De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 493]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 45
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Vóór 1848De Afscheiding te Woubrugge dateert van circa 1836, want, zoals we in hoofdstuk 4 hebben gezien, wordt een request aan de Koning gezonden door de Afgescheiden gemeente te Bodegraven, mede ondertekend door Hendrica (Hendrikje) Visch, ‘vrouw van een rietdekkersknecht’. En in het hoofdstuk over genoemde gemeente zullen we vinden dat een adres van 1840 de namen van Hendrica Visch en Jan van Klaveren bevat; beiden wonen te Woubrugge en zullen in het tijdvak 1851-1861 lid zijn van de gemeente aldaar. Hendrica Vis(ch), weduwe Arij van Mijnen, zette na het overlijden van haar man - 18 januari 1848Ga naar voetnoot4 - de ‘zaken’ ('s zomers het rietdekkersbedrijf, 's winters de slagerij) voort met één van haar kinderen Barend. Haar woning moet worden beschouwd als het middelpunt van het Afscheidingsgebeuren te Woubrugge; in haar ruime huiskamer tezamen met de slachtplaats was plaats voor vijftig personen. Zoon Barend bezat gaven van woord en gebed. Zou het doorbreken van de Afscheiding te Woubrugge verband houden met het overlijden van Arij van Mijnen? Voor zover wij konden nagaan is hij hervormd gebleven. Na begin 1848 is bij de familie Van Mijnen menige samenkomst van een gezelschap gehouden.Ga naar voetnoot5 Vóór die tijd zouden enigen - die zich niet konden vinden in de prediking van ds. Johannes Heenck (1797-1840) en diens opvolger Dirk Th. de Haas (1841-1854) - 's zondags naar Aarlanderveen zijn gegaan om Ds. J.J. Knap (1836-1843) te horen. Ook waren, zoals we zagen, vóór 1851 enige inwoners van Woubrugge reeds lid te Bodegraven.Ga naar voetnoot6 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De Afscheiding in de hervormde archiefstukkenCirca 1848 komt de Afscheiding echter tot ontplooiing. We vonden reeds dat te Woubrugge eind 1849 circa 40 personen opgeven ‘Christelijk Afgescheiden’ te zijn. Gaan wij na wat de hervormde archiefstukken ons leren.Ga naar voetnoot7 Op 5 mei 1848 registreert de kerkeraad de afscheiding van Cornelis Bol; zijn brief is gedateerd 24 april 1848. Tevens van Barend van Mijnen en zijn vrouw Aagje KroonGa naar voetnoot8; hun schrijven bevat geen dagtekening. De kerkeraad besluit: ‘Ofschoon dit stuk kenmerken draagt van diepe onkunde alzoo de schrijver zegt, dat zij zijn overgegaan tot de leer onzer voorvaderen, volgens de Synoden van dortregt en niet minder omdat de datum ontbreekt en de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beide onderteekeningen van een zelve hand zijn’, de brief te aanvaarden.Ga naar voetnoot9 De notulen van 28 juli 1848 vertonen een naschrift, waarin we vinden dat Klaas van WijkGa naar voetnoot10 te Bodegraven, namens Dirk Hoogervorst en Marrijtje Verhagen schrijft, dat dezen zich afscheiden. De kerkeraad antwoordt dat de brief niet kan worden aanvaard, maar later vinden we Hoogervorst en zijn vrouw Jannetje van Velzen, alsmede Marrijtje Verhagen, huisvrouw van N.C. Kempenaar, onder de leden van de Afgescheiden gemeente. Verder lezen we, steeds in een naschrift bij de notulen, dat de volgende personen breken met de Hervormde kerk
Enige andere personen, niet in de notulen genoemd, maar alleen in het ‘Naamregister der Ledematen’ zullen we vermelden in de ledenlijst van de Afgescheiden gemeente, hierna in dit hoofdstuk.
Naast het bovengenoemde maken de hervormde notulen in deze tijd gewag van enige personen die, hoewel zij breken met de Hervormde kerk, niet tot de Afgescheidenen kunnen worden gerekend: ‘In onzen omgangGa naar voetnoot12 traden wij binnen in de woning van Diet Katsburg en zijne Huisvrouw Christina van der Velden, welke laatste alleen thuis was. Op de vraag waarom het echtpaar reeds eenige tijd niet in de godsdienst kwam, werd geantwoord: “Dat zal ik je zeggen... Wij onderzoeken nu zelv den bijbel en hebben ontdekt, dat in de gemeente zooals zij tegenwoordig in onze kerken bestaat, de Christus niet is; daarom blijven wij van hare gemeenschap terug”. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1849 volgen W. Treur en J. Wiethoff het voorbeeld van het echtpaar Katsburg-van der Velden.Ga naar voetnoot14 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De ledenlijst van de Afgescheiden gemeenteAlvorens enige lotgevallen van de gemeente te beschrijven, geven we een reconstructie van haar ledenlijst - zonder de kinderen. Wij vermeldden reeds dat zij is opgekomen uit die te Bodegraven en dat zij in 1861 is opgegaan in die te Alphen (aan den Rijn). De lijst zoals die wordt bewaard in het archief van de Gereformeerde kerk te Woubrugge is aanwijsbaar onvolledig; met het in hetzelfde boek geschreven doop- en trouwregister is dit eveneens het geval.Ga naar voetnoot15 In de archiefstukken van ‘Bodegraven’ vinden we geen andere gegevens aangaande Afgescheidenen te Woubrugge c.a. dan we reeds noemden (Hendrica Visch, Jan van Klaveren), in die van ‘Alphen’ wordt een aantal personen vermeld die vóór 1861 lid waren te Woubrugge. Zowel in het register van Woubrugge als (daarna) dat van Alphen lezen we dat er leden wonen in Aarlanderveen, Koudekerk, Oudshoorn, Ter Aar (Korteraar en Langeraar) en uiteraard in Woubrugge zelf. Met andere woorden: ‘Woubrugge’ hoewel klein, heeft een grote actie-radius gekend. Dit verwondert niet, aangezien deze plaats een geestelijk centrum was voor de Afgescheidenen uit een wijde omgeving. Naar het noorden bijvoorbeeld werd alleen de Kruisgemeente te Oude Wetering gevonden. Vermelding slechts in het hervormd archief behoeft niet te betekenen dat de desbetreffende persoon lid is geworden van de Afgescheiden gemeente. Het genoemd-worden in het doopboek van deze gemeente is daarvoor evenzo geen bewijs (gemengd huwelijk). Indien een doopouder, hoewel niet vermeld in het ledenregister van ‘Woubrugge’, daarna wordt gevonden in dat van ‘Alphen’, mogen we aannemen dat hij/zij zich bij de Afgescheiden gemeente heeft gevoegd. In het volgende hoofdstuk (Alphen aan den Rijn) zullen we aangeven welke leden aldaar vóór 1861 behoorden tot ‘Woubrugge’. H = echtgenoten (of één van beiden) genoemd in arch. Herv. gemeente
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zien we af van de vijf personen van wie de namen zijn gecursiveerd en over wie geen zekerheid inzake het lidmaatschap bestaat, dan komen we tot 43 belijdende leden, een aantal dat redelijk overeenstemt met de ‘108 zielen’ (ouderen en kinderen) die we in de statistiek vinden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Het ontstaan der gemeente; kerkgebouw; predikantDit ontstaan ligt enigszins in het duister, wat tijdstip en omstandigheden betreft. Vaststaat, dat er begin 1848 afzonderlijke diensten of samenkomsten te Woubrugge werden gehouden ten huize van Hendrica van Mijnen-Visch, want 19 januari 1848 wordt daar de bus voor de armen door de ambtsdragers van Bodegraven geledigd.Ga naar voetnoot22 Voor het laatst gebeurt dit 30 april 1850.Ga naar voetnoot23 Meer houvast ontlenen we aan de notulen van de classis Leiden. In de vergadering van 4 februari 1851 Spraken de afgevaardigden van Bodegraven over de leden te Woubrugge - besloten werd ‘dat zij onder toezigt van Bodegraven tot eene gemeente gevormd zullen worden’.Ga naar voetnoot24 Op de volgende vergadering - 8 april -blijkt dat het besluit is uitgevoerd, want we zien ouderling Jan van Klaveren en diaken Cornelis BoerGa naar voetnoot25 bij de ‘presentie’ vermeld.Ga naar voetnoot26 De conclusie kan geen andere zijn, dan dat de gemeente is geïnstitueerd tussen 4 februari en 8 april 1851. Aannemelijk is dat dit is gebeurd onder leiding van de predikant van Bodegraven, J. Alting. Al kort daarna moet Cornelis Boer zijn afgetreden, want in april 1853 heeft de kerkeraad als samenstelling: H.A. Jonkman, predikant; J. van Klaveren, B. van Mijnen, ouderlingen; H. van den Berg, Gt. Kroon, diakenen. Kerkmeester zijn C. Bol en D. Hoogervorst.Ga naar voetnoot27 Al spoedig werd overgegaan tot de bouw van een kerk en pastorie. Beide | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verrezen aan de ‘Achterweg’ - wat de kerk betreft ‘Wijk C, no. 21’.Ga naar voetnoot28 In September 1851 richtte men zich tot burgemeester en assessoren met het verzoek de bouw te autoriseren. In de notulen van de gemeenteraad van 23 September lezen we hierover, dat het request aan de adressanten - namens dezen: de kerkmeesters Cornelis Bol en Dirk Hoogervorst - zal worden terug gezonden, met de aanbeveling zich hierover tot de Koning te wenden.Ga naar voetnoot29 Terecht werd deze raad gegeven; in het archief Hervormde Eredienst vinden we: ‘Ingevolge een schrijven van 's Konings Commissaris in Zuid-Holland, naar aanleiding van een bij dien Staatsambtenaar ontvangen adres van twee personen zich noemende leden der Christelijke Afgescheidene Gereformeerde gemeente, om vergunning tot het bouwen eener kerk, is in antwoord op dit schrijven te kennen gegeven, dat 's Konings autorisatie vereischt wordt, niet alleen uit hoofde der bepalingen van het koninklijk besluit van 16 Aug. 1824 (Staatsblad No. 45)Ga naar voetnoot30 maar ook vermits aan de uitoefening der Eredienst veel hinder kan worden toegebragt, door de plaatsing van nieuwe kerkgebouwen in te groote nabijheid der bestaande, weshalve de Regering in dit opzigt te zorgen heeft voor het effect van art. 165 der grondwet.’Ga naar voetnoot31 Maar de gemeente heeft deze zaak op haar beloop gelaten en daardoor ook geen rechtspersoonlijkheid verkregen. Na acht jaar wordt zij, zoals we zullen zien, aangeslagen in de grondbelasting. Bemoeilijkt in het uitoefenen van haar eredienst is zij echter niet, want we schrijven over het Nederland in de jaren na 1850!Ga naar voetnoot32
Van 22 augustus 1852 tot 25 September 1853 werd de gemeente bediend door Harm Albert Jonkman (1825-1898) - haar enige predikant. Van Woubrugge ging hij naar Herwijnen en diende daarna verscheidene andere gemeenten. In | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1892 ging hij te Noordeloos, met het grootste gedeelte van zijn gemeente, niet mee met de ‘Vereniging’ van Afgescheidenen en Dolerenden; hij bleef Christelijk Gereformeerd.Ga naar voetnoot33 Na 1855 zien we in de classicale vergaderingen (Leiden), behalve de reeds genoemde ambtsdragers, verschijnen: de ouderlingen C. Boer, J. Borst en K. Keizer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Erkenning door de overheidIn augustus 1858 acht men het wenselijk erkenning door de overheid te vragen. Daartoe wenden de kerkmeesters: Hendrik van den Berg, landbouwer te Koudekerk; Jacob Borst, winkelier te Nieuwe Wetering onder Alkemade, Dirk Hoogervorst, schipper te Woubrugge, zich met een request tot de Koning, mede teneinde ‘vrijdom van grondbelasting’ te behouden.Ga naar voetnoot34 Dit verzoek leidt tot een uitgebreide correspondentie, waarbij de gemeente te Woubrugge tenslotte duidelijk wordt gemaakt, dat de aanvraag tot erkenning aan bepaalde eisen -individueel-getekend adres, verklaring inzake de plaats van het gebouw, reglement - moet voldoen.Ga naar voetnoot35 Inmiddels is dan door ‘Woubrugge’ een tweede, zij het eveneens onvolledig, request ingediend: november 1858.Ga naar voetnoot36 Dit is door de negentien mannelijke leden, die we in paragraaf 3 noemden, ondertekend; zij zijn inwoners van de burgerlijke gemeenten: Alkemade, Koudekerk, Ter Aar en Woubrugge. Het reglement is dat van Rijnsburg (bijlage III). Bij koninklijk besluit van 7 juli 1859, no. 75 wordt de gemeente erkend. Het is in zekere zin op de valreep: circa twee jaar later wordt zij ontbonden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Opgenomen in de Afgescheiden gemeente te AlphenAls de gemeente wordt erkend, is zij reeds over haar hoogtepunt heen. In 1856 emigreert Barend van Mijnen, ouderling, met vrouw en kinderen naar de Verenigde Staten.Ga naar voetnoot37 In 1858 moeten de kerkvisitatoren rapporteren, naar aanleiding van hun bezoek: ‘In vijftien maanden geen avondmaal gehouden. Verslapping | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de tucht en huisbezoeking’.Ga naar voetnoot38 Op 3 maart 1861 wordt de Afgescheiden gemeente te Alphen geïnstitueerd. Dit feit op zich zelf moet reeds een kleine ‘bedreiging’ voor het verzwakte Woubrugge hebben betekend; immers, bijvoorbeeld inwoners van Oudshoorn woonden dichter bij Alphen dan bij Woubrugge. Maar reeds vóór deze instituering - vermoedelijk Oktober 1860 - hadden enige Afgescheidenen te Alphen zich tot ds. J. Ph. Sluijter (Boskoop) gewend, met de mededeling dat zij probeerden een kerkgebouw te stichten ‘ten einde vereenigd met Woubrugge ook te Alphen eene eigen Gemeente onder den zegen des Heeren te verkrijgen’. Toen dit begeren aan de classicale vergadering te Leiden werd bekendgemaakt, gaf zij daartoe haar toestemming ‘de zaken ter regeling opdragende aan Zijn Eerw. [ds. Sluijter] met den kerkeraad van Woubrugge’. Bij een bespreking over deze zaken te Alphen op 22 november 1860 - waarbij ook enige leden van Woubrugge aanwezig waren - werd door die van Alphen voorgesteld ‘een kerkgebouw te plaatsen tusschen Woubrugge en Alphen, het kerkgebouw te Woubrugge te verkoopen en het meublement te Alphen over te plaatsen ten einde één Gemeente te hebben’. Echter | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘De Leeraar wees dat voorstel af en toonde aan dat door Gods Voorzienigheid te Woubrugge reeds voor elf jaarGa naar voetnoot39 eene gemeente gekomen was, dat onder alle moeijelijke omstandigheden heen, die Gemeente was staande gebleven, dat wij, naardien er geen nood-zakelijkheid voor bestond, die Gemeente niet willekeurig mogten opheffen.’ De predikant Stelde voor dat de beide plaatsen zouden worden gecombineerd voor de dienst des Woords, dat wil zeggen gezamenlijk een predikant zouden beroepen. Dit voorstel werd door alle aanwezigen goedgekeurd. Bepaald werd dat, indien er een predikant zou worden beroepen Alphen voor twee-derden in de lusten en lasten zou delen, Woubrugge voor één-derde.Ga naar voetnoot40 De classicale vergadering - die overigens eerder had uitgesproken dat de gemeente te Alphen diende te worden geïnstitueerd, alvorens toestemming tot beroepingswerk kon worden gegeven - keurde in haar vergadering van 23 april 1861 goed dat Woubrugge en Alphen tot een gezamenlijk beroepen zouden overgaan.Ga naar voetnoot41 Maar bij de eerste poging een predikant te verkiezen, trok Woubrugge zich terug. Dit leidde er toe, dat ds. Sluijter, op de eerstvolgende classicale vergadering - 16 juli 1861 - verklaarde zijn consulentschap neer te leggen; diaken H. van den Berg diende zijn ontslag in. Het wordt duidelijk dat er meer was gebeurd dan dat de zaak van het beroepen van een predikant verkeerd was afgelopen. Nauta schrijft, puttend uit de classicale notulen: ‘Al in Januari 1858... had de vergadering besloten Ds. Sluijter met enkele ouderlingen uit Boskoop naar Woubrugge te zenden met de opdracht kerkeraadsleden te helpen kiezenGa naar voetnoot42 en orde op zaken te stellen... de kerkeraad had [toen] geklaagd over trage opkomst der gemeente; de gemeente was vervuld geweest van aanmerkingen op den kerkeraad... Het verwondert niet, dat de reeds genoemde classicale vergadering van 16 juli 1861 het besluit neemt, thans zonder verder uitstel de gemeente te Woubrugge te ontbinden ‘dewijl alle aangewende middelen tot opbeuring door haarGa naar voetnoot44 vruchteloos zijn bevonden’. Verder lezen we: ‘de leden zullen bij Alphen en Bodegraven worden ingedeeld’.Ga naar voetnoot45 We mogen op grond van het vorenstaande zeggen dat ‘Woubrugge’ op 16 juli | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1861 werd ontbonden. De voormalige ouderling C. Boer en de afgetreden diaken H. van den Berg maken voor zichzelf deze gevolgtrekking: in het ledenregister van Alphen staan zij geboekt onder 18 juli 1861 - de afgetreden ouderling K. Keizer onder 10 September daaraanvolgende. Het ‘inlijven’ bij Alphen gebeurde echter alleen met bewilliging der betrokken personen. Al verwondert deze gang van zaken niet geheel - zoals we schreven - wij die niet alle bijzonderheden kennen, moeten het besluit tot ontbinding wel als een ‘krasse maatregel’Ga naar voetnoot46 ervaren. |
|