortgelijk stuk te tekenen. De samenkomst wordt met gebed geopend en gesloten, maar van een godsdienstoefening kan niet worden gesproken.Ga naar voetnoot46 Scholte verwoordt de gebeurtenissen van zondag 2 november 1834 en van de weken daarna - tot 29 maart 1835 (men zie verder in dit hoofdstuk) als volgt. ‘November 2. Door het innemen der Kerkgebouwen door de ringpredikanten van het zoogenaamd hervormd genootschap, geholpen en gerugsteund door het burgerlijk bestuur der plaatsen,Ga naar voetnoot47 kon de gemeente in die gebouwen niet tezamenkomen en werd dien ten gevolge aan de vergaderde menigte, welke zich begeven had in de schuur van Gijsbert van der Beek, mededeling gedaan van de onderscheidene stukken betrekkelijk de afscheiding der Gereformeerde Gemeente en deed Ds. Scholte daarna een toespraak en eindigde deeze bijeenkomst met gebed en Psalmgezang. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sedert dien tijd las Ds. Scholte in de onderlinge bijeenkomstenGa naar voetnoot48 des Zondags en in de week meestal predikantieën voor van reeds in den Heere ontslapenen verkondigers der waarheid en hield eindelijk Ds. Scholte weder een leerreden in de schuur der pastorie.’Ga naar voetnoot49 Behalve deze ‘leerreden’ - gehouden zondag 16 november 1834 te Doeveren - was er op dezelfde dag een samenkomst te Genderen, waarover we lezen in een missive van de burgemeester van Eethen c.a. van 17 november aan de gouverneur. ‘Des voormiddags om 10 uuren heeft Ds. T. van Spall, Predikant te Dussen, op zijne beurt in de kerk te Genderen gepredikt, welke Godsdienstoefening zonder eenige de minste stoornis is afgeloopen. Nadat de burgemeester naar aanleiding van deze voornemens in correspondentie was getreden met de gouverneur van Noord-Brabant, ontving hij reeds na enige dagen een aanschrijving, waarin hem werd afgeraden de samenkomsten van de Afgescheidenen met de Sterke arm te ontbinden, maar zich voorshands te bepalen tot het opmaken van proces-verbaal. Eén dag voor zondag 23 november 1834 neemt de burgemeester zijn maatregelen. Hij schrijft hierover het volgende. ‘Dat ik teneinde op de zagste wij s tewerk te gaan mij in persoon op den laatstleden Zaterdag heb vervoegt bij den Heer Scholte en Gijsbert van der Beek - de eerste als redevoerder bij de Godsdienstige vergaderingen en de tweede als de vergaderde menigte ontvangende in zijne schuur en op deszelfs erf, hen als toen bescheidenlijk vermaande zich hiervan te onthouden, en voor het vervolg te zorgen dat zulks niet meer plaatsvond, want dat ik anders genoodzaakt zou zijn mij tegen die vergaderingen te moeten verzetten en tegen hen Procesverbaal zoude deklareeren hetgeen tengevolge had dat men mij te kennen gaf hiervan te zullen afzien en zij liever zich daaromtrend aan hooger hand zouden adresseren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De burgemeester voegt hieraan toe dat Scholte wegens zijn handelingen en gedragingen te Ulrum, op zaterdag 29 november zal moeten verschijnen voor de rechter van instructie te Appingedam. Op grond van dit feit en de hierboven vermelde toezeggingen verwacht hij de komende weken geen moeilijkheden en vindt hij vooralsnog geen aanleiding voor te stellen tot inlegering van militairen over te gaan.Ga naar voetnoot52 Scholte adresseerde inderdaad ‘aan hooger hand’ en wel in de vorm van een verzoekschrift aan de Koning van 27 november 1834.Ga naar voetnoot53 De requestrant bepleitte daarin de rechtmatigheid van zijn zaak en verzocht daarin opnieuw vrijheid van godsdienst voor zijn gemeente.Ga naar voetnoot54 Op zondag 29 maart 1835 ‘verstout’ Scholte zich - hij is 27 februari te Appingedam vrijgesproken - te Genderen een godsdienstoefening met meer dan twintig personen, te leiden. Zijn tekst is Psalm 125.Ga naar voetnoot55 De predikant tekent in zijn ‘Lijst der texten’ verder aan: ‘Daarop kwam er den 31 Maart een detachement kurassiers waardoor de onderlinge bijeenkomsten gewelddadig werden belet.’ Toch vond het komen van 30 kurassiers en een officier niet zijn oorzaak in het hervatten van de godsdienstoefeningen door Schölte. Maar de autoriteiten vreesden gewelddadigheden bij het, met behulp van de sterke arm, ontruimen van Scholte's pastorie.Ga naar voetnoot56 Typerend voor de ‘milde’ houding van de latere Koning | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem II, dan opperbevelhebber van het leger te velde, te Tilburg, is dat we vinden in het bevelschrift (29 maart 1835) inzake het zenden van de kurassiers naar Genderen c.a. ‘Het is het verlangen van Zijne Koninklijke Hoogheid dat tot deze zending een geschikt Officier worde gedesigneerd, en dat aan denzelven vertrouwelijke Instruc-tien worden gegeven - alzoo het doel Zijner Missie is, om de rust in deze gemeente en omstreken te helpen bewaren en om, ingeval hij daar toe door de plaatselijke besturen mocht worden aangezocht, de sterke hand te verleenen, ingeval in deze gemeenten eenige woelingen onder de ingezetenen mogten ontstaan, ter oorzake van den afgezetten Predikant H.P. Scholte, aan wien de ontruiming der Pastorij te Doeveren, door het politiek gezag, is aangezegd.’Ga naar voetnoot57 Scholte wachtte echter de ontwikkeling der dingen niet af, maar verhuisde - naar we reeds zagen - 31 maart 1835 naar Genderen, waar hij in een huis ‘De Hoef’ enige kamers betrok.Ga naar voetnoot58 Op zondag 5 april is er een incident: in De Hoef bevinden zich, volgens constatering door de commandant van de cavaleristen, de eerste luitenant H. Hamming, 35 à 40 personen, voornamelijk niet-ingezetenen van Doeveren of Genderen, aangeduid als ‘vreemdelingen’. Hoewel niet van een godsdienstoefening kan worden gesproken, verlaat een aantal de woning, zodat er slechts twintig overblijven.Ga naar voetnoot59 Zondag 12 april wordt C.F. van Setten bevestigd als Hervormd predikant. Hierbij doen zich geen ongeregeldheden voor. Wel blijven gedurende de gehele maand april de moeilijkheden rond de ‘vreemdelingen’ die Scholte willen bezoeken, aanhouden. Indien zij niet zijn voorzien van een geldige reispas, worden zij enige dagen in arrest gehouden.Ga naar voetnoot60 Aangezien er rond 21 mei ‘onder de ingezetenen van de Dorpen Genderen en Doeveren eene goede rust blijft heerschen en het getal der vreemdelingen welke den Heer Scholte komen bezoekenGa naar voetnoot61 begin te verminderen’, stelt de burgemeester van Eethen c.a en (inmiddels ook) van Drongelen c.a., V.G.A. Boll, voor, de ‘gecantonneerde troepen’ terug te nemen. Het opperbevel geeft daarop last dat het detachement kurassiers op 1 juni 1835 Genderen zal verlaten.Ga naar voetnoot62 De rust is echter slechts van korte duur. Als Scholte 23 juni in hoger beroep te Groningen is vrijgesproken wegens zijn optreden te UlrumGa naar voetnoot63 houdt hij in de ‘hete zomer’ van 1835 zijn vermaard-geworden serie hagepreken, soms voor één à twee duizend toehoorders: Vuren, Genderen, Sprang, Poederoyen, Tricht, Asperen, Langerak, Genderen, Gameren.Ga naar voetnoot64 Aangaande de eerste hagepreek te Genderen, tekent Scholte aan in de ‘Lijst der texten’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het huis ‘De Hoef’ zoals het was in 1834. Op 25 april 1932 brandde het af en werd het door een modern gebouw vervangen. In de tijd van de Afscheiding stonden er zware bomen voor het huis
‘1835, 19 July. Te Genderen in de open lucht over Judas vers 20-23; des namiddags aldaar binnenshuis de kinderen der gemeente gedoopt en de kerkeraad der gemeente Sprang bevestigd’. Het gebeuren wordt aanleiding tot een uitgebreide correspondentie van Pape en van overheidspersonen. Pape schrijft dat Scholte stond ‘voor de deur van zijn huis op een soort van stellaadje en de geloovigen zaten, stonden of lagen op de grond in de open lucht’. Het aantal aanwezigen bedroeg 500 à 600, onder wie ‘velen die uit nieuwsgierigheid er zich bevonden, en met de gansche vertooning openlijk den spot dreven’.Ga naar voetnoot65 De burgemeester van Genderen maakt proces-verbaal op en vraagt de gouverneur raad, op welke wijze samenkomsten van zulke grote aantallen personen te stuiten.Ga naar voetnoot66 De procureur-crimineel in Noord-Brabant schrijft 21 juli aan de procureur-generaal te 's-Gravenhage onder meer het volgende. ‘... dat de gewezen predikant Scholte op ad vies, zoo hij opgeeft, van regtsgeleerden, sints zijne vrijspraak te Groningen de stoutheid tot die hoogte drijft, dat hij eergisteren ... in de open lucht voor zijne woning te Genderen... heeft gepredikt en geoefend ... en dat de Burgemeester, geadsisteerd met een wachtmeester-kommandant der brigade en eene marechaussee, hem uitgenoodigd en de vergaderde menigte vermaand hebbende, de godsdienstoefeningen te staken en uiteen te gaan, hij, wel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verre van daaraan te voldoen, heeft voortgevaren, onder stellige verklaring, dat hij, gedekt door de uitspraken van verschillende regtbanken, zulks niet verkoos te doen...’.Ga naar voetnoot67 Het gevolg van genoemde briefwisseling is dat op 27 juli 1835 de gouverneur van Noord-Brabant vraagt, opnieuw cavaleristen naar Genderen te zenden.Ga naar voetnoot68 De chef van de generale staf schrijft daarop 28 juli aan de commandant van de eerste brigade cavalerie onder meer: ‘Op last van Zijne Koninklijke Hoogheid den Opperbevelhebber, heb ik de eer Uw HoogEdelGestrenge te verzoeken, de vereischte bevelen te willen geven dat reeds op morgen: Tweede luitenant CH. Devallée is bevelhebber van bedoelde cavaleristen.Ga naar voetnoot73 Hun aanwezigheid belet Scholte niet - na donderdag 13 augustus 1835 voor ongeveer tweeduizend mensen te Langerak te hebben gepreekt - te trachten op zondag 16 augustus een godsdienstoefening te houden op het bij hem in gebruik zijnde erf van het huis ‘De Hoef’Ga naar voetnoot74 Er behoeft niet aan te worden getwijfeld, of Scholte deze ‘hagepreek’ in andere plaatsen heeft aangekondigd. Anders zouden er die dag niet zoveel ‘vreemdelingen’ te Genderen zijn geweest; zij kwamen onder meer uit Aalburg, Drongelen, Waardhuizen, Zevenbergen, Babyloniënbroek, Gorinchem, 's-Hertogenbosch, Middelburg, Rotterdam en Waalwijk. De toehoorders te Genderen worden door de burgemeester gemaand en vervolgens gelast het erf te verlaten. De kurassiers kunnen met hun paarden niet optreden, aangezien het toegangshek gesloten blijft; er worden geen pogingen aangewend de toegang te forceren. Vijf kurassiers te voet alsmede twee marechaussees gaan dan door de menigte ‘in alle rigtingen, waar op het volk zich geduriglijk eenigermate verwijderde of uiteen ging, maar achter hen zich dadelijk weer aansloot...’. Onverrichterzake verlaat de burgemeester het terrein - na er van ongeveer tien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uur tot kwart voor twaalf te hebben vertoefd. Opdracht geven van de wapenen gebruik te maken wordt door hem duidelijk vermeden. Zoals Pape drie dagen later schrijft, luidde zijn lastgeving daartoe te vaag: ‘desnoods’ uiteendrijven - ‘men vraagt: wanneer is de nood daar?’ - en de bevelvoerende officier heeft, gezien zijn instructie, er zich blijkbaar niet aan gewaagd sabels en pistolen te laten gebruiken.Ga naar voetnoot75 De geplaagde burgemeester schrijft nog op de dag van de hagepreek aan de gouverneur: ‘... tot strengere maatregelen heb ik niet durven overgaan, eensdeels omdat ik vermeende dat sommigen der menigte de hoofden bij elkander staken en hun ongenoegen deden blijken, ik dan welligt door strenge maatregelen de rust eerder gestoord dan gehandhaafd zoude hebben en anderdeels omdat ik geene speciale last had ontvangen om langs strengere maatregelen of desnoods door kragt van wapenen te werk te gaan’.Ga naar voetnoot76 Burgemeester Valerius Geertruidus Andringa Boll heeft door zijn optreden een bloedbad voorkomen... Scholte tekent in de ‘Lijst der texten’ aan: ‘1835. 16 Augustus. Te Genderen in de open lucht over Mattheus 11 vers 28-30, doch in de verklaring verhinderd door den Burgemeester Boll met gewapende curassiers welke de vergadering uit een dreven’. Het proces-verbaal van de burgemeester vindt zijn weg naar de rechtbank van eerste aanleg te 's-Hertogenbosch en deze veroordeelt Scholte op 25 september 1835 tot ƒ 50,- boete.Ga naar voetnoot77 De datum 16 augustus 1835 mag een historische worden genoemd; nadien is Scholte te Genderen niet meer in een grotere vergadering opgetreden - volgens zijn nauwkeurig-bijgehouden ‘Lijst der Texten’ heeft hij er zelfs geen godsdienstoefening binnenskamers meer geleid.
Na 16 augustus 1835 keert de rust in Genderen weer. Vanaf die datum valt er voorlopig een sluier over het leven van de Afgescheiden gemeente. Enige vragen blijven onbeantwoord. Hebben de leden van de kerkeraad en hebben andere voormannen te Genderen een ontwikkeling als bij de laatste hagepreek wellicht met zorg aangezien? Is er een breuk geslagen tussen Scholte en de andere leiders van de Afscheiding aldaar? Pape duidt op dit laatste in meer dan één brief.Ga naar voetnoot78 En wat is het lot geweest van de kerkeraad van het eerste uur? Hij bestond, zoals we schreven, uit acht leden. Van Doeveren: de ouderlingen Jan Boll, Jan van Marsbergen, de diakenen Arie Baaijens, Teunis Boll. Van Genderen: de ouderlingen Johannes Branderhorst, Cornelis Verdoorn; de diakenen Govert van Andel, Gerrit van der Beek. We zagen reeds dat in Doeveren de meeste Afgescheidenen terugkeerden tot de Hervormde kerk. Drie van de vier leden van de kerkeraad aldaar - Van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marsbergen, Baaijens en Boll - treffen we rond 1836 aan als leden van de Afgescheiden gemeente te Drongelen. Door deze omstandigheid en, voor Genderen, door oorzaken die we slechts kunnen gissen, vertoont de kerkeraad in september 1841 en wellicht eerder - we komen hierop terug - een geheel ander gezicht; hij heeft dan als samenstelling: Arie Verkuijl,Ga naar voetnoot79 Antonie van Wijk, ouderlingen; Ambrosius Rooyaal, Blees Versteeg, diakenen. We willen over de jaren 1835 tot 1837, in chronologische volgorde, nog enige bijzonderheden noemen die ons uit externe bronnen bekend zijn.
Op 14 september 1835 richtten Scholte en enige ‘afgevaardigden’ van ‘onderscheidene afgescheidene gereformeerde Gemeenten in de provincie Zuid-Holland, Gelderland en Noord-Brabant’ zich tot de Koning met een request waarin vrijheid van godsdienstoefening werd gevraagd.Ga naar voetnoot80 Van Genderen tekenen: H.P. Schölte; Johannes Branderhorst, ‘ouderling’ en Arie Verkuijl.Ga naar voetnoot81 Op verzoek van het classicaal bestuur van Heusden geeft burgemeester V.G.A. Boll onder meer de volgende inlichtingen.Ga naar voetnoot82 Het ‘zedelijk gedrag’ van genoemd drietal is onberispelijk; alleen ‘dat zij door hun afscheiding veel onrust en verwarring hebben gestigt, inzonderheid H.P. Scholte, die wellicht veel in de Gemeente tot deze afscheiding heeft voorbereid’. J. Branderhorst en A. Verkuijl zijn landbouwers. De invloed van Schölte, aldus de burgemeester, is bij velen zeer groot. ‘De invloed van Branderhorst is minder en die van Verkuijl was voor de afscheiding uiterst gering en is nog niet groot.’Ga naar voetnoot83 Tenslotte schrijft de burgemeester, dat onder de Afgescheidenen ‘waarschijnlijk’ - dus niet: zeker - ‘veele gevonden worden die meer uit verpligting dan wel uit eigene overtuiging zich hebben afgescheiden’. Het gezin Scholte is eind augustus 1835 uit Genderen vertrokken. Het logeert enige maanden te Gorcum, namelijk tot november van genoemd jaar, waarna mevrouw Scholte-Brandt met haar dochtertje Sara Johanna naar het ouderlijk huis te Amsterdam gaat en daar 3 mei 1836 haar tweede kind ter wereld brengt.Ga naar voetnoot84 Scholte blijft te Gorcum. Van ongeveer juli 1836 tot september 1837 woont het gezin Scholte te Gorinchem aan het Eind.Ga naar voetnoot85 Nadat 26 oktober 1835 door de opperbevelhebber van het leger is besloten, op verzoek van de gouverneur van Noord-Brabant, het detachement kurassiers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘vooreerst’ nog te Genderen te laten verblijven,Ga naar voetnoot86 schrijft burgemeester Boll, gedateerd 6 november het volgende. ‘Daar de Heer Scholte met deszelfs huisgezin reeds een geruimen tijd zich niet meer te Genderen bevindt en dezer dagen het grootste gedeelte zijner meubelen heeft wezen halen en deze vervoerd zijn, en ons de heilige verzekering is gegeven dat de Heer Scholte kamers te Gorinchem heeft gehuurd, waarbij komt dat ons door eenige der notabelste en geloofwaardigste ingezetenen van Genderen en aanhangers van den Heer Scholte is verklaard dat men van het zekere vertrouwen is, dat door hem geene vergaderingen te Genderen meer zullen worden gehouden en men ons heeft betuigd dat in het ongunstige geval (hetgeen niet te vermoeden is) hij zulks toch wilde ondernemen men met alle mogelijkheid zal beproeven zulks tegen te gaan. De inhoud van deze brief bevestigt ons vermoeden dat de Genderense Afgeschei-denen hagepreken, zoals die van 16 augustus 1835, niet op prijs stelden. Wij vonden geen stuk dat bevestigt dat de kurassiers kort na 6 november zijn vertrokken, maar aangezien we niets meer over hen lezen - ook niet in de uitvoerige brieven van C.W. Pape - nemen we aan dat aan de militaire inlegering te Genderen in november 1835 voorgoed een einde is gekomen.
Zoals we reeds zagen in hoofdstuk 3, zond een deel van de Afgescheidenen te Genderen, 24 november 1836 een request aan de Koning, waarin opnieuw vrijheid van godsdienstoefening werd gevraagd. De inlichtingen die burgemeester Boll aangaande de ondertekenaars van dit verzoekschrift verstrekt, beheizen onder meer, dat dezen ‘met uitzondering van twee of drie tot de minvermogende klasse der Gemeente behooren’. Terwijl ‘alle de vermogende van de aanhangers der gevoelens van den Heer Scholte zich van de onderteekening onthouden hebben’. De ondertekenaars, aldus de burgemeester, hebben zich wellicht verbonden tot iets - namelijk het instandhouden van hun eredienst - waartoe zij niet vermogend genoeg zijn. ‘Wijders hebben zig op gisteren reeds drie der onderteekenenden bij mij vervoegd met verzoek dat hunne naamteekeningen mogten worden doorge-haald als zijnde van gevoelens veranderd, onder welke zig de gegoedste en de vermogendste der onderteekenaren bevond.’Ga naar voetnoot88 Pape bericht inzake het request dat te Genderen de aanzienlijksten weigerden te tekenen. Dit heeft - evenals te Almkerk - de factie in twee delen gesplitst ‘van welke het eerste gedeelte zich “afgescheiden”, het tweede N.B. “geteekenden” noemt’.Ga naar voetnoot89 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op maandag 30 januari 1837 wordt te Genderen voor de laatste maal een godsdienstoefening gehouden die de aandacht van de autoriteiten trekt. Naar het ons voorkomt zijn in bedoelde samenkomst de ouderlingen en diakenen bevestigd die we aantreffen onder het request 1841.Ga naar voetnoot90 Zien wij het goed, dan heeft gedurende de jaren 1836 tot 1841 (erkenning) de Genderense gemeente uitsluitend in groepjes van ten hoogste twintig personen vergaderd. Maar wellicht heeft burgemeester Boll, als hij in de jaren 1838 tot 1840 bemerkte dat er een grotere vergadering werd gehouden, een oogje dicht gedaan. De burgemeester schrijft 1 februari 1837 naar aanleiding van de samenkomst op 30 januari het onderstaande. ‘Gepasseerde Vrijdag werd ik onderrigt dat de afgezette predikant van Almkerk, Gezelle Meerburg, in de Gemeente Genderen zou komen om Ouderlingen en Diakenen te bevestigen en kinderen te doopen. Ik zond de veldwachter in stilte van zulks te gaan onderzoeken, maar Zijn Eerwaarde was niet gearriveerd. Zaterdag bracht de veldwachter mij berigt dat gemelde Predikant was aangekomen en hij een samenspraak had gehad met zeven personen zijnde de leden van den ouden en volgens gerugt nieuw benoemden Kerkenraad,Ga naar voetnoot91 doch dat er geene bevestiging of doopplechtigheid was voorgevallen en Gezelle Meerburg des avonds naar Drongelen was vertrokken doch bij zijne terugkomst een en ander zoude plaatsvinden. Gistermorgen werd mij geïnformeerd dat er den afgeloopen nagtGa naar voetnoot92... ten huize van Arie Verkuijl eene vergadering was gehouden (het getal onbekend) en men wildeGa naar voetnoot93 dat aldaar alstoen de nieuwe kerkenraad zoude zijn bevestigd en kinderen zouden zijn gedoopt, alsmede dat gemelde Ds. Gezelle Meerburg des morgens hier en daar in de gemeente vergezeld van 2 à 3 personen in onderscheidene huizen is geweest en aldaar kinderen zoude hebben gedoopt. Daar alles met de grootste stilte en onder de diepste geheimhouding is voorgevallen, zoo is het mij ondoenlijk geweest in persoon de verrigtingen dezer plegtigheden bij te wonen of te beletten.’Ga naar voetnoot94 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Erkenning (1841)Gedateerd 7 september 1841 wendt de Genderense gemeente zich tot de Koning met een adres waarin wordt gevraagd ‘in de burgerlijke maatschappij te worden toegelaten en erkend’.Ga naar voetnoot95 Behalve de gewone vermeldingen en beloften trekt het de aandacht, dat de adressanten aan de toezegging van te zullen zorgen voor de eigen behoeftigen toevoegen de woorden ‘Zij nemen echter eerbiedig de vrijheid ten dezen opzichte er bij deze eene aanmerking bij te voegen, dat het huns inziens boven allen twijfel verheven is, dat de algemeene burgerlijke armenfonds onzer gemeente welke door alle gezindheden wordt gestijfd, ook, onder het voorzigtig beheer van bestuurderen van dat fonds, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toezigt der plaatselijke regering, steeds gelijkelijk voor alle gezindheden openstaat’. Het eerste kerkgebouw van de Afgescheidenen te Genderen, ongeveer in de staat waarin het door Gijsbert van der Beek aan de gemeente werd geschonken. Bij de pastorie staat ds. J. van Haeringen Kzn. (1867-1920) met zijn familie. Foto van circa 1900
De gemeente heeft het ‘huishoudelijk reglement van Utrecht’ als het hare aangenomen. De ondertekenaars vragen een ‘spoedige gunstige dispositie’. In dit opzicht worden zij niet teleurgesteld, want bij koninklijk besluit van 20 november 1841, no. 71Ga naar voetnoot96 wordt de gevraagde toelating en erkenning verleend. Burgemeester Boll schrijft in het vereiste certificaat, van 26 mei 1841, inzake het gebouw, dat het huis waar de Afgescheidenen zich wensen te vestigen toebehoort aan Gijsbert van der Beek, landbouwer; het is kadastraal bekend onder Sectie D, no. 249. Het is wat de ligging aangaat, geschikt ‘mits men zich onthoude van het luiden of kleppen der klok bij den aanvang der Godsdienst Oefening, daar zulks wegens de korte nabijheid der kerk van het Hervormd Kerkgenootschap zeer ligt verwarring zoude kunnen daarstellen’. Dit kerkgebouw, vermoedelijk aanvankelijk van eenvoudige opzet, heeft met een aantal verbouwingen dienst gedaan tot het in de oorlogswinter 1944-1945 werd verwoest. De pastorie, naast de kerk, werd gespaard; het is een woonhuis aan de huidige Oegemastraat. De ondertekening van het verzoekschrift draagt een eigen karakter, zoals we reeds in hoofdstuk 3 opmerkten. We lezen: ‘De ondergeteekenden zijn alle Hoofden van huisgezinnen welke huisgezinnen geheel tot de Christelijke afgescheidene Gemeente behooren’. In totaal hebben 53 mannelijke ‘hoofden’ en 3 alleenstaande mannen getekend, tezamen voor 288 personen. In hoofdstuk 3 veronderstelden wij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat er daarnaast ongeveer 40 ongehuwde belijdende leden waren van het vrouwelijk geslacht. Dit zou voor de omvang der gemeente betekenen: 328 zielen. Vermoedelijk is het aantal iets groter geweest, daar niet iedereen in de gelegenheid is geweest te tekenen, bijvoorbeeld door ziekte of afwezigheid. De ondertekening luidt als volgt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Gemeentelijk leven 1842-1869Ga naar voetnoot97Na de vacature ontstaan door het ‘ontslag’ van ds. H.P. Scholte - 22 februari 1837 - werd de gemeente allereerst gediend door Pieter Zonne, en wel van mei 1842 tot midden 1845.Ga naar voetnoot98 Na hem neemt de bekwame Pieter Meinderts Dijksterhuis de herdersstaf op; deze zal ongetwijfeld in de enigszins verwaarloosde gemeente | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
orde op zaken hebben gesteld - in de classis Genderen zorgt hij er voor dat de Dordtse kerkenorde weer onvoorwaardelijk wordt aangenomen, mede waardoor de breuk tussen ‘Noord-Brabant’ en het landelijk kerkverband van de Afgescheidenen wordt geheeld. Dijksterhuis staat te Genderen van 2 april 1848 tot 16 november 1851.Ga naar voetnoot99 De derde predikant is Pieter den Boer die de gemeente dient van 28 november 1852 tot 2 november 1857.Ga naar voetnoot100 Laatstgenoemde werd opgevolgd door Freerk Hajer; hij stond te Genderen van 6 december 1858 tot aan zijn overlijden 20 augustus 1878.Ga naar voetnoot101
Zoals we zagen had de kerkeraad in 1841 als samenstelling: Arie Verkuijl, Antonie van Wijk, ouderlingen; Ambrosius Royaal, Blees Versteeg, diakenen. Voor zover valt af te leiden uit de acta van de classicale vergaderingen (presentie etc.) werden deze personen reeds begin 1837 als ambtsdrager bevestigd. In dezelfde notulen vinden we Antonie van Wijk na 1842 niet meer als ouderling; Arie Verkuijl blijft als zodanig werkzaam tot 1854. In 1843 worden twee nieuwe ouderlingen benoemd: G. van der BeekGa naar voetnoot102 en Johannes Branderhorst. Het ouderlingschap van beiden is vermoedelijk niet van lange duur geweest; nà 1850 worden zij niet genoemd. In 1849 is de te Doeveren wonende Arie Baaijens, diaken en scriba.Ga naar voetnoot103 Gedurende de vijftiger jaren zien we als ouderling optreden (oud-diaken) Blees Versteeg en J.D. van den Heuvel; in het tijdvak 1860-1870: M. van Andel, (opnieuw een) G. van der Beek, A. Branderhorst en G. Branderhorst.
Tot slot van dit hoofdstuk een document uit de tijd dat P.M. Dijksterhuis te Genderen predikant was. Het is een verzoek aan Koning Willem II - van januari 1849 - om ‘eenig onderstand’ in de bekostiging van de predikant. Het mag een enigszins merkwaardig stuk worden genoemd, naar inhoud slechts te verklaren uit de siechte economische omstandigheden in de landbouw gedurende die tijd. Een dergelijk verzoek werd rond genoemd jaar door meer dan één Afgescheiden gemeente gedaan. Met het oog hierop sprak de synode 1860 gehouden te Hoogeveen uit, dat door de kerken geen beroep op 's lands schatkist diende te worden gedaan. Zij werd daarin gesteund door afgevaardigden van de ‘Veree- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nigde Presbyteriaansche kerk’ in Schotland.Ga naar voetnoot104 Het request werd van de hand gewezen, daar het ongezegeld was ingediend; echter, de raad werd gegeven het verzoek niet op zegel te hernieuwen.Ga naar voetnoot105 Het verzoekschrift luidt als volgt. ‘Sire |
|