De Afscheiding van 1834. Deel 8. Provincie Noord-Brabant
(1988)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |||||||||||
InleidingOnder de Afscheiding van 1834 verstaan we die godsdienstige beweging - naar onze diepe overtuiging een reformatie - waarbij in 1834 en daarna velen braken met de Nederlandse Hervormde kerk en tot eigen organisatie kwamen. Aanvankelijk kozen de nieuwe kerken de naam Christelijke Afgescheiden (Gereformeerde) gemeente. In 1869 werd de naam van het kerkverband Christelijke Gereformeerde kerk, in 1892 de Gereformeerde kerken in Nederland. | |||||||||||
1. Hervormde classesOmstreeks 1834 waren er in Noord-Brabant vier Hervormde classes: Breda, Heusden, 's-Hertogenbosch en Eindhoven. Aangezien in het oostelijke gedeelte van deze provincie zich nagenoeg geen personen hebben afgescheiden in de eerste decennia na 1834, en dáár dientengevolge geen Afgescheiden gemeenten zijn ontstaan, kunnen we ons in deze publicatie beperken tot de classes Breda, Heusden en voor wat de classis 's-Hertogenbosch betreft, tot de ringGa naar voetnoot1 van dezelfde naam. Het grondgebied van déze kerkelijke indeling valt voor het grootste gedeelte samen met dat van de ‘particuliere synode’ (aanvankelijk provinciale vergadering geheten) van Noord-Brabant van de Afgescheiden gemeenten. | |||||||||||
2. Classes Afgescheiden gemeentenVóór 1837 is er geen sprake geweest van een kerkelijke (classicale) indeling van de Afgescheidenen in Noord-Brabant. Maar in dit jaar wordt er in ‘Beneden-Gelderland’, Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Brabant een kerkenordeGa naar voetnoot2 aanvaard. Deze werd aan de Koning gezonden en bevat een ondertekening per | |||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||
classis.Ga naar voetnoot3 Wat Noord-Brabant betreft, vinden we de volgende classes: Klundert (ondertekening door B.H. Ploeg, KlundertGa naar voetnoot4; T. Kuijpers, Klundert; G. van Mourik, Zevenbergen; H.B. van Iserloo, Willemstad); Almkerk (A. den Dekker, Emmichoven); Veen (A. 't Hooft, Veen; Corn. Verhagen, Rijswijk); Genderen (Teunis Boll, Doeveren); Sprang (Jan de Ruijter, Capelle; J. Leenen, Sprang). Classis Klundert
Schaal 1 : 400.000 Evenals in de provincies Utrecht en Zuid-Holland, bleek in Noord-Brabant genoemde classicale indeling te hoog gegrepen.Ga naar voetnoot5 Zij werd reeds na korte tijd door een andere vervangen en daardoor - alsmede door het verloren-gaan van het grootste gedeelte van de classicale notulen in de provincie Noord-Brabant over het tijdvak 1837-1869, zoals we nader zullen zien - weten we niet nauwkeurig, welke ‘gemeenten’ (sommige in statu nascendi en zonder een bevestigde kerkeraad) tot de bovengenoemde vijf classes hebben behoord. Echter, op grond van nader te | |||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||
omschrijven gegevensGa naar voetnoot6 menen we te kunnen zeggen dat de classicale indeling van 1837 ongeveer als volgt is geweest.
Zoals reeds aangestipt: deze kerkelijke indeling - die we wel te danken zullen hebben aan de voortvarendheid en het organisatie-talent van ds. H.P. Scholte - heeft niet lang stand gehouden. Door het ontbreken van archiefstukken kan niet precies worden bepaald hoe lang. Van de classis Veen wordt na 1837 nog slechts in één stuk gerept, namelijk in 1841.Ga naar voetnoot7 Hoewel er eveneens niets is bewaard gebleven van een archief van de classis Sprang, moeten we aannemen dat zij heeft bestaan in 1848. Want op de vergadering van de classis Genderen gehouden 13 September van dit jaar stelt de praeses ds. P.M. Dijksterhuis (Genderen) voor ‘of het niet goed zoude zijn op de Provintiale vergadering aan te dringen, dat er verandering der Classes kwam van wegen deszelfs tegenwoordige kleinheid. Dit is door allen goedgevonden’.Ga naar voetnoot8 Op de volgende samenkomst van de classis GenderenGa naar voetnoot9 zien we voor het eerst vertegenwoordigd de gemeenten 's-Hertogenbosch, Heusden en Vrijhoeve Capelle, waaruit we concluderen dat de classis Sprang - wellicht onder een andere naam - van 1842Ga naar voetnoot10 tot 1848 werd gevormd door de kerken in deze drie plaatsen. Onze conclusie moet zijn, dat er, gedurende het grootste gedeelte van het door ons behandelde tijdvak - evenals in vorige delen: 1834 tot 1869 - op het territoir van | |||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||
de genoemde Hervormde classes en ring, drie classes van de Afgescheiden kerken waren: Klundert, Almkerk en Genderen. Mede gelet op het feit dat we nagenoeg niets weten van de ‘classis Veen’ en van de ‘classis Sprang’ hebben we de indeling van dit boek gebaseerd op deze verdeling in drie ressorten. Classes Almkerk en Genderen: de cursief gedrukte namen behoren bij laatstgenoemd ressort
Schaal 1: 400.000 In Noord-Brabant zijn twee Kruisgemeenten geweest, namelijk te Dinteloord (vanaf 1861 classis Klundert) en te 's-Gravenmoer (vanaf 1869 classis Genderen). Behalve dit tweetal kerken en de andere reeds genoemde, ontstonden er Afgescheiden gemeenten te Bergen op Zoom (aanvankelijk ressorterende onder de provinciale synode van Zeeland) en wellicht gedurende een paar jaren te Breda.Ga naar voetnoot11 | |||||||||||
3. Noord-Brabantse kerkenordeHet is onmiskenbaar dat ds. G.F. Gezelle Meerburg (Almkerk) - meer dan ds. H.P. Scholte - gedurende de eerste jaren zijn Stempel heeft gezet op de | |||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||
Afgescheiden kerken in Noord-Brabant.Ga naar voetnoot12 Tengevolge van zijn leiding hebben de gemeenten in deze provincie een tijd lang buiten het kerkverband gestaan.Ga naar voetnoot13 Dit laatste staat in nauwe betrekking tot de door Meerburg in 1843 opgestelde ‘Noord-Brabantse kerkenorde’.Ga naar voetnoot14 Zij werd aangenomen op een provinciale vergadering ‘van de Gemeente Christi, in Noord-Braband, gehouden te Meeuwen, den 16den Augustus 1843’.Ga naar voetnoot15 De voorgeschiedenis van de kerkenorde van 1843 is in hoofdzaak als volgt. In 1836 werd door de generale synode de Dordtse kerkenorde verbindend verklaard.Ga naar voetnoot16 Het volgend jaar werd deze, mede op voorstel van Gezelle Meerburg, gewijzigd.Ga naar voetnoot17 Noord-Brabant woonde de generale synode van 1840 gehouden te Amsterdam niet bij. Wel schreven de ‘Opzieners’ van deze provincie een brief aan de vergadering, waarin stond dat zij ‘het houden eener Algemeene Kerkvergadering in de huidige omstandigheden afkeurden, meenende dat dit slechts tot grootere verwikkelingen aanleiding zou geven’.Ga naar voetnoot18 Zoals bekend, werd op genoemde synode de Dordtse kerkenorde weer aangenomen ‘met terzijde stelling van al datgene, hetwelk wij vroeger betrekkelijk Kerkeördeningen vervaardigden’Ga naar voetnoot19; ds. Scholte werd geschorst.Ga naar voetnoot20 Gezelle Meerburg hoopte dat, als op een volgende ‘algemeene vergadering’ alle ‘partijen’ zouden samenkomen, de eenheid zou kunnen worden hersteld.Ga naar voetnoot21 Onzes inziens onderschatte hij de ernst van het conflict ontstaan door de krasse uitlatingen van Scholte over de preekwijze van S. van Velzen en de aard van het independentisme van eerstgenoemde. | |||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||
Geheel in de lijn van Gezelle Meerburg richtte de provinciale vergadering van Noord-Brabant van 16 februari 1841 een schrijven aan de andere provincies, met daarin uitgedrukt het verlangen een samenkomst als hierboven omschreven, bijeen te roepen.Ga naar voetnoot22 Aan deze oproep werd geen gevolg gegeven. Eerst in 1843 kwam een synode bijeen, maar nadat er van 26 juli tot 2 augustus slechts inleidende besprekingen waren gevoerd, ging zij onverrichterzake uiteen.Ga naar voetnoot23 In de ‘Voorrede’ bij de Noord-Brabantse k.o. schrijft Meerburg dat zijn provincie de Dordtse kerkenorde, zoals deze in 1840 door de Amsterdamse synode, opnieuw, werd aangenomen, niet kan aanvaarden. De argumenten voor dit standpunt komen in zijn vertoog niet duidelijk en overtuigend naar voren. Zo lezen we, dat ‘Noord-Brabant’ zich niet kan verenigen met de wijze van aannemen van de Dordtse kerkenorde door de synode 1840 ‘omdat men eene te onbeperkte ruimte liet in het verklaren harer artikelen’, waardoor ‘losheid in plaats van zamenbinding... bevorderd werd’. Verder: ‘Men heeft dan ook de droevige ervaring gehad van eene steeds te betreuren handelwijze, in strijd met den geest en met de letter der Dordrechtsche Kerke-Ordening. Wij bedoelen de gemakkelijke toelating tot het Predikambt van ongestudeerde leden, hetwelk wij echter niet alleen willen toegepast hebben op hen die de Dordrechtsche Kerke-Ordening onvoorwaardelijk hebben aangenomen. Eene daad, wij zouden haast zeggen, eene misdaad waarvan de geschiedenis onzer vaderen, na de reformatie in ons Vaderland, geen bewijsGa naar voetnoot24 oplevert’.Ga naar voetnoot25 Tenslotte - wat de ‘Voorrede’ betreft: Meerburg verklaart met het oog op de mislukte synode 1843 en de scheuring die in de Afgescheiden kerken niet slechts dreigde, maar zich reeds ging voltrekken, een herziene versie van de Dordtse k.o. te hebben opgesteld in de hoop de elkaar bestrijdende ‘partijen’ rond dit ‘ontwerp’ te verenigen en tevens alle ‘twist over Kerk-Ordeningen te doen ophouden’.Ga naar voetnoot26
Naar aanleiding van de door Meerburg genoemde bezwaren, zou kunnen worden opgemerkt dat hij - in plaats van het maken van een nieuwe, althans geheel herziene kerkenorde - had kunnen volstaan met het aandringen op een stipt vasthouden aan de bepalingen van de Dortse k.o.; inzonderheid op het handhaven van artikel acht: over de wijze van ‘toelaten tot het predikambt’ van personen ‘die niet gestudeerd hebben’. Doch ‘Noord-Brabant’ bood een kerkenorde aan die op belangrijke punten van de Dordtse verschilde; zij sloot op bepaalde punten aan bij die van 1837.Ga naar voetnoot27 De | |||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||
verwarring nam door dit alles nog toe, terwijl de kerken in Noord-Brabant van 1843 tot circa 1850 in het isolement kwamen.Ga naar voetnoot28
De voornaamste verschillen tussen de Noord-Brabantse en de Dordtse kerkenorde worden gevonden in de volgende artikelen. | |||||||||||
Artikel 8Ga naar voetnoot29De Dordtse k.o. spreekt van een examineren van personen die niet hebben gestudeerd en die predikant willen worden, door de classis - de Noord-Brabantse: door de provinciale vergadering. | |||||||||||
Artikel 22De Dordtse k.o. schrijft voor, een verkiezing van ouderlingen (en in artikel 24 tevens van diakenen) door de kerkeraad òf via een ‘dubbel getal’ (dat de kerkeraad heeft opgemaakt) door de gemeente - de Noord-Brabantse heeft: ‘De Ouderlingen zullen beroepen worden, hetzij door de Gemeente; hetzij op voorstel van eenige personen door den Kerkeraad, uit welken de Gemeente het vereischte getal kiest ...’.Ga naar voetnoot30 | |||||||||||
Artikel 27De Dordtse k.o. regelt een aftreding van ouderlingen en diakenen na twee jaren (later: na twee of meer jaren) - in de Noord-Brabantse is de desbetreffende tekst als volgt. ‘De Ouderlingen en Diakenen zullen blijven dienen tot tijd en wijle dat zij om gewigtige oorzaken hunne dienst voor eenen tijd moeten nalaten, hetwelk zonder advies van den Kerkenraad niet zal kunnen geschieden. Evenwel mogen de eenmaal verkorene Ouderlingen en Diakenen, wanneer zij zich dit ambt niet onwaardig maken, nooit van de bediening ontzet worden.’Ga naar voetnoot31 | |||||||||||
Artikel 41Volgens de Brabantse k.o. dienen naar een classicale vergadering ‘opzieners’ (ouderlingen; ook de predikant is ouderling) te worden afgevaardigd. De Dordtse spreekt in deze van ‘een dienaar en een ouderling’ per gemeente. | |||||||||||
Artikel 44De Noord-Brabantse k.o. bepaalt dat door een classicale vergadering ook ouderlingen kunnen worden aangewezen als kerkvisitator. | |||||||||||
Artikel 50De Dordtse k.o. spreekt van het houden van een generale synode ‘ordinaarlijk alle drie jaren’ - de Brabantse: ‘De nationale vergadering zal gehouden worden, | |||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||
wanneer de toestand der Kerk dit vordert ...’Ga naar voetnoot32; ook laat zij in dit artikel de mogelijkheid open dat een provincie slechts ouderlingen afvaardigt. | |||||||||||
Artikel 51Dit heeft in de Brabantse k.o. een geheel ander karakter dan in de oorspronkelijke; het luidt hierin: ‘Men zal zoo veel mogelijk is, gemeenschap oefenen met de geloovigen in ons Vaderland, die niet behooren tot onze kerkelijke gemeenschap’.Ga naar voetnoot33 | |||||||||||
Artikel 66Terwijl de Dordtse k.o. in het overeenkomstige artikel 67 bepaalt dat de feestdagen (‘Kerstdag, Paschen en Pinksteren ... de dag van de Hemelvaart Christi’) zullen worden onderhouden, luidt het bovengenoemde: ‘Daar de zoogenaamde feestdagen aan de vrijheid der Kerk worden overgelaten, zullen nogtans de Predikanten, daar, waar schadelijken lediggang zoude kunnen ontstaan, denzelven door prediking zoeken te weren’.Ga naar voetnoot34 | |||||||||||
Artikel 79In de Brabantse k.o. wordt in dit artikel onder meer bepaald dat een predikant bij het zich schuldig maken aan openbare zonden, door zijn kerkeraad kan worden geschorst, maar ‘zoo de Kerkeraad en Gemeente zich mogten bezwaard achten over zijne prediking, zullen zij onverwijld de Classe bijeen roepen ...’.Ga naar voetnoot35 De Dordtse k.o. daarentegen geeft in de artikelen 79 en 80 de regel, dat, indien een predikant schorsingswaardig is, het oordeel over hem dient te worden uitgesproken door zijn kerkeraad met die ‘der naast gelegene gemeente’. | |||||||||||
4. Positie van Noord-BrabantWe zien uit het bovenstaande dat er belangrijke verschillen waren tussen de Dordtse kerkenorde en de Noord-Brabantse. Evenwel kan niet worden gezegd dat de laatste independentistische trekken vertoont, of dat de grondslagen van de gereformeerde kerkregering er in worden aangetast - behalve in de artikelen 22 en 24: de mogelijkheid van verkiezing van ouderlingen en diakenen rechtstreeks door de gemeente. De strijd in de Afgescheiden kerken in de jaren ongeveer 1840 tot 1850 ging echter merendeels over andere zaken. In dit kader beschouwd is het onbegrijpelijk dat B.H. Ploeg uit Klundert, één van de Brabantse afgevaardigden naar de synode 1849 (de eerste die Noord-Brabant weer bijwoonde) zich in tamelijk krasse termen | |||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||
uitliet over het door deze vergadering beslotene en over de geest die daar heerste. Zijn ‘Verslag’Ga naar voetnoot36 komt in het kort hierop neer: Aan de afgevaardigden van de buiten het kerkverband staande provinciale vergadering van Overijssel en Gelderland, ds. J.H. Donner en ouderling J. Ravesloot, werd geen zitting verleend. En wel op grond van het feit - volgens Ploeg - ‘dat zij de besluiten der Synode (1846 ambtsgewaad) en de orde der Kerk (art. 31 meerderheid van stemmen) verwierpen’. Zoals we schreven, achten we de conclusies van Ploeg onbegrijpelijk, daar de Brabantse kerkenorde artikel 31 (‘... en hetgeen door de meeste stemmen goed gevonden is, zal voor vast en bondig gehouden worden, hetzij dat het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods ...’) ten volle honoreerde. Uit het verslag van de synode 1851 -evenals uit andere bronnenGa naar voetnoot37 - blijkt, dat er tussen de ‘Geldersen’ (Brummelkamp, Donner c.s.) en de hoofdstroom der Afgescheidenen verschillen waren gerezen die niet konden worden gevat onder de term ‘middelmatige zaken’. We vinden in de eerste plaats dat de opzieners van Gelderland en Overijssel behorende tot de groep Brummelkamp, wel degelijk waren gekant tegen artikel 31 van de Dordtse kerkenorde. Verder, dat ‘zelfs sommige Predikanten, die daartoe behooren, in andere Provinciën Doop en Avondmaal bediend en huwelijken ingezegend hebben,Ga naar voetnoot38 bij hen, die van de Gemeente afgekeerd zijn, of op wie door hunne Opzieners de kerkelijke tucht is toegepast’.Ga naar voetnoot39 In de langdurige besprekingen gehouden met Donner en Ravesloot worden de ingrijpende verschillen een tweede maal aan de orde gesteld. We lezen: ‘Voorts betuigt de Vergadering, dat terugzetting der genoemde afgevaardigden... niet gemaakt wordt wegens de verscheidenheid in de kleeding der Leeraars, maar dat de bedoelde broeders steeds openbaren, dat zij geene verbindende Kerkregering, volgens Art. 31 der Kerkeördening van Dordrecht, erkennen’.Ga naar voetnoot40 | |||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||
Behalve het bovenstaande vinden we in het synodeverslag 1849, dat, naar aanleiding van ‘de lastbrief der Provinciale Kerkvergadering van Noord-Braband’ wordt uitgesproken ‘dat het voor het tegenwoordige niet raadzaam is de Kerkeördening te veranderen’. ‘De afgevaardigde van Noord-Braband bleef evenwel sterk aandringen, dat eenige bezwaren, die in zijne Provincie omtrent deze zaak bestaan, zouden weggenomen worden. Aldaar is de Dordtsche Kerkeördening met uitgedrukte veranderingen in eenige artikelen aangenomen.’ De synode komt tot haar oordeel ‘... eensdeels door het herdenken aan de twisten... die vroeger verwekt zijn, toende Kerkeördening door de Synode te Utrecht in 1837 is veranderd; anderdeels door de overweging, dat volgens de wijze van aanneming... overvloedige vrijheid bestaat voor de Gemeenten, die opregt de Gereformeerde Kerkregering zijn toegedaan, om hare belangen op eene wijze geschikt voor haren toestand te regelen. Ook zoude eene verandering in sommige artikelen met algemeene goedkeuring, niet weinig tijds vorderen’.Ga naar voetnoot41 Hoewel, zoals we nader zullen zien, Noord-Brabant omstreeks 1849 de Dordtse kerkenorde had aangenomen, zij het aarzelend,Ga naar voetnoot42 leefden er in 1851 nog bezwaren tegen dit geheel van regels. Maar ook in 1854 vraagt genoemde provincie herziening (van enige artikelen) van de k.o.Ga naar voetnoot43 Op de synode van 1857 wordt over verschillen inzake de kerkregering niet gerept. Ook uit de afvaardiging - de predikanten P.J. de Bruin (Andel c.a.) en N.H. Dosker (Almkerk) alsmede de ouderlingen J. van Andel (Den Bosch) en C. Duijser (Heusden)Ga naar voetnoot44 - mogen we afleiden dat Noord-Brabant de Dordtse kerkenorde dan definitief heeft aan-vaard. | |||||||||||
5. Aangesloten bij Zuid-Holland: Sleeuwijk (1846-1860), Werkendam (1846-1858)Een rechtstreeks gevolg van de invoering van een eigen kerkenorde in Noord-Brabant is geweest het feit dat de Afgescheiden gemeenten te Sleeuwijk en | |||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||
Werkendam zich in 1846 losmaakten van genoemde provincie en zich aansloten bij Zuid-Holland. Dit betekende dat zij werden opgenomen in de classis Dordrecht-Gorinchem.Ga naar voetnoot45 Sleeuwijk keerde begin 1860 terug tot Noord-Brabant en Werkendam eind 1858.Ga naar voetnoot46
Op 3 maart 1846 verschijnen in de vergadering van de classis Dordrecht-Gorinchem: ouderling W. van Krugten, afgevaardigde van Sleeuwijk, alsmede ouderling A. van Driel en diaken C. den Dekker, afgevaardigden van Werkendam. Zij overhandigen een brief aan de vergadering die wordt gehouden te Dordrecht, van de volgende inhoud.Ga naar voetnoot47 ‘Sleeuwijk, Werkendam 8 December 1845
| |||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||
Tweemaal wordt in bovenstaande brief gesproken van ‘de inliggende dezes’. Dit schrijven is - in copie - eveneens ingelast in de classicale notulen. Het is gericht aan ds. Gezelle Meerburg en gedateerd 8 december 1845. We lezen hierin onder meer dat de twee onderhavige gemeenten de Brabantse kerkenorde niet hebben aangenomen, maar zich zullen houden aan de Dordtse. In beide gemeenten zijn over de Brabantse ‘veele afkeuringen’ gehoord. Dit is er niet op verbeterd ‘met het geval Zonne’.Ga naar voetnoot51 Verder verklaart men aansluiting bij ‘Zuid-Holland’ te begeren. In de bespreking over deze zaken vraagt de praeses van de classicale vergadering - ds. H.G. Bömcke te Giessendam - of de broeders van Sleeuwijk en Werkendam niet te lichtvaardig hebben gehandeld. Hierop antwoordt ouderling Van Krugten, dat beide gemeenten sedert anderhalf à twee jaar geen bericht meer ontvangen aangaande de data van de vergaderingen van de classis Almkerk. Hij geeft toe, dat ouderling Van Arkel eens heeft gezegd: ‘Wanneer het zoo ordeloos en ongeregeld blijft toegaan, dan kom ik niet weer op de vergadering’. ‘Werkendam’ zegt, dat zij toch geheel buiten het maken van deze opmerking staat, maar dat zij eveneens niets meer hoort van vergaderingen der classis. Nadat beide gemeenten hebben beloofd, dat, indien Noord-Brabant de Dordtse kerkenorde aanneemt, zij tot deze provincie zullen terugkeren, worden zij door de classis Dordrecht-Gorinchem aanvaard.Ga naar voetnoot52 Niet onbelangrijk is het, dat in de volgende classicale vergaderingGa naar voetnoot53 opnieuw over de ‘inlijving’ wordt gehandeld en dat daarbij wordt opgemerkt dat ‘wij met Ds. H.P. Scholte verschillen zowel in leer als als kerkregeering, en met Ds. G.F. Gezelle Meerburg alleen in de wijze van kerkorde... Dit is door al de broeders erkend!’Ga naar voetnoot54 | |||||||||||
6. ArchievenGezegd moet worden dat er - we spreken over de provincie Noord-Brabant - geen sprake is van een volledig bewaard-zijn van de archieven van de provinciale vergadering, classes en gemeenten van de Afgescheidenen. Onachtzaamheid zal als eerste oorzaak moeten worden genoemd. Daarnaast is aanwijsbaar dat door ds. Gezelle Meerburg het maken van notulen en meer in het algemeen het opbouwen van een kerkelijk archief niet is gestimuleerd. Een bewijs hiervan is het feit dat tijdens het leven van laatstgenoemde, dat wil zeggen vóór 1856, geen notulen van | |||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||
de classis Almkerk zijn geschreven.Ga naar voetnoot55 De tweede wereldoorlog en de watersnood 1953 hebben in enige plaatsen verder verlies teweeggebracht.Ga naar voetnoot56 Het archief van de classis Klundert vangt aan met 1861Ga naar voetnoot57; van de classis GenderenGa naar voetnoot58 zijn de notulen bewaard vanaf haar ontstaan, in het jaar 1837. Het archief van de particuliere synode van Noord-Brabant en Limburg (dat de notulen van de provinciale vergaderingen bevat, althans zou moeten bevatten) begint met het jaar 1858.Ga naar voetnoot59
We zullen in deze inleiding niet ten aanzien van alle gemeenten die hierna worden behandeld, opsommen in welke Staat zich hun archief bevindt. Enige voorbeelden: het archief van Almkerk begint - ruw gezegd - met 1856,Ga naar voetnoot60 dat van Genderen met 1868, Heusden 1877, Werkendam 1875 ...
Het is een gelukkige omstandigheid dat het gemis aan kerkelijke notulen etc. voor een deel wordt goedgemaakt door de vele bijzonderheden die we aangaande de Noord-Brabantse Afgescheidenen vinden in de bevolkingsregisters van een aantal burgerlijke gemeenten, in het archief van het departement van eredienst en in dat van de rechtbank van eerste aanleg te 's-Hertogenbosch. Voor Noord-Brabant geldt wel in het bijzonder dat de tegenwerking door de overheid, inzonderheid de vervolging, een belangrijk deel van de geschiedenis van de Afscheiding heeft geschreven ... |
|