De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 512]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 47
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 513]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
1835 gestichte Christelijk Afgescheiden Gereformeerde Gemeente te Bodegraven.Ga naar voetnoot4 Men begaf zich op de Zondagen reeds in de vroege morgenstond te voet daarheen... In de minder koude maanden maakten ook de vrouwen en kinderen de reis mee, gezeten in een brede schouw of schuit, welke werd getrokken door het mannelijk deel van het gezelschap. Deze reizen langs Gouwe en Rijn waren evenwel niet zonder gevaar wegens de stenenregens, welke bij Gouwsluis en Zwammerdam meermalen het deel der opvarenden waren.Ga naar voetnoot5 Deze molesteringen en de bezwaren der lange en siechte wegen waren dikwijls oorzaak dat van een met elkander opgaan... geen sprake kon zijn. Dan vergaderde men ten huize van Adrianus van Leeuwen in het Reijerskoop.’Ga naar voetnoot6 | ||||||||||||||||||||||||||||||
1. Hervormd archiefIn tegenstelling tot vele andere plaatsen, vinden we te Boskoop in het archief van de Hervormde gemeente tamelijk volledige gegevens over de Afscheiding.Ga naar voetnoot7 Allereerst zij vermeld dat te Boskoop van 1826 tot 1837 stond ds. G.G. van den Broek; in laatstgenoemd jaar vertrok hij naar Leiderdorp. Hij werd opgevolgd door Abraham van Witzenburg, gekomen van Bleiswijk. Deze was predikant te Boskoop van 1838 tot aan zijn emeritaat in 1853. Haitsma schrijft over hem dat de Afgescheidenen in zijn prediking zullen hebben gemist wat bij hen zo centraal stond: ‘de verzoening door voldoening en het wederbarende en vernieuwende werk van de Heilige Geest. Ook zullen ze de waarschuwing graag veel sterker gehoord willen hebben. Open blijft nog de vraag waarom we tussen 1841 en 1849 niet over afscheidingen lezen. Is er in die jaren misschien meer diepgang in de prediking van ds. Van Witzenburg gekomen?Ga naar voetnoot8 Of heeft het hem getroffen leed de mensen in die jaren meer aan hem verbunden?’Ga naar voetnoot9 Wat de tweede helft van dit citaat betreft: wij willen voorzichtig de Stelling lanceren dat - zoals reeds aangestipt - de afscheidingen in 1841 het gevolg waren van het optreden van Ledeboer en deze handelingen een voorlopige afsluiting betekenden; en dat in 1849 de afscheiding een impuls ontving door het institueren van een gemeente - wellicht hadden de personen die in dit jaar hun lidmaatschap beëindigden, reeds eerder de facto met de Hervormde kerk gebroken. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 514]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
De opvolger van Van Witzenburg was Jacob Jeremias Richard; hij stond te Boskoop van 1853 tot 1855. Tijdens zijn predikantschap keren enige Afgescheidenen terug en worden enige kinderen - reeds geboren vóór 1853 - van gemeenteleden gedoopt. Haitsma noemt hem ‘voluit rechtzinnig’.Ga naar voetnoot10 Gecursiveerde namen in het volgende gedeelte van deze paragraaf = in ledenregister van de Afgescheiden gemeente vermeld. (R) = tekent nader te noemen request aan de Koning 1853. Uit de notulen van 3 november 1835 blijkt dat een verklaring van afscheiding is ontvangen van
Zij schrijven - in de gewone formulering - dat zij leden en aanhangers zijn ‘der waare Gereformeerde Kerk in Nederland’ en dat zij zich ‘vrijwillig afscheiden van het zedert 1816 bestaande zig noemend hervormd kerkbestuur’. De kerkeraad antwoordt hun onder meer dat hun verklaring niet kan worden aangenomen ‘uit hoofde er in Nederland, geene andere Gereformeerde kerk bestaat dan die, welke gij thans, zeer kwalijk beraden, wilt vertaten’.Ga naar voetnoot11 In 1836Ga naar voetnoot12 Scheidt zich af
In 1837
In 1838
In 1839
In 1840
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 515]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
In 1841
In 1849
In 1850
In 1851
In 1853
In 1866
In 1867
Van 1868 tot 1884 is er een stroom van afscheidingen.Ga naar voetnoot19 We zullen de namen van de desbetreffende personen niet noemen.Ga naar voetnoot20 Slechts delen we als verklaring mede dat deze jaartallen ongeveer het tijdvak markeren waarin de vrijzinnige predikant K.G.F.W. HamGa naar voetnoot21 te Boskoopstond: 1865-1884. Daarna, namelijkin 1888, komt er ook in deze plaats een Doleantie-gemeente. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 516]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Verder vinden we in de hervormde notulen van 4 januari 1854 het onderstaande -wat bevestigt dat er te Boskoop Ledeboerianen zijn geweest. ‘Hierop komt de zaak ter tafel van die personen welke vroeger schriftelijke kennisgeving hebben gedaan of van hunnen overgang tot de afgescheiden gemeente, of die zich bij de gemeente van Ds. Ledeboer hebben aangesloten na den oogenblik zijner afzetting als Predikant bij ons Kerkgenootschap en blijken gegeven [hebben] van hunne gezindheid om tot onze gemeente en Kerkgemeenschap terug te keeren. Hieromtrent komt de vergadering overeen, om wat de Afgescheidenen aangaat dien gedragslijn te volgen, die vroeger daaromtrent met eenen ander in deze gemeente gevolgd is en op andere plaatsen gevolgd wordt, door hen namelijk weder in den schoot der Gemeente op te nemen, zooals ook vroeger hun berigt van afscheiding slechts voor notificatie aangenomen was, terwijl echter eene kerkelijke handeling door Ds. Ledeboer verrigt na zijne demissie niet als wettig mag worden beschouwd, en alzoo zij die zich als zoodanig weder bij ons Kerkgenootschap willen aansluiten, daartoe bij vernieuwing belijdenis des geloofs zullen moeten afleggen.’Ga naar voetnoot22 | ||||||||||||||||||||||||||||||
2. Andere Afgescheidenen van het eerste uurBehalve de eerste leden in de vorige paragraaf genoemd - de gecursiveerde namenvinden we in het ‘Lidmatenregister en Doopboek 1849-... (Chr. (Afg.) Gereformeerde gemeente (kerk)’ en in het ‘Lidmatenboek der Christelijke Afgescheiden Gemeente te Boskoop voor 1854 en volgende jaren’ onderstaande personen vermeld. Het tweede boekGa naar voetnoot23 bevat de aantekening dat 27 mannelijke personen 15 Oktober 1849 - dus enige dagen vóór de instituering - werden ‘ingelijfd’; en ‘De leden die den 15 October 1849 gedateerd staan, behoorden vroeger te Bodegraven en maken het getal uit waaruit de Gemeente gesticht is’. Daarna worden nog vier personen genoemd die zich in de jaren 1851-1853 bij de gemeente voegen - zij zijn door ons het laatst vermeld. Wij menen ons in deze paragraaf tot het ti jdvak waarin de eerste 32 personen zich aansloten, te moeten beperken. Men bedenke echter, dat het aanwijsbaar is, dat enige personen van de lijst ontleend aan het hervormd archief, in 1849 waren overleden; anderzijds dat doopleden uit het tijdvak 1835-1849, bij de instituering der gemeente inmiddels belijdende leden kunnen zijn geworden.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 517]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||
3. Erkenning door de overheidAlvorens het leven van de Afgescheiden gemeente te Boskoop gedurende de eerste jaren te beschrijven, een enkel woord over de ‘erkenning’ of ‘toelating’ door de landsoverheid. In februari 1853 richt de in 1849 geïnstitueerde gemeente over genoemde zaak een request aan de Koning, dat door 30 personen - in het voorgaande genoemd - is getekend.Ga naar voetnoot24 Dit gebeurt ‘onder bijvoeging van hun huishoudelijk Reglement, benevens het vereischte certificaat van den Heer Burgemeester der Gemeente’. Het reglement is dat van ‘Utrecht’ 1839Ga naar voetnoot25 met enige kleine wijzigingen die onbesproken kunnen blijven. De burgemeester verklaart dat voor het ‘op te rigten gebouw een stuk grond is aangewezen gelegen in de polder Laag-Boskoop Sectie A, No. 428 gedeeltelijk hun in eigendom toebehoorende’ en dat dit wat ligging betreft, geschikt is. Het trekt de aandacht dat noch het request, noch het reglement de handtekening van de predikant J. Th. Sluijter bevat. Zou deze bezwaar hebben gehad tegen het vragen van ‘vrijheid’? Bij koninklijk besluit van 5 april 1853, no. 75 wordt de gemeente toegelaten.Ga naar voetnoot26 Betreffende deze toelating, die, zoals we zien, reeds enige weken na het indienen van het verzoekschrift wordt verleend, is een merkwaardigheid te vermelden. In een verklaring van B. en W., gevraagd door de commissaris des Konings (voor het kunnen uitbrengen van zijn advies), gedateerd 10 maart 1853, lezen we onder meer: ‘Dat door meerdere aansluiting het getal van die Secte is toegenomen en zij daardoor te rade zijn geworden een eigen Leeraar te beroepen, en eene Kerk te bouwen...’. Verder: ‘Dat bij naziening van hun huishoudelijk Reglement bij ons bedenkingen zijn gerezen op de artikelen 8, 31, 32, 40 en 48, waarin sprake is van een eigen voorziening in hunne armen. Dat in deze gemeente ter voorziening in de behoeften der armen bestaat een algemeen Armbestuur en geene Diaconieën. Dat de collec- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
ten in de Kerken ten behoeve van de armen gedaan, worden gestort bij het algemeen Armbestuur, en het ons is voorgekomen, ter eenvormigheid van het geven van onderstand, het wenschelijk ware, ook de afgescheidenen zich daaraan onderwierpen’. Zoals wel vanzelf spreekt, heeft de minister van eredienst deze mededeling voor kennisgeving aangenomen. Inderdaad bestond er te Boskoop in een lang tijdvak vóór 1853 geen diaconie, maar slechts een ‘Algemeen Armbestuur’. Echter: reeds in het volgend jaar komt hierin in principe verandering door de invoering van de Armenwet van 28 juni 1854. Ook de Hervormde gemeente krijgt dan haar eigen diaconie, zij het ook dat pas per 1 januari 1856 voor de eerste maal diakenen worden benoemd.Ga naar voetnoot27 | ||||||||||||||||||||||||||||||
4. Gemeentelijk leven 1849 tot 1869Helaas ontbreekt in het archief van de Afgescheiden gemeente het eerste notulenboek; het handelt over de jaren 1849-midden 1853.Ga naar voetnoot28 We zijn voor dit tijdvak grotendeels aangewezen op de mededelingen van L. Erkelens.Ga naar voetnoot29 Deze vertelt dat, na de woning van Adrianus van Leeuwen in het Reijerskoop, die van de bejaarde schipper Evert Guidemond - hoewel zelf geen lid - en zijn zoon Maarten, Dorpsstraat W.Z. 16 tot vergaderplaats diende. In beide woningen werd reeds vergaderd vóór de instituering. Op 15 Oktober 1849 werden in een door ouderling Klaas van Wijk uit Bodegraven gepresideerde vergadering twee ouderlingen en twee diakenen gekozen. Op grond van de presentie van de classicale vergaderingenGa naar voetnoot30 kunnen we met stelligheid zeggen dat de eerste ambtsdragers waren: Arie van Eijk, Andries van Tol, ouderling; Pieter Heemskerk, Diederik van Kralingen, diaken. De gemeente werd geïnstitueerd en de ambtsdragers werden bevestigd zondag 23 Oktober 1849. Door wie instituering en bevestiging werden verricht, is helaas niet bewaard gebleven.Ga naar voetnoot31 De derde vergaderplaats werd een gebouwtje aan de Achterkade (thans Burgemeester Colijnstraat), toebehorende aan de kweker en handelaar K.J.W. Ottolander, ter plaatse van (nu) nummer 189. Het werd gehuurd voor ƒ 45,-per jaar en bevatte 60 à 70 plaatsen. Het werd reeds eind 1849 in gebruik genomen. Op 12 maart 1850 zond de gemeente voor het eerst afgevaardigden naar de classicale vergadering (Rotterdam) gehouden te 's-Gravenhage. De gemeente strekte zich in de beginjaren uit van de Rijndijk onder Alphen | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
over Hazerswoude en Waddinxveen tot aan de (huidige) spoorweg te Moordrecht. Aan de circa 1851 benoemde derde ouderling Gerrit Schaap ‘werd in het bijzonder de geestelijke verzorging van de ten Zuiden van Waddinxveen wonende leden der gemeente opgedragen’.Ga naar voetnoot32 Schaap woonde in de Zuidplaspolder onder Zuid-Waddinxveen, twee uur gaans van het kerkgebouw. J. Ph. Sluijter, predikant te Boskoop 1852-1895
Op 14 mei 1852 werd de bij ds. F.A. Kok te Schoonhoven studerende Johan Philippus Sluijter beroepen. Deze had de gemeente te Boskoop de afgelopen | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
tijd vaak gediend door het spreken van een stichtelijk woord. Hij nam het beroep 26 juni aan en werd 28 november 1852 - vermoedelijk door zijn leermeester - bevestigd. Hij kwam als vrijgezel, 27 jaar oud, en huwde 25 mei 1854 Gerritje van Wijk, dochter van ouderling Klaas van Wijk te Bodegraven. Het huwelijk bleef kinderloos. Sluijter, geboren te Rotterdam 25 augustus 1825, stond tot aan zijn emeritaat - 1 oktober 1895 - in zijn eerste en enige gemeente en overleed te Boskoop 26 april 1907.Ga naar voetnoot33 Het oudst-bewaarde notulenboekGa naar voetnoot34 begint met het verslag van de vergadering van 7 juni 1853. De samenstelling van de kerkeraad is als volgt: J. Ph. Sluijter, praeses/scriba; A. van Eijk, G. Schaap, A. van Tol, ouderling; P. Heemskerk, Arie van der Willik, diaken.Ga naar voetnoot35 Vermeld wordt dat het nieuwe kerkgebouw 5 juni 1853 in gebruik werd genomen met een preek over Psalm 122 de verzen 1-5.Ga naar voetnoot36 Dit nieuwe gebouw - de vierde vergaderplaats - is hetzelfde als wordt bedoeld in het request inzake de erkenning; we zagen dat het werd gebouwd in de polder Laag-Boskoop, thans Zijde, waar ook nu het kerkgebouw Staat. Er zal tevens een pastorie worden gebouwd voor het predikantspaar. In September daaraanvolgende blijkt dat deze woning met de grond ruim ƒ 2900,- heeft gekost. De gelden hiervoor nodig zijn geleend; onder meer ƒ 1100,- van de weduwe Klaas van Wijk te Bodegraven.Ga naar voetnoot37
In 1854 willen enige personen ‘leden van Ds. Ledeboer’ zich aansluiten. We vinden drie namen: Leendert van der Neut te Waddinxveen, Adrianus van 't Woud te Boskoop en Jan Dekker te Alphen. De eerste twee worden aanvaard. Jan Dekker heeft belijdenis gedaan bij ds. G.F. Gezelle Meerburg (Almkerk), maar bezwaar gekregen ‘in de kerkelijke vrijheid’, dat wil zeggen dat hij het vragen van erkenning aan de overheid onjuist achtte. Hij heeft zich daarop aangesloten bij de Ledeboeriaanse gemeente te Moerkapelle, maar verklaart thans tot beter inzicht te zijn gekomen.Ga naar voetnoot38 Naar hem geïnformeerd bij ds. Meerburg, verklaart deze dat Dekker opnieuw belijdenis des geloofs dient af te leggen, maar als deze inlichting de kerkeraad bereikt, heeft betrokkene inmiddels bericht ‘bij Ledeboer te zullen blijven’.Ga naar voetnoot39 In 1861 worden J.C. Boeser (onderwijzer aan de openbare school) en de diaken A. van der Willik, ouderling; D. van Kralingen wordt opnieuw diaken als opvolger van laatstgenoemde.Ga naar voetnoot40 Op 12 juli 1861 overlijdt Andries van Tol, oud 76 jaar en acht maanden. We lezen hierover: | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
‘Ouderling van Tol is in den nacht van 12 Julij 1861 na een ziekte van een half jaar ontslapen. Hoe geliefd hij was bleek uit de tranen, die door velen gestort werden, toen zijn afsterven in de gemeente werd herdacht. Zijn dierbaar overschot is ter aarde besteld op 15 Julij, hetwelk is gedragen door leden der gemeente. Op het verlangen van den overledene is er veelmaals gezongen na de terugkeer in het sterfhuis.’Ga naar voetnoot41 Begin 1865 is de kerkeraad verontrust over het voorgaan van ds. S. van Velzen, docent aan de Theologische School te Kampen, in de Kruisgemeente te Hazerswoude, alwaar zijn schoonzoon J.W.A. Notten predikant is. Gedateerd 13 januari schrijft dit college een brief aan de classicale vergadering te Leiden, die 17 januari zal bijeenkomen.Ga naar voetnoot42 Opgemerkt wordt dat de gemeente Boskoop ‘getrouw gebleven leden te Hazerswoude [woonachtig] heeft’. Van Velzen heeft gebeden ‘voor Leeraar en Kerkeraad, dat Gods zegen op hen en hun dienstwerk moge rusten’. De kerkeraad ziet hierin onder meer een protest tegen Curatoren die de Heer Notten niet hebben kunnen toelaten tot de Theologische studie'.Ga naar voetnoot43 Van Velzen zou in plaats van te Hazerswoude te Boskoop hebben kunnen prediken ‘en wel voor driemaal zoo veel volks...’. De classicale vergadering keurt het optreden van docent Van Velzen af ‘en acht het noodig dat zulks ter kennis van de Curatoren-VergaderingGa naar voetnoot44 kome’. Deze zaak heeft een klein vervolg en tevens een sluitstuk op de provinciale vergadering van Zuid-Holland, gehouden 11 en 12 april 1866. In de notulen lezen we dat curatoren hebben medegedeeld: docent Van Velzen ‘belooft zich voortaan voor iets dergelijks als te Hazerswoude te zullen wachten’.Ga naar voetnoot45
Als aansluiting op ons volgende hoofdstuk vermelden we dat in april 1866 Cornelis van der Star, wonende ‘op het oude dorp Waddinxveen’ het verzoek doet ‘te zijnen huize een leerrede te lezen voor hen, die des Zondagsmiddags verhinderd zijn ter kerk te komen en nu en dan een Leeraar bij zich te laten prediken’. Dit verzoek wordt ‘met het oog op den toestand te Waddinxveen’ toegestaan,Ga naar voetnoot46 ‘met dien verstande dat J(acob) Poot zal lezen en voor het prediken gedurige aanvraag aan den kerkeraad gedaan moet worden’.Ga naar voetnoot47 Enige maanden later begeren Van der Star en Poot - sprekende mede namens de andere leden te Waddinxveen - tot een zelfstandige gemeente te worden ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 522]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
sticht. Het verzoek zal op de classicale vergadering worden gebracht.Ga naar voetnoot48 Op 16 oktober daaraanvolgende wordt de gevraagde toestemming verkregen en wordt de uitvoering van deze gemeente-vorming aan ds. Sluijter met zijn kerkeraad opgedragen.Ga naar voetnoot49 ‘Waddinxveen’ wordt 22 november 1866 geïnstitueerd.
Het jaar 1869 brengt voor de gemeente enige veranderingen. Als gevolg van de vereniging met de Kruisgezinden dienen leden die te Hazerswoude wonen attestatie te ontvangen naar de voormalige Kruisgemeente aldaar; omgekeerd zullen leden van deze gemeente wonende te Boskoop lid worden van de Afgescheiden gemeente - nu Christelijke Gereformeerde kerk - in laatstgenoemde plaats. |
|