De Afscheiding van 1834. Deel 8. Provincie Noord-Brabant
(1988)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |
C
| |
[pagina 255]
| |
Hoofdstuk 21
| |
[pagina 256]
| |
De eerste verandering in de structuur van de classis Genderen is die van februari 1842; de classicale vergadering spreekt uit, inzake de te Doeveren en Eethen wonende Afgescheidenen - die tot dan bij de gemeente te Drongelen behoren, maar van wie enigen begeren lid te worden te Genderen - ‘dat de leden van Doeveren zich schriftelijk tot de Klassis zoude[n] wenden, waarin zij hunne begeerte zoude[n] te kennen geven, maar dat de leden te Eethen tot Drongelen zouden blijven behooren’.Ga naar voetnoot4 In september 1842 wordt opnieuw vastgesteld dat de leden die te Doeveren wonen de vrijheid hebben zich bij Genderen aan te sluiten, maar dat dan ‘de kinderen het onderwijs van Do. Zonne zouden bijwonen en ontvangen’.Ga naar voetnoot5 Ook de volgende vergadering houdt zich bezig met ‘de leden der gemeente Doeveren’. Bepaald wordt dat deze personen ‘van nu voortaan zouden behooren tot de gemeente Genderen, en om de navolgende redenen: 1ste. om den verren afstand tot Meeuwen; 2de. omdat Doeveren en Genderen altijdGa naar voetnoot6 combinatie is geweest’.Ga naar voetnoot7 Deze formulering roept vragen op, die we door gebrek aan gegevens - zoals aangestipt - niet kunnen beantwoorden. Bijvoorbeeld - als we op de kaart zien: moeten we veronderstellen dat de Afgescheidenen te Doeveren, overigens gering in getal, indien zij te Meeuwen hebben gekerkt, Drongelen zijn voorbij gelopen? Of is ‘Drongelen’ in deze tijd reeds in neergang geweest? Hoe dit ook zij, nadat er een hiaat in de notulen is gevallen van 16 januari 1844 tot 18 november 1847, behoren tot de classis Genderen nog slechts de gemeenten Genderen en Meeuwen c.a.Ga naar voetnoot8 Laatstgenoemde omvat dan leden van de voormalige gemeente Drongelen en Dussen.Ga naar voetnoot9 Ook die van Eethen, destijds behorende tot ‘Drongelen’ - zoals we hierboven vonden - worden bij Meeuwen ingedeeld. ‘Omtrent de gemeente EethenGa naar voetnoot10 wordt bepaald, dat zij moet blijven bij de Gem. Meeuwen, en is aan den kerkeraad van Genderen opgedragen om de leden die onder Eethen behooren, te vermanen, dat zij de attestatie te Meeuwen geven en naar vermogen aan deze Gemeente bijdragen.’Ga naar voetnoot11 Onze conclusies zijn de volgende. De gemeenten Drongelen, Dussen en Meeuwen werden in 1835-1836 geïnstitueerd; Genderen bleef in 1834 bestaan, na te hebben gebroken met het Hervormd Kerkgenootschap. Aangaande Drongelen is er veel dat in de mist blijft, maar zeker is dat zij in 1848 bij Meeuwen was gevoegd. Ook | |
[pagina 257]
| |
met Dussen was dit laatste na 1847 het geval; echter, zij wordt in 1864 (opnieuw) zelfstandig.
In de reeds genoemde vergadering van 13 september 1848 zijn behalve ds. P.M. Dijksterhuis (Genderen) onder anderen aanwezig de predikanten P.J. de Bruin (Andel), Hel. de Cock ('s-Hertogenbosch) en G.F. Gezelle Meerburg (Almkerk).Ga naar voetnoot12 Aan het einde der samenkomst stelt praeses Dijksterhuis voor ‘of het niet goed zoude zijn op de Provintiale vergadering aan te dringen, dat er verandering der Classes kwam vanwege deszelfs tegenwoordige kleinheid. Dit is door allen goedgevonden.’Ga naar voetnoot13 Hoewel we de notulen van bedoelde provinciale vergadering niet kennen, kunnen we aannemen dat het voorstel tot ‘verandering der Classes’ werd aanvaard. Reeds op de volgende classicale bijeenkomst blijkt dat de classis Sprang (wellicht de laatste jaren classis Vrijhoeve Capelle geheten) is gevoegd bij de classis Genderen. De presentie van deze vergadering - 19 december 1848 - doet ons zien dat er afgevaardigden zijn van Genderen, 's-Hertogenbosch, Heusden, Meeuwen en Vrijhoeve Capelle. In deze samenstelling komt gedurende ruim vijftien jaren geen verandering. Zoals reeds aangeduid wordt Dussen in 1864 (weer) zelfstandig en in 1869 voegt zich de voormalige Kruisgemeente te 's-Gravenmoer in het classicale verband. | |
KroniekDe algemene zaken die we over de jaren 1837 tot 1870 vinden in de classicale notulen, zijn zodanig gevarieerd dat we deze beter chronologisch kunnen opsommen dan tot bepaalde groepen samenvoegen. Zij hebben merendeels betrekking op gebeurtenissen vóór 1857. | |
1837De summiere notulen van de eerste vergaderingen bevatten geen ‘presentie’. Zij zijn geschreven en getekend door de te Drongelen wonende Teunis Boll. Op 27 maart wordt gesproken over de kinderdoop ‘waarover in onze dagen zoo veel verschil is’. Het oordeel der vergadering is, dat ‘als Ouders die met hunne kinderen ten doop komen of willen komen, belijdenis der waarheid hebben afgelegd en die belijdenis met hunne wandel niet wederspreken, zij dan ook regt op den doop hebben’.Ga naar voetnoot14 | |
[pagina 258]
| |
Hoewel niet geheel volgens de formulering van Scholte,Ga naar voetnoot15 keerde evenwel dit ‘oordeel’ zich tegen standpunt en practijk van ds. H. de Cock, die in het noorden des lands - zich aansluitend aan een traditie - soms kinderen van doopleden doopte.Ga naar voetnoot16 Ook wordt uitgesproken dat de gemeenten niet verplicht zijn de ‘zoogenaamde feestdagen’ te onderhouden.Ga naar voetnoot17 | |
1838-1844In 1838 wordt in de notulen voor het eerst een ‘presentie’ vermeld. We zien in de jaren 1838 tot 1844 onderstaande personen als afgevaardigden verschijnen. Drongelen.Ga naar voetnoot18 Ouderlingen: Adriaan A. de Bruijn, Arie de Graaff, Jan van Marsbergen (wonende te Doeveren); diakenen: Arie Baaijens (Doeveren), Teunis Boll. Dussen. Ouderlingen: Adrianus Nultenboek, Gerrit Rombout; diakenen: Martinus van Bergeyk, Matthijs J. Kamp. Genderen. Ouderlingen: G.(Gijsbert?) van der Beek, Johannes Branderhorst, Arie Verkuijl, Antonij van Wijk; diakenen: Ambrosius Royaal, Blees Versteeg. Meeuwen. Ouderlingen: Lammert Donkersloot, Otto Haspels, Antonie van Krimpen, Jacobus de Rooij; diakenen: Otto Haspels, Jan de Klepper, Jacobus de Rooij. | |
1840Ook in dit jaar wordt een uitspraak gedaan, waaruit blijkt dat een deel der Afgescheidenen in Noord-Brabant, onder invloed van de predikanten Scholte en Gezelle Meerburg, niet de noodzaak zien vast te houden aan de Dordtse kerkenorde. | |
[pagina 259]
| |
‘Is er door Do. Meerburg aan de vergadering ter beoordeling voorgesteld het voorstel van Do. H. de Cock om eene algemeene vergadering of synode daar te stellen, hebbende voornamelijk ten doel de aanneming van de Dordtsche Kerkenorde. Waarover het oordeel der vergadering was, om Do. de Cock in antwoord te verzoeken om een andere uitnoodiging te doen tot het houden van eene algemeene vergadering, niet hebbende ten hoofddoel om bepaaldelijk eene Kerkorde aan te nemen maar tot broederlijke vereeniging. Opdat zoo het mogelijk was daarna eene Kerkenorde mögt daargesteld worden.’Ga naar voetnoot19 | |
1841Eind 1840 werd op de synode gehouden te Amsterdam ds. Scholte geschorst en werd de schorsing van de vier aan zijn zijde staande leden van de kerkeraad te Amsterdam (de ‘minderheid’: Wormser c.s.) bevestigd.Ga naar voetnoot20 De classis Genderen geeft, volgens het onderstaande, haar mening, waaruit blijkt, dat zij eveneens partij kiest voor Scholte c.s. - althans min of meer. Het verwondert niet dat P. Zonne, die namens de gemeente Delft en Schiedam deel uitmaakte van de synode, en zijn stem verhief tegen de schorsing van genoemde kerkeraadsleden,Ga naar voetnoot21 in 1842 predikant te Genderen wordt. ‘Is er ter beoordeeling der vergadering voorgesteld, of de zaken die te Amsterdam hebben plaats gehad en nog plaats hebben, ook bij ons in aanmerking behooren genomen te worden. Waarover het oordeel der vergadering was, om de klagende minderheid gehoor te geven; doch omdat de provinciale vergadering aanstaande is, zou de zaak op die vergadering behooren behandeld te worden.’Ga naar voetnoot22 In augustus 1841 krijgt de scriba Teunis Boll, de opdracht de geschorste ds. Scholte uit te nodigen ‘alhier te komen prediken’.Ga naar voetnoot23 | |
1842In dit jaar doet de 35-jarige Pieter Zonne zijn intrede in de classis Genderen, als predikant van de gemeente van dezelfde naam. Hij is opvolger van de 22 februari 1837 officieel ontslagen, maar in feite reeds augustus 1835 vertrokken ds. Scholte. Pieter Zonne werd 4 augustus 1807 te Viaardingen geboren en overleed 6 augustus 1865 te Milwaukee, Wisconsin U.S.A. In 1829 huwde hij te Delft de aldaar geboren Adriana Willemina de Waal. Hij vestigde zich in 1828 als zeilmaker te Delft en | |
[pagina 260]
| |
behoorde tot één der eerste Afgescheidenen in deze stad. In 1840 was hij, naar vermeld als ouderling afgevaardigd, aanwezig op de generale synode te Amsterdam. Na te hebben gestudeerd bij ds. A. Brummelkamp te Schiedam, werd Zonne waarschijnlijk op de provinciale vergadering gehouden te Delft 27 april 1842, toegelaten tot het ambt van dienaar des Woords.Ga naar voetnoot24 In de classicale vergadering van 11 mei 1842 wordt een brief voorgelezen ‘in antwoord geschreven door den Ouderling de Gorter van Schiedam’,Ga naar voetnoot27 waarin ‘volgens verzoek de beschuldiging had moeten voorkomen tegen de Heer P. Zonne, als niet regtzinnig te zijn in de leer der waarheid’. Blijkbaar had een eerdere classicale vergadering aan J. de Gorter inlichtingen aangaande Zonne gevraagd. Het antwoord van eerstgenoemde wordt geheel en al onvoldoende bevonden, waarna ‘de vergadering heeft geoordeeld dat op zulke beschuldigingen geen acht kan worden geslagen’.Ga naar voetnoot28 De weg is dan blijkbaar vrij voor het toelaten van Zonne in de vergadering: hij komt binnen en hem wordt zitting verleend.Ga naar voetnoot29 Eén van zijn eerste daden binnen het classicale verband is een poging de Dordtse kerkenorde te doen aannemen; het oordeel der vergadering is echter dat deze orde ‘zoo als dezelve te Dordt is opgesteld niet kan worden aangenomen’.Ga naar voetnoot30 Naar we reeds zagen, zal ‘Noord-Brabant’ een klein jaar later de Brabantse kerkenorde aanvaarden; zij wordt ook door Zonne ondertekend. | |
1843Besloten wordt met meerderheid van stemmen - er waren twaalf personen aanwezig - ds. Scholte te verzoeken ‘in deze provincie te komen prediken’ en ‘P.J. de Bruin mede het examen af te nemen’.Ga naar voetnoot31 Ook hieruit moeten we | |
[pagina 261]
| |
concluderen dat De Bruin, die tot 1885 te Andel en te Giessen-Rijswijk heeft gestaan, in 1843 predikant is geworden.Ga naar voetnoot32 In 1843 voltrekt zich in Zuid-Holland - en daarna landelijk - de breuk tussen de Scholtianen en degenen die het kerkverband trouw blijven. Op 11 en 12 april 1843 houdt laatstgenoemde groep te Schiedam een provinciale vergadering; ds. P.M. Dijksterhuis is praeses en ds. S.O. Los scriba.Ga naar voetnoot33 Het verzoek aan ‘Noord-Brabant’, onder meer deze vergadering als de alleen-wettige te erkennen, wordt van de hand gewezen; genoemde provincie blijft aarzelen tussen pro of contra de Scholtianen. ‘Is er gelet op het verzoek van do. Dijksterhuis cs.; doch om dat de vergadering heeft geoordeeld, Do. Dijksterhuis met de zijnen niet als provinciale vergadering, zoo als ZijnEW zich voordoet, kan worden erkend, kan op zijn verzoek ook geen acht worden geslagen.’Ga naar voetnoot34 ‘Is er gelet op het verzoek van do. Dijksterhuis cs.; doch om dat de vergadering heeft geoordeeld, Do. Dijksterhuis met de zijnen niet als provinciale vergadering, zoo als ZijnEW zich voordoet, kan worden erkend, kan op zijn verzoek ook geen acht worden geslagen.’Ga naar voetnoot34 | |
1844Reeds in het begin van dit jaar blijkt dat er een crisis is ontstaan tussen ds. Zonne en de kerkeraad, of een deel ervan, te Genderen. In de notulen van een vergadering, waar ook ds. Gezelle Meerburg aan wezig is, lezen we het volgende.Ga naar voetnoot35 ‘Is door Do. Meerburg de beschuldiging van Johs. BranderhorstGa naar voetnoot36 tegen Do. Zonne de vergadering te kennen gegeven, welke beschuldiging had moeten zijn, dat ZEW niet recht het Woord Gods verkondigde en aldus geen voedsel door zijne prediking aan de ziele van Gods volk mededeelde. Hierover met Branderhorst gesproken zijnde, heeft hij vele tijdelijkeGa naar voetnoot37 zaken opgenoemd niet aan het doel voldoende; beschuldigingen, van vele zaken beschuldigd te zijn door Do. Zonne. Waarop Do. Zonne heeft opgemerkt en gezeid dat J. Branderhorst en vele in de Gemeente Genderen zich schromelijk schuldig maken in gierigheid te plegen. Waarop J. Branderhorst heeft gezeid zich niet met Do. Zonne te kunnen vereenigen, en daarom zijn ontslag als Ouderling verzocht. Waarover met Branderhorst als eene zaak die verkeerd is, gesproken zijnde, hem gevraagd is op welke gronden hij zijn ontslag vraagde. Doch verder geen voldoend antwoord gevende, heeft de vergadering geoordeeld aan dit zijn verzoek niet te voldoen, maar hem veertien dagen tijd te geven tot ernstige overlegging van deze zaken.’Ga naar voetnoot38 Het is niet verantwoord uit het bovenstaande conclusies te trekken aangaande de schuldvraag. Hieraan moeten we toevoegen dat we nagenoeg alle vervolg missen. Vaststaat dat Zonne na kortere of langere tijd is geschorst. Maar in het | |
[pagina 262]
| |
notulenboek valt, zoals reeds aangestipt, een hiaat van een kleine vier jaren, namelijk tot 18 november 1847. We vermoeden dat de classis Genderen kort na 16 januari 1844 als het ware is uiteengespat. Merkwaardig is dat de notulen van de Afgescheiden gemeente te Zuid-Beijerland van 29 september 1845 vermelden dat, naar het getuigenis van de predikanten A. Brummelkamp, G.F. Gezelle Meerburg en A.C. van Raalte, Zonne terecht is geschorst.Ga naar voetnoot39 Gezien het standpunt van dit drietal in de kerkelijke strijd van die dagen, kan dit oordeel niet hebben berust op kerkrechtelijke verschillen met Zonne, maar moet het worden gezocht in bezwaren tegen leer of leven van laatstgenoemde. Er is geen bron bekend, waaruit we ten aanzien van deze zaak zekerheid kunnen verkrijgen. | |
1847Het is begrijpelijk dat voor het weer op gang brengen van het samenleven als genabuurde kerken - voor zover we weten na een onderbreking van vier jaren - de hulp wordt ingeroepen van ds. Helenius de Cock, die sedert 10 juli 1847 te 's-Hertogenbosch Staat. De classis Genderen telt namelijk in 1847 geen enkele predikant. We zien op 18 november bijeen, behalve laatstgenoemde - uit Genderen de ouderlingen: G. van der Beek, Arie Verkuijl; de diaken: Ambrosius Rooyaal; uit Meeuwen c.a. de ouderlingen: Arie de Graaff (wonende te Drongelen), Adrianus Nultenboek (Dussen), Jacobus de Rooij; de diakenen: Matthijs J. Kamp (Dussen), Jan de Klepper, Willem de Poorter, Peter Joppe Verschoor (Dussen).Ga naar voetnoot40 Hoewel geen plaatsnamen worden genoemd, blijkt uit volgende notulen dat er thans slechts twee gemeenten zijn: Genderen en Meeuwen c.a. Drongelen en Dussen zijn opgegaan in Meeuwen c.a. In hoeverre er nog zelfstandigheid voor Dussen bestaat, uitkomende bijvoorbeeld in het op zondag afzonderlijk vergaderen en in het apart houden van kerkeraad, onttrekt zich aan onze waarneming. We lezen slechts: Gesproken over de gecombineerde gemeente Meeuwen c.a. Over beide punten wordt veel gesproken en daarbij blijkt ‘eindelijk’ ‘dat de genegenheid der opzieners was om het gene achter is te vergeten en van nu voortaan aan eene vereeniging te werken. Hierop is voorgesteld dat er eene Commissie verkoren zoude worden uit...Ga naar voetnoot42 die een ontwerp zoude opstellen, voor | |
[pagina 263]
| |
de gronden der vereeniging voor de onderscheiden kerkeraden om dan daarna dezelve ter approbatie aan de Classicale Vergadering voor te stellen’.Ga naar voetnoot43 Het vervolg van deze zaak vinden we in de volgende notulen, maar reeds hier delen we mede dat de ‘vereeniging’ van Meeuwen en Dussen moeilijkheden blijft opleveren tot het jaar 1864 als Dussen (opnieuw) zelfstandig wordt. Wij veronderstellen dat de bevolking van Dussen en Meeuwen reeds lang op gespannen voet met elkaar verkeerde. | |
1848Op 2 april van dit jaar ontvangen de gemeente te Genderen en de classis van dezelfde naam opnieuw een predikant in P.M. Dijksterhuis. In een vergadering waarvan we de datum niet kennen - we veronderstellen 13 juni 1848 - is deze zowel praeses als scriba. Wat Dussen en Meeuwen betreft: de visitatoren hebben de (gecombineerde?) gemeente bezocht en ‘in orde gesteld. Hoewel men wist dat er toen vereeniging was bewerkt, zoo was het weder in duigen gevallen, en geen der Visitatoren tegenwoordig zijn[de], konde geen eigenlijk verslag opgenomen worden. Aangaande het besluit in artikel 6, dit is niet in werking gekomen’.Ga naar voetnoot44 Op de eerste vergadering van de classis Genderen, waar ook 's-Hertogenbosch, Heusden en Vrijhoeve Capelle vertegenwoordigd zijn - 19 december 1848Ga naar voetnoot45 - vinden we, behalve de predikanten De Cock en Dijksterhuis, de volgende afgevaardigden bijeen. Genderen. Ouderlingen: G. van der Beek, Arie Verkuijl. 's-Hertogenbosch. Diaken: Hendrik van Beest van Andel. Heusden. Diaken: Pieter Konings. Meeuwen. Ouderlingen: Arie de Graaff, Adrianus Nultenboek; diaken: Willem de Poorter. Vrijhoeve Capelle. Ouderlingen: Jan Snijders, Martinus van Steenis.Ga naar voetnoot46 | |
1849Ter voorbereiding op de generale synode die in juli 1849 te Amsterdam werd gehouden, handelt de classicale vergadering van mei over de Dordtse kerkenorde. Noord-Brabant heeft immers sedert 1843 een variant van deze. Men vindt goed dat de afgevaardigden naar de synode op die vergadering volgens de Dordtse kerkenorde handelen,Ga naar voetnoot47 maar dit besluit wordt buiten werking gesteld op de provinciale vergadering van 6 juni 1849, waarover we lezen in de volgende classicale notulen: ‘De PraesesGa naar voetnoot48 deelt mede dat deze Provintie op de laatstgehouden Provintiale vergadering de kerkenorde van Dordrecht definitifelijk heeft aangenomen, zoo als | |
[pagina 264]
| |
die bepaald is in 1840 te Amsterdam. De vergadering betuigde hierover haar genoegen.’Ga naar voetnoot49 | |
1850Toch blijft de provincie nog aarzelen inzake de vraag vóór of tegen de Dordtse kerkenorde. de notulen van april 1850 leren ons: ‘Is verslag gedaan van de Provinciale vergadering gehouden te Genderen,Ga naar voetnoot50 en daarvan is gezegd, dat er niets bijzonders besloten was, dewijl er geene eenparigheid was omtrent de aanneming van Kerkenorder. Sommigen hielden zich aan de Sinodale vergadering gehouden te AmsterdamGa naar voetnoot51 en anderen willen zich houden aan de Noordbrabandsche Kerkenorder. Doch er werd besloten dat men elkander in die zaken nog zou dragen.’Ga naar voetnoot52 Men kan zeggen dat enerzijds dit ‘elkander dragen’ een wijs besluit is geweest. Onder leiding van de predikanten werd door Noord-Brabant op den duur de Dordtse kerkenorde algemeen aanvaard. Anderzijds, dit niet onvoorwaardelijk aannemen heeft de gemeente te Sleeuwijk en te Werkendam tot 1859-1860 buiten het provinciale kerkverband gehouden. | |
1867We kunnen nu een sprong maken van circa zeventien jaar, daar in het tijdvak tussen 1850 en 1867 het leven in de classis Genderen zich rustig ontwikkelt; dit afgezien van Strubbelingen tussen Meeuwen en Dussen, welke gemeente - zoals we reeds zagen - in 1864 (weer) zelfstandig wordt. Nagenoeg alle zaken die in genoemd tijdvak aan de orde komen, hebben betrekking op aangelegenheden die we bij de afzonderlijke gemeenten zullen noemen. Begin 1867 telt de classis drie predikanten: M. van Apeldoorn (Vrijhoeve Capelle), F. Hajer (Genderen) en W.P. de Jonge (Meeuwen). In 1866 en 1867 zien we, behalve deze drie, de volgende afgevaardigden verschijnen. Dussen. Ouderlingen: E. van Daalen, O. Zeelen; diaken: P.J. Verschoor. Genderen. Ouderlingen: M. van Andel, G. van der Beek, A. Branderhorst, G. Branderhorst. 's-Hertogenbosch. Ouderling: D. van R(h)eenen; diaken: J. van Waardhuizen. Heusden. Ouderling: C. Duijser; diaken: D. van Leeuwen. Meeuwen. Ouderlingen: J. van der Beek, A. Pruijssers; diaken: J.W. de Graaff. Vrijhoeve Capelle. Ouderlingen: P. van Dongen, M. van Esch, G. Kruijff. | |
[pagina 265]
| |
In deze tijd is het bij herhaling noodzakelijk enige kerkeraden, namelijk die van Dussen, 's-Hertogenbosch, Heusden en Vrijhoeve, te vermanen de classicale vergaderingen trouw te bezoeken. In april 1867 gebeurt dit in tamelijk scherpe bewoordingen. ‘De Vergadering besluit dat den kerkeraden van Dussen en Vrijhoeve Capelle namens de Vergadering zal worden geschreven aangaande het willekeurig terugblijven van de Vergadering, daar op zulk een wijze alle kerkelijke banden worden verbroken.’Ga naar voetnoot53 | |
1869-1870In deze jaren komt, door de bezielende invloed van ds. L. Lindeboom te 's-Hertogenbosch, het evangelisatiewerk, met name te Tilburg, ook op de classicale vergaderingen.Ga naar voetnoot54 We lezen: ‘Voorgesteld, dat onze Classis in deze provincie evangeliseere, vooral binnen haar gebied. Met algemeene stemmen aangenomen.’Ga naar voetnoot55 Er wordt een commissie ingesteld voor dit werk, die behalve te Tilburg, naar mogelijkheden zal zoeken ‘te Dongen, Waalwijk en omstreken’.Ga naar voetnoot56
In september 1869 doet de voormalige Kruisgemeente te 's-Gravenmoer - zij was in 1850 geïnstitueerd - haar intrede in de classis; 1869 is immers het jaar van ‘de vereeniging der Christelijke Afgescheidenen en de Gereformeerde gemeenten’.Ga naar voetnoot57 In de eerste vergaderingen wordt 's-Gravenmoer vertegenwoordigd door ds. J. Passchier, de ouderlingen G. Blom, A. Zwijgers en diaken J. Versteeg. Al aanstonds rijst de vraag naar de grenzen etc. van de genabuurde gemeenten 's-Gravenmoer en Vrijhoeve Capelle. Dit, evenals in andere gevallen, indien de leden van een Kruisgemeente en een Afgescheiden gemeente in dezelfde plaats(en) woonden. We lezen in de notulen dat er moeilijkheden zijn ontstaan ‘tusschen de Gemeenten Vrijhoeve en 's-Gravenmoer, daar de broeders P. van Dongen, ouderling en J. Versteeg, diakenGa naar voetnoot58 en nog eenige lidmaten, vroeger behoorende te Vrijhoeve, thans... onder 's-Gravenmoer ressorteeren. Besloten: | |
[pagina 266]
| |
Op de volgende vergadering verzoekt 's-Gravenmoer vernietiging van het laatste element in de uitspraak onder b. gedaan; de kerkeraad meent dat de leden van 's-Gravenmoer dáár, waar zij hun ‘rechten’ hebben, ook de plicht hebben de ‘lasten’ mede te dragen. De classis blijft echter bij haar standpunt.Ga naar voetnoot61 De provinciale vergadering aan welke deze zaak wordt voorgelegd, besluit - de classicale beslissing variërende - dat 's-Gravenmoer voorlopig ƒ 25,- per jaar aan Vrijhoeve zal moeten betalen. Na enig verzet aanvaardt eerstgenoemde gemeente tenslotte (eind 1871) deze uitspraak.Ga naar voetnoot62 In 1870 komt eveneens ter sprake ‘de grensscheiding tusschen Vrijhoeve Capelle en 's-Gravenmoer; vooraf is de vraag waar de leden, die te Waspik wonen, moeten gerekend worden te behooren.’ Over deze grensscheiding lezen we verder niets, maar aangaande het laatste vinden we: ‘Besloten dat de leden, die te Waspik wonen, nu mogen kiezen, waar zij wenschen te behooren, met dien verstande dat zij later niet willekeurig van de eene Gemeente naar de andere mogen gaan, noch hun dat toegelaten worden mag.’Ga naar voetnoot63 |
|