| |
| |
| |
Hoofdstuk 28
's-Gravenzande
In het midden van de vorige eeuw omvatte de burgerlijke gemeente ‘'s-Grave-zande-en-Zand-Ambacht’ 374 huizen, bewoond door 386 huisgezinnen en ongeveer 2100 zielen. In de 18e en 19e eeuw heerste er welvaart. Van der Aa spreekt van ‘welige bouwlanden, die heerlijke en, naar men zegt, de witste tarwe in geheel Holland voortbrengen’. Verder: er wordt schapenkaas gemaakt en men vindt er handel in fruit, aardappelen, tarwe en vlas; er zijn fraaie buitenplaatsen en hofsteden.
Wat het godsdienstige betreft: er wonen een kleine 1900 Hervormden, 180 Rooms-Katholieken en 15 Israëlieten.Ga naar voetnoot1
Hoewel de Afgescheidenen zich pas in 1867 kerkelijk organiseren tot een KruisgemeenteGa naar voetnoot2 en dit jaartal de tijdgrens - 1869 - nadert die wij voor deze studie stelden, zouden wij dit hoofdstuk niet gaarne hebben weggelaten. Want de voorgeschiedenis van deze gemeente heeft een eigen kleur. In de eerste plaats vanwege enige brieven van afscheiding die de aandacht trekken door hun lengte en hun afwijken van het in vele andere plaatsen geschrevene bij het verlaten van de Hervormde kerk.
Verder: een jaar voor de gemeente wordt geïnstitueerd, verzoeken de ‘Vrienden der Waarheid’Ga naar voetnoot3 te 's-Gravenzande, de oefenaar Marinus Bruininks, dan te Rotterdam, zich in hun midden te vestigen - waarover nader. Bruininks wordt de eerste predikant van de Kruisgemeente te 's-Gravenzande. De voorgeschiedenis kan niet los worden gezien van de activiteiten van de Vrienden der Waarheid.
| |
| |
| |
1. Afscheiding van de Hervormde kerk
Zoals we in het vorige hoofdstuk zagen, sloten enige inwoners van 's-Gravenzande zich aan bij de in 1837 ontstane Afgescheiden gemeente te Naaldwijk. Wij noemden onder anderen: Marinus Boers en echtgenote Dirkje Hoogenraat, Maria van Haaren, Maarten van Trigt, Pieter Varekamp. Behalve deze personen worden in het eerste ledenregister of in de notulen van ‘Naaldwijk’ vermeld: Teunis van Dijk, Marinus Hoekveen en echtgenote Lena Vreugdenhil, Willem van Oosten, Lena Tammerijn weduwe Marinus Spolet; ook hen vinden we te 's-Gravenzande (Hervormd) terug.
We zullen nu zien, wat er van deze Afgescheidenen wordt gezegd in het archief van de Hervormde gemeente en welke andere personen die zich afscheidden, worden genoemd. Het is merkwaardig dat vele namen die we later aantreffen in de notulen van de Kruisgemeente, in genoemd archief of niet voorkomen òf zonder bijzonderheden staan genoteerd.Ga naar voetnoot4
De notulen van de Hervormde kerkeraadGa naar voetnoot5 vermelden het volgende. December 1835. Ingekomen een acte van afscheiding van Jannetje Boers, Marinus Hoekveen en zijn vrouw Lena Vreugdenhil, Maarten Kuijvenhoven en zijn vrouw Cornelia Zijdregtop, Willem van Oosten.
September 1836. Idem van Maria van Haaren.
November 1839. Teunis van Dijk heeft zich schriftelijk afgescheiden. We lezen:
‘Naardien Teunis van Dijk sedert geruimen tijd blijken van krankzinnigheid heeft gegeven, begrijpt de Vergadering dat hier het geval niet bestaat, dat iemand zich vrijwillig van ons kerkgenootschap afscheidt, en dat op dit geschrijf alzoo niet kan geattendeerd worden.’
Uit de door Van Dijk gezonden brief - van 4 augustus 1839 - worden we van 's mans krankzinnigheid niet overtuigd. Wèl van zijn diep-mystieke inslag; maar hoevelen leefden in die tijd niet volgens dit patroon? Nadat hij heeft verzocht zijn naam ‘op het Lidmaatschaps Boek door te schrappen’, schrijft hij (aan de predikant):
‘... zoo ik mij niet en bedriegt heb [ik] den dienst van zonde, wereld en duivel voor euwig vaarwel gezegt en ben door Gods genaade overgebragt
| |
| |
in den dienst van een Drieënig Verbonds God door mijne Borg Jezus Christus die een verzoening is geworde voor alle mijne zonde en ben in het euwig zoutverbondGa naar voetnoot6 ingetekend en aangenomen en wel uit vreye genaade en wel op evangelie gronde.
Nu moet ik kieze terweil tans een tweederlei gemeente bestaad en nu kieze ik de gemeente daar ongetwijfeld... Gods volk vergaard en daar Jezus waarlijk hoofdt van is.
En indien UE. meer van mijn staad wil weete, Kund UW. het naader onderzoeke. Ik had UE bij de huis bezoeking bij mij verwagt, maar ik heb die eer niet mooge geniete. Kund UE. dit nu verantwoorde voor uwen groote Zender...’.
December 1845. Marinus Boers.
Juni 1847. Abraham Krijger. Aangaande hem wordt aangetekend:
‘Begrijpende, dat tegenredenen op 's mans zwakke hersenen weinig zullen uitwerken, besluit men voorshands - zooveel de kerkelijke wet gedoogt - aan zijn eisch gehoor te geven.’
Juni 1850. Afscheiding van Benjaminus Boers, Frans Christiaanszn Boers (Fs. Boers Cz.) en zijn huisvrouw Gerrit je Vermeer, Maarten van Tricht, Pieter Varekamp.
Februari 1851. Lena Tammerijn (zij is de weduwe van Martinus Spolet).
Wij kunnen niet verklaren hoe het komt dat laatstgenoemde zes personen tot 1850-1851 wachten, alvorens te breken met de Hervormde kerk.Ga naar voetnoot7 Niet onmogelijk is dat hierin de invloed moet worden gezocht van de Kruisgemeente te 's-Gravenhage die in 1847 ontstond - althans: Fs. Boers Cz. sluit zich hierbij aan.
De brieven die Marinus Boers en Benjaminus Boers aan de kerkeraad sturenGa naar voetnoot8 zijn van de gebruikelijke vorm: met enige woorden wordt medegedeeld dat men zich op grond van de artikelen 28 en 29 van de Nederlandse geloofsbelijdenis, losmaakt van de Hervormde kerk; Benjaminus voegt er slechts aan toe:
‘Nadat de Heere mij... aan mij zelve bekend gemaakt heeft, en ik te zien mogt krijgen mijne diepe val in zonde en ellende, ja zelf[s] mijne doodelijkheid om mij te redde, heeft de God aller Genade op mij ellendige in Christus gelieve neer te zien en mij door den Heiligen Geest te weederbare, zoo erken ik de Heere Jezu als mijn Heer en Koning. En ook als Koning Zijner duur gekogte Kerk...’.
| |
| |
Het schrijven van Frans Boers, gedateerd 12 juni 1850 - met mede-ondertekening van zijn vrouw Gerritje Vermeer - telt niet minder dan 17 bladzijden! Het is van belang iets te vertellen van de levensloop van deze merkwaardige man.
Frans Boers werd 26 juli 1821 geboren te 's Gravenzande als zoon van Christiaan Boers en Aaltje Gommertse. Hij huwde in 1846 Grietje Vermeer, geboren te Maasland 30 juni 1824. Op 15 september 1848 verhuisde het gezin naar Monster.Ga naar voetnoot9 Als Boers bovengenoemde brief schrijft, is hij bijna 29 jaar; het echtpaar heeft dan twee kinderen.
Na zijn afscheiding wordt hij lid en vervolgens ouderling van de in 1847 geïnstitueerde Kruisgemeente te 's-Gravenhage. In 1855 geraakt hij betrokken bij het conflict over het beroep door zijn gemeente uitgebracht op A. van den Oever, zoon van ds. C. van den Oever te Rotterdam. Boers wordt geschorst alsmede afgezet als ouderling en zelfs afgesneden als lid. Maar in 1858 wordt hij door de Algemene vergadering der Kruisgezinden in zijn rechten hersteld. Het begin van deze zaak is voor Boers aanleiding tot het schrijven van een brochure Afgeperst protest etc.Ga naar voetnoot10 Zoals we reeds in hoofdstuk 22 aanstipten, wordt Boers in 1858 op grond van dit geschrift door C. van den Oever c.s. aangeklaagd bij de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nader: hij wordt beschuldigd
‘... van hoon in een gedrukt en verspreid geschrift... “Afgeperst protest” enz., door op onderscheidene pagina's aan Cornelis van den Oever, A. van den Oever, Jan van Rees en H.L. van Putten ten laste te leggen, dat zij zijn leugenaars, karakterloozen en eedbrekers’.
Wij merken op dat Van Rees en Van Putten, beiden wonende te 's-Gravenhage, medestanders waren van C. van den Oever c.s. De klacht was ingediend door deze kleine groep.
De officier van justitie eist van Boers ƒ 800 boete. Maar de rechtbank overweegt onder meer ‘dat de dagvaarding niet bevat eene behoorlijke opgave van het feit aan den beklaagde ten laste gelegd...’. Verder lezen we in de uitwerking van deze overweging, dat het geschrift van Boers 80 pagina's compres-gedrukt in quarto omvat, en dat in de aanklacht de passages, waartegen C. van den Oever c.s. bezwaar hebben niet zijn aangewezen. Boers wordt verdedigd door mr. D. Léon te 's-Gravenhage. In de uitspraak wordt de dagvaarding nietig verklaard en het openbaar ministerie niet ontvankelijk in haar eis; de kosten van het proces zullen ten laste van de Staat komen.Ga naar voetnoot11
In 1861 wordt Boers opnieuw voor grote kerkelijke moeilijkheden geplaatst, nu vanwege zijn aanklachten inzake de prediking van Reinder Veldman (1830-1869), welke men in Den Haag wilde beroepen. Hij werd door classis en Algemene vergadering in het ongelijk gesteld; het proces leidde tot een tweede censuur. Schipper schrijft evenwel over hem: ‘Hoewel de classis de beschuldiging terzijde legde, zou later wel blijken dat de Haagse ouderling een degelijk onderscheidings- | |
| |
Frans Boers Czn. (1821-1897)
| |
| |
vermogen bezat’.Ga naar voetnoot12 Wat na de (tweede) censuur precies is gebeurd, werd niet bewaard. Maar in 1868 vinden we hem als volwaardig lid van de Kruisgemeente te 's-Gravenzande in een notariële acte - zoals we nader zullen zien. Hij is tuinder, wonende te Monster. Boers en anderen worden gekwalificeerd als ‘vooraanstaande leden’ der gemeente.
In 1874 is hij één van de oprichters van de Christelijke Gereformeerde kerk te Monster en in 1883 van de Christelijke school aldaar.Ga naar voetnoot13 Hij overlijdt te Monster 2 januari 1897; zijn vrouw was in deze plaats reeds 31 januari 1874 overleden.
In zijn brief aan de Hervormde predikant toont Boers ongetwijfeld theologisch inzicht te bezitten. Het merkwaardige van dit schrijven is onder meer dat het zich sterk richt tegen de predikant J.H. Soli, terwijl Boers eerst in een ‘bijvoegsel’ spreekt van een algemeen verval van de Hervormde kerk. Hij heeft blijkbaar na de eerste zestien bladzijden te hebben geschreven, gevoeld dat de naar zijn overtuiging aanwezige onrechtzinnigheid van de Hervormde predikant, hem niet voldoende grond bood voor afscheiding.
Daar het Nederlands van Boers vele feilen vertoont en het schrijven ook zeer wijdlopig is, vatten we het samen.
Boers begint met te zeggen, dat hij niet bedoelt scherp te zijn, maar dat de aard der zaak af en toe enige ‘scherpheid’ met zich brengt.
Hij vertelt vroeg zijn moeder te hebben verloren; zijn vader bekommerde zich niet veel om zijn ‘eeuwig belang’. Toch was hij reeds jong bezig met de dingen van het ‘Geestelijk alphabet’. Evenwel; hij meende dat een onberispelijk gedrag genoeg was ‘voor de eeuwigheid’. Maar, uit een boek van Comrie leerde hij de ware inhoud van het zaligmakend geloof kennen.Ga naar voetnoot14 Hij gevoelde nog nooit als een verdoemelijk zondaar tot de Heere Jezus te zijn gevlucht. In zijn leven ontstaat dan een grote geestelijke strijd. Op de zondagen die volgden vond hij geen troost in de ‘geschiedkundige’ uiteenzettingen van de predikant. Deze stelde steeds de heiligmaking voor de rechtvaardigmaking, meende dat de mens, naar Gods beeld geschapen, door ‘eenige overblijfselen’ daarvan, de weg naar God kon vinden.
‘In een predicatie die gij hieldt over “Henoch wandelde met God” (Genesis 5 vers 24), zeidet gij dat wij ook met God moesten wandelen en Jezus dan onze Leidsman zoude weezen, zoo dat gij den grondslag der zaligheid in den mensch stelde...’.
Vervolgens beschrijft Boers zijn moeilijkheid in het laten dopen van zijn kind door ds. Soli. De predikant was wel bereid de zinsnede uit het doopsformulier ‘en in de christelijke kerk alhier geleerd wordt’ weg te laten. Hoewel deze passage in de brief niet geheel duidelijk is, menen we te kunnen concluderen dat het kind inderdaad met genoemde weglating werd gedoopt.
Opnieuw handelt Boers daarna over het ‘beeld Gods’ en over het ongenoegzame van het ‘werkverbond’. ‘Nu zoude de vraag zijn, wat er dan in den mensch van Gods Beelt overgebleven [is] om als redelijk schepsel werkzaam te zijn... om heiligmaking te oevenen, of zijn weg wel aan te stellen, en zoo de Heere te
| |
| |
bewegen om genade in Christus te bewijzen... daar toch alle deze webben niet en deugen tot kleding...’ Boers concludeert, na een brede uiteenzetting:
‘Waar moet ik nu den grondslag van 's menschen heil en zaligheid zoeken -immers niet in den mensch, want al wat uit den vleeze is kan Gode niet behagen, en al wat uit den geloove niet en is dat is zonde, en het geloove is niet aller, maar alleen der uitverkorene[n] Gods...en dus genoeg beweezen...dat gij [niet] de minste grond voor uw gevoelen hebt...Ik moet u van harte verklaren, niet langer mij met zulke leerstelsels te kunnen vereenigen...’.
Vervolgens zegt de schrijver zich gedrongen te hebben gevoeld zich ‘aan te sluiten bij de tans bestaande Gereformeerde Gemeente onder 't kruis...’.
‘Hier zoude ik kunnen eindigen, daar ik u genoegzaam bewezen heb reden en grond te hebben, om mij van uw kerkgenootschap te laten doorschrappen, maar mag toch wel eens aan u vragen, als de Heere Jezus Christus u in den Dag der dagen zal afvragen, hoe gij het met mij, die als schaap van uw kudde, zoo gij meende, was afgedwaalt, als een weggedrevene, niet heb teruggehaalt, als een verlorene niet heb opgezogt, als een zwakke niet heb gesterkt, als een kranke niet heb geheelt, en als een gebrokene niet heb verbonden, volgens Ezechiël 34 vers 4, Och! dat gij dan niet zou moeten verstommen...’.
Aan het slot van zijn brief spreekt Boers de wens uit dat de predikant nog tot inkeer zal komen.
Zijn vrouw - Gerritje Vermeer - die verklaart dat zij haar attestatie ‘van Voorschoten daar zij door toestemming van Leidschendam is aangenomen’ te 's-Gravenzande heeft ingeleverd, schrijft dat ook zij zich aansluit bij de Gereformeerde Gemeente onder het kruis.
Boers geeft zijn lange epistel een naschrift waarin hij verzoekt de kerkeraad van de stap van hem en zijn vrouw op de hoogte te stellen. Maar, zo schrijft hij: ‘Gijlieden zoudt mij kunnen toevoegen, hadt gij dan om deze voorgestelde redene[n] regt, om niet alleen van deze Gemeente, maar u ook van het gansche Ligchaam der kerke te ontdoen, dan moet ik u verklaren de tans bestaande zoo genaamde Hervormde kerk...niet meer voor de ware kerk van Jezus Christus te kunnen erkennen, zoo als die zich openbaart volgens den inhoudt...van den 29 artikel onzer Geloofsbelijdenis, maar klaar en duidelijk zoudt gij zien, indien gij eenigsins gezicht in de zaaken hadt, dat het tegenovergestelde zoo als dien zelfde artikel aan het slot van de valse kerk zegt, aldaar algemeen gevonden wordt’.
Tenslotte de brieven van Maarten van Trigt en van Pieter Varekamp, beide gedateerd 9 maart 1850. Behalve deze gelijkheid in datum, is er veel overeenkomst in inhoud en toon. In het vorige hoofdstuk vonden wij dat de classis Rotterdam in 1851 constateert dat Van Trigt en Varekamp ‘worden gedreven door een vrijen en zelfs verheffenden geest’,en elementen daarvan vinden we ook in het schrijven van eerstgenoemde. Beiden leggen de nadruk op hun bekeringsgeschiedenis.
Van Trigt schrijft onder meer (aan de predikant):
‘Het zij UEd bekend dat ik voor eenige jare belijdenis bij U gedaan heb, die ik voor God heeft betreurt toen Hij na[ar] Zijn vrijmacht en welbehagen mijne blinde ooge opende door de werkinge des Heiligen Geestes... Zoo gebruikte de duivel U als een middel in zijne hand om mij te doen zuige uit dien adder die uit den afgrond opgekome is, die nu nog zijn venijn uitspuwt.’
Nadat hij zijne diepe verlorenheid had ingezien, en de enige Verlosser niet alleen gezocht, maar ook gevonden had, hetgeen ‘in geen hoek geschied is...wensch ik er ook altijd door genade belijdenis van te doen...tot spijt van den Satan en de wereld en het ook uitwendig betone, al was het dat ik alles tegen kreeg...’.
| |
| |
Pieter Varekamp:
‘Eerwaarde Heer, daar het de keuze mijner ziele en lust door genade is geworde om den Heere Jezus na te volgen... en wel met dat volk dat in de wereld als aller afschrapsel en uitvaagsel wordt begroet en bespot omdat zij van de wereld niet zijn... en daar, zoo ik zeide, ook mijn keuze door genade geworden is liever met dat volk gehoond, gelasterd en bespot te worde dan al de genietinge der zondedienst van Satan, wereld en vlees te geniete...Ga naar voetnoot15
Dus mijn Heer, ingezien hebbende haar ijver, haar lust om het regt haars Gods voor te staan en welke regel zij hebben gehad, vervat in de 27 Artikelen des Geloofs... benevens de Formuliere van Eenheid en Catechismus, en deze gegronde stukke in den Jare 1816 miskend en krachteloos gesteld door de Hervormers van die tijd en ik in mijn losbandigheid, diepe blindheid en onwetende er belijdenis van gedaan heb, zoo herroep ik het zelve nadat ik er door genade een gezicht in heb mogen krijgen en heb leren kenne dat niemant kan zegge Jezus den Heere te zijn dan door den Heiligen Geest...
...
Nu mijn Heer, de Heere, God van alle genade en waarheid, schenke UEd. uit Zijne volheid ontdekkende, ontblootende, maar ook in de wonde[n] van den Heere Jezus, vertroostende genade...’.
| |
2. Het ontstaan der gemeente; instituering 18 oktober 1867
In 1866 verzochten de ‘Vrienden der Waarheid’ te 's-Gravenzande Marinus BruininksGa naar voetnoot16 aldaar te komen wonen en als hun voorganger op te treden; in het bijzonder werd hem opgedragen het onderwijs aan de jeugd, daar ‘de leer van de verleiders aldaar’ - namelijk te 's-Gravenzande - ‘vergift voor de kinderen is’, aldus de beroepsbrief.Ga naar voetnoot17
In het eerste notulenboek van de kerkeraad van de Gereformeerde gemeente (sedert 1869 Christelijke Gereformeerde kerk) te 's-Gravenzande, vinden we vermeld:
‘Op heden den 18 October 1800 zeven en zestig is door ons ondergetekende, W.G. Smitt, V.D.M. te 's-Gravenhage, in hoedanigheid van consulent van naburige gemeenten, daartoe behoorlijk geauthoriseerd door de WelEerw. Classicale Commissie der Classis van Noord- en Zuid-Holland,Ga naar voetnoot18Ga naar voetnoot18 en na voorafgaande informatiën en onderzoek, op verzoek van twintig manslidmaten die te zamen behoorlijk hebben afgelegd belijdenis
| |
| |
der waarheid, zoo als die naar Gods Woord en Gereformeerde Belijdenis, is in Christus Jezus,
gesticht eene Gereformeerde Gemeente, te 's-Gravesande,
ressorterende onder 's-Gravenhage als naaste gemeente en onder de Classis van Noord- en Zuid-Holland als liggende in laatstgenoemde Provincie. Deze stichting is voorafgegaan door het houden eener predikatie over 1 Corinthe 15: 5b...’.Ga naar voetnoot19
Zo kwam dus 18 oktober 1867 de Kruisgemeente te 's-Gravenzande tot leven. Tot ouderling worden gekozen Pieter Boon Gzn., tuinder, 's-Gravenzande en Jan van der Marel, tuinder, Monster. Tot diaken: Dirk van der Hoeven, koopman, 's-Gravenzande en Nols van Velden, tuinder, Naaldwijk. Tot ‘kerkvoogd’: Jan Varekamp, timmerman, 's-Gravenzande en Jan Snijders, timmerman, Monster.Ga naar voetnoot20
Aanvankelijk is M. Bruininks ‘voorganger’ der gemeente en wordt als zodanig ook in de notulen aangeduid. Maar na een korte opleiding bij ds. W.G. Smitt, wordt hij 1 december 1868 door de classicale vergadering te 's-Gravenhage, naar artikel 8 van de Dordtse kerkenorde, geëxamineerd en toegelaten tot de predikdienst. Op 26 december wordt hij door de consulent, ds. Smitt, te 's-Gravenzande als dienaar des Woords bevestigd.Ga naar voetnoot21
De gemeente begint, zoals we zagen, met twintig ‘manslidmaten’. Maar in het tijdvak 23 oktober 1867 tot en met 8 april 1868 sluit zich een groot aantal personen aan. Daarna komt de ‘stroom’ van nieuwe leden nagenoeg tot stilstand, althans volgens hetgeen we in de notulen vinden. Op grond van deze bron en van de personen die worden genoemd in de acte van instituering alsmede in een nog te vermelden notarieel stuk, komen we - afgezien van de vijf kerkeraadsleden en de twee kerkvoogden - tot de volgende (onvolkomen) ledenlijst.Ga naar voetnoot22
Willem van den Berg |
Joh. Kuijvenhoven |
Hubregt Boekestein en zijn |
Pieter Laplein |
|
huisvrouw Teuntje Alblas |
Matthijs van Leeuwen |
Frans Boers Cz. |
Gerrit van Lingen |
Maria Francina Boers, |
Maria Looijen, huisvrouw |
|
huisvrouw van Jan van Staalduijnen |
|
van Jac. van den Bos |
Gerrit Boon |
Arend van der Marel |
Grietje Boon, |
Magdalena Meijer |
|
huisvrouw van J. Varekamp |
Maria Jacoba de Munck, |
| |
| |
Frans van den Bos |
|
huisvrouw van Jac. Ruinard |
Marinus van den Bos |
Hillegonda van Oord |
Cornelis Broos |
Bernardus Franciscus van Oosten |
Cornelis Dibbetz |
Cor van Oosten |
Gerrit van Dijk en zijn |
Frank van Oosten |
|
huisvrouw Katharina Paardenkooper |
Adrianus Oversloot |
Katharina van Geest |
Hijnderijntje Oversloot, huisvrouw |
Jeltje van Geest, |
|
van D. van der Hoeven |
|
huisvrouw van Jacob Huis |
Jerina van der Pot |
D.R. van der Hoeven Az. |
Leendert van der Pot |
Martijntje Ket, |
Jacob Ruinard |
|
huisvrouw van Cornelis Molenaar |
Jacob Schellevis Cz. |
Maria Magdalena Ket, |
Roelof van Spronsen |
|
weduwe Maarten van Zanten |
Gerrit van Staalduijnen |
Jan Knol |
Nicolaas van Straaten |
Leendert Kool |
Adriana Varekamp, |
Theodorus van der Kooij |
|
weduwe Van Zanten |
Willem Kortland |
Jaantje Vedders (?) |
Geertje van der Kruk |
Magchiel van Velden |
Jannetje van der Kruk, |
Jannetje van Zanten, |
|
huisvrouw van Arie van Zanten |
|
huisvrouw van Willem Ket |
Gelet op het bovenstaande komen we tot de conclusie dat de jonge gemeente in april 1868: 5 + 2 + 50 = 57 belijdende leden telt. Over het aantal doopleden is niets bekend; we gaan veilig als we het op minstens 50 stellen.Ga naar voetnoot23
| |
3. Eerste kerkgebouw
Anders dan in Naaldwijk, waar men in de eerste jaren één en andermaal een beroep op het kerkverband moet doen bij een financieel tekort van geringe grootte, zijn er te 's-Gravenzande blijkbaar aanstonds betrekkelijk ruime middelen geweest - dit verwondert niet, als we letten op de algemene welvaart die er te 's-Gravenzande werd gevonden. Bruininks ontvangt reeds als ‘voorganger’ een tractement van ƒ 600 per jaarGa naar voetnoot24; als de gemeente wordt geïnstitueerd heeft zij de beschikking over een plaats van samenkomst. In het jaar 1967 bestond het gebouwtje nog: Naaldwijkseweg 9, in de wandeling ‘'t Mechien’ genoemd.Ga naar voetnoot25 Wellicht hebben hier de ‘Vrienden der Waarheid’ hun bijeenkomsten gehouden. Maar al in 1867 gaat de kerkeraad plannen maken voor het stichten van een ‘echt’ kerkgebouw, en op 15 februari 1868 wordt van Hendrik Verheul, zonder beroep, wonende te 's-Gravenzande, een stuk grond gekocht van een kleine 450 vierkante meter voor de prijs van ƒ 600. Tevens verstrekt Verheul voor de bouw
| |
| |
De eerste plaats van samenkomst: (tot voor kort) Naaldwijkseweg no. 9
| |
| |
van de opstallen etc. een lening onder hypothecair verband, groot ƒ 7.000.Ga naar voetnoot26 In 1868 kunnen kerk en pastorie in gebruik worden genomen. Het kerkgebouwtje -waarvan thans nog gedeelten zijn overgebleven - verrijst in het ‘Molenslop’ (nu Pieter Heusstraat). In de volksmond werd dit straatje al spoedig het ‘fijne slop’ genoemd.Ga naar voetnoot27
| |
4. Kerkgebouwtje en kerkdienst
In 1946 heeft ds. A.H. van Minnen, die te 's-Gravenzande stond van 1897 tot 1938, ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag in een korte rede een typering gegeven van eerste kerkgebouwtje en sfeer tijdens een kerkdienst, rond de eeuwwisseling. Wij houden het voor zeker dat hij, als hij eerder zou hebben geleefd, met ongeveer dezelfde woorden de werkelijkheid van circa 1870 zou hebben beschreven. Een deel van zijn toespraak luidde als volgt.Ga naar voetnoot28
‘Daar stond in het Molenslop die oude kerk. Weinig sierlijk. De gevel van boven in ogiefvorm met een boog er boven afgewerkt. De ramen half romaans, half gotisch, met matglas bezet. In de kerk aan weerszijden de vierpersoons mannenbanken, in het midden de lange vrouwenbanken. In het hekje aan één zijde de banken voor ouderlingen, diakenen, voorlezer, koster en enkele oud-ouderlingen; aan de andere zijde de domineesbank en een bank voor enkele vooraanstaande gemeenteleden. En boven de hieromschreven banken, hemeltjes met raampjes erin. In 't midden van 't hekje de preekstoel, die meer op een kinderstoel geleek. Het meubilair is veel te licht eikenkleur geschilderd. De muren der zijgevels verweerd wit. De ramen in de zijgevels bezet met matglas, waarvoor groen versleten gordijnen hangen. Langs de lange kerkmuren smalle luifeltjes om de sneeuwende salpetervlokken op te vangen. Al met al weinig sierlijkheid.
Doch 't is woensdagavond. Daar komen ze, de oude dorpsmensen, diep in hun jekker, met witte klompen aan, ter avondkerk. Er waren daarbij oude broeders, die iedere avond in hun gezelschap een preek lazen. Een preek van Brakel of Van der Groe, een van Smijtegelt of Spurgeon.
En Mutte Heins schonk een kopje koffie bij de middenzang.
Maar nu was het woensdagavond en Ds. van Minnen preekte uit de Evangeliën, telkens een gedeelte. Hij noemde dat; verkeren in een schilderijengalerij. En, ziet ge, daar moesten ze bij zijn, die oude broeders. Daar kwamen ze dan, de meesten op klompen. Dirk van der Hoeven, Gerrit Boon, Chris Schrevelius, Thijs van der Hout, Arend van der Boom, Thijs van Staalduinen, Koos de Lijster, Pieter Guit en Engel Moor, teveel om er nog meer op te noemen. Daar kwamen ze, de ouden en de jongen, mannen, vrouwen en ook kinderen. De vrouwen met een warme stoof onder hun mantel of omslagdoek. Een gloeiend stukje turf hield de vrou- | |
| |
wenvoeten warm, en de dominee zorgde wel, dat het hart warm werd of bleef.
En onder de zacht-suizende petroleumlampen zat de schare in het gelige licht. Zat de goe-gemeente in stille aandacht te luisteren naar de sprankelende taal van Ds. Van Minnen.Ga naar voetnoot29 Want het Woord des Heeren opende bij hem altijd de dichterlijke ader. Ja, dan genoten de eenvoudige dorpsmensen, dan liet Dirk van der Hoeven zijn goedkeurend kuchje horen. Dan knikte Gerrit Boon instemmend met zijn gehele bovenlijf en vrouw Nouwt deed heel zachtjes, het hoofd heen en weer schuddend, tuttuttut. En in het schier onooglijke kerkgebouw was een serene rust en een intieme sfeer...
En dan die vermakelijke windpomper Oversloot, die bij het eindigen van de dienst menigmaal tegen de organist zei: ‘Wat hebben we vandaag weer mooi gespeuld, Leen!’
|
-
voetnoot2
- Men zie ook: A. Ruiter, Gereformeerde Kerk 's-Gravenzande 1867-1967, 's-Gravenzande 1967.
-
voetnoot3
- 3 De ‘Vrienden der Waarheid’ waren bezwaarde Hervormden. In Friesland, Zuid- en Noord-Holland waren vele verenigingen (of: ‘afdelingen’) van die naam. Enige ervan verbonden zich te Rotterdam in 1854 tot een conventie; in 1863 volgde te Amsterdam ‘een algeheele ineensmelting van alle verenigingen tot één Nederlandsche Vereeniging van Vrienden der Waarheid tot handhaving van de leer en de rechten der Gereformeerde Kerk.’ In 1886 betuigde de algemene vergadering onverholen haar sympathie met de Doleantie-beweging. ‘Toen de Doleantie haar beslag kreeg, zag de vereniging haar doel bereikt, zodat zij na afwikkeling van de zorg voor haar vroegere evangelisten en hun weduwen kon ophouden te bestaan.’ Men zie: Rullmann, Kerkherstel register; Chr. EncyclopedieGa naar voetnoot2 VI, 535.
-
voetnoot2
- Men zie ook: A. Ruiter, Gereformeerde Kerk 's-Gravenzande 1867-1967, 's-Gravenzande 1967.
-
voetnoot4
- Ook een onderzoek ingesteld in de archieven van de Hervormde gemeente te Monster en te Ter Heide gaf weinig uitsluitsel aangaande de eerste leden van onze Kruisgemeente. Het ontbreken van háár eerste ledenregister is een onoverkomenlijke moeilijkheid; het bepalen van de woonplaats van een aantal leden is niet wel mogelijk, aangezien sommige familienamen zowel te 's-Gravenzande als te Monster en Ter Heide voorkwamen.
Ruiter, a.w. vermeldt dat het ontstaan van de Kruisgemeente in 1867 ‘geen plotselinge breuk met de Hervormde kerk betekent’. En na dit jaar wordt geen enkele melding gemaakt van personen die zich afscheiden. (5) Wellicht hebben - afgezien van de ‘Vrienden der Waarheid’ enige personen die in 1867 toetraden voordien een gezelschap gevormd of waren zij lid van de Kruisgemeente te 's-Gravenhage.
-
voetnoot5
- Inv. no. 7. ‘Akten-boek 5 December 1832-11 Januarij 1852’.
-
voetnoot6
- Het woord ‘zoutverbond’ komt tweemaal voor in de Heilige Schrift en wel in Numeri 18 vers 19 en in 2 Kronieken 13 vers 5. Het heeft de betekenis van: onverbrekelijk, duurzaam verbond.
-
voetnoot7
- In die jaren kwam er niet een andere Hervormde predikant. Ds. J.H. Soli stond te 's-Gravenzande van 1828 tot 1868. Volgens Ruiter, a. w. was hij een aanhanger van de Groninger School. (6)
-
voetnoot8
- We vinden de nu volgende brieven, alsmede het reeds genoemde schrijven van Teunis van Dijk in: Arch. Herv. gemeente 's-Gravenzande, inv. no. 93: ‘Stukken betreffende opzegging van het lidmaatschap 1839-1850, 1968’.
-
voetnoot9
- Gegevens medegedeeld door GA Monster. In totaal kreeg het echtpaar Boers elf kinderen (in het tijdvak 1847 tot 1865). Alleen de oudste. Aaltje, werd te 's-Gravenzande geboren, de anderen te Monster. Vijf kinderen overleden zeer jong.
-
voetnoot10
- Uitvoerig hierover in hoofdstuk 22, paragraaf 2. Verder NAVGK register, inzonderheid blz. 645-646.
In deze tijd verschijnt ook van zijn hand: (F. Boers Cz., Ouderling bij de Gereformeerde Kerk onder het Kruis te 's-Gravenhage) Schibboleth en Sibboleth, of het onderscheid tusschen den waren en den in schijn geloovigen belijder, tot troost en bemoediging des eenen en tot ontdekking des gevaarlijken toestands des anderen, Monster 1860. Het werkje, door Boers zelf uitgegeven, bevat voorin de vermelding ‘Met kerkelijke approbatie’ en bestaat uitsluitend uit een gedicht van 32 bladzijden, met in marge tal van Schrift-verwijzingen.
-
voetnoot11
- ARA, Arch. Arrond. rechtbank 's-Gravenhage 1839-1877: inv. no. 40 (Vonnissen 1858), 3 sept. 1858, nr. 247.
-
voetnoot12
- Schipper, Eben-Haëzer 86. Men zie ook NAVGK 356, 357, 439. Ook te Zwolle, waar Veldman na 's-Gravenhage staat, rijzen vele conflicten over zijn leer (Bos, Kruisdominees 195-206).
-
voetnoot13
- Over zijn activiteiten te Monster vinden we enige aantekeningen in J.G. de Ridder, Honderd jaren Gereformeerde Kerk te Monster 1874-10 april - 1974, Monster 1974; Van 100 jaar zorg en zegen 1883-1983, Monster 1983 (uitgegeven door de ‘Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs te Monster’).
-
voetnoot14
- Alexander Comrie (1706-1774). Bedoeld zal zijn diens werk; Het ABC des geloofs (1739) of Eenige eigenschappen des Zaligmakend Geloofs (1744).
-
voetnoot15
- Varekamp breekt enige malen een zin abrupt af.
-
voetnoot16
- Marinus Bruininks werd 27 maart 1827 te Terneuzen geboren en overleed te Rotterdam 7 sept. 1906. Hij ging reeds vroeg met zijn ouders mee naar de gezelschappen, waar - uiteraard - oude schrijvers werden gelezen. Als timmerman te Rotterdam gevestigd, ging hij vaak uit oefenen. Zo kwam hij vanaf 1865 ook te 's-Gravenzande. Na zijn predikantschap te 's-Gravenzande (26 dec. 1868-3 april 1870) - waarover hierna - ging hij naar Amersfoort, vervolgens naar Westbroek (1875) en Westmaas (1883). Op 8 nov. 1896 ging hij met emeritaat; hij vestigde zich te Dordrecht, daarna te Rotterdam. Men zie voor hem De Haas I, 50-51.
-
voetnoot17
- In het archief van de vereniging de ‘Vrienden der Waarheid’ (GA Rotterdam) vinden we geen bijzonderheden over de ‘afdeling’ 's-Gravenzande.
-
voetnoot18
- Van de Kruisgemeenten! Deze classis omvatte de gemeenten in Noord- en Zuid-Holland. Daarnaast bestonden de classes Zeeland; Noord-Brabant; Gelderland; Overijssel, Groningen en Friesland (indeling 1859-1864). Men zie NAVGK 608.
-
voetnoot18
- Van de Kruisgemeenten! Deze classis omvatte de gemeenten in Noord- en Zuid-Holland. Daarnaast bestonden de classes Zeeland; Noord-Brabant; Gelderland; Overijssel, Groningen en Friesland (indeling 1859-1864). Men zie NAVGK 608.
-
voetnoot19
- Ds. W.G. Smitt was vergezeld van Dirk Verschuur en T.J. Beeuwkes, ouderlingen van de (tot het kerkverband behorende) Kruisgemeente te 's-Gravenhage.
-
voetnoot20
- De gemeente te 's-Gravenzande wordt al spoedig daarna in het kerkverband opgenomen; NAVGK 510-511. Door het toenemen van het aantal gemeenten wordt het in 1868 noodzakelijk geacht de classis N.- en Z.-Holland te splitsen. Onder meer ontstaat dan de classis 's-Gravenhage die 's-Gravenhage, 's-Gravenzande, Hazerswoude, Noordwijk aan Zee, Valkenburg, Waddinxveen en Zegveld (U.) omvat.
-
voetnoot21
- Not. kerker., naschrift 26e vergadering, 3 dec. 1868.
-
voetnoot22
- De eerste ledenlijst van de gemeente werd niet gevonden. Naar wij menen ontbreken aan deze lijst enige namen van leden die te Monster woonden.
-
voetnoot23
- In 1870 telt de gemeente 280 zielen, maar dan is, naar we zagen, een aantal personen uit Naaldwijk lid geworden; in 1871 zijn er 311 zielen.
-
voetnoot26
-
Ibidem 8-9. De ene acte (koop/verkoop, hypotheek) wordt gepasseerd voor notaris Jacobus Petrus de Fremery te 's-Gravenzande. Het stuk grond wordt omschreven als ‘een gedeelte der beide kadastrale percelen. Sectie B nommer 1547 groot vier Roeden vijf en veertig ellen en 965 groot vijf roeden’. Signatuur van de acte: kantoor bewaring hypotheken te 's-Gravenhage, deel 319, no. 14. Zij wordt, behalve door de leden van de kerkeraad, ondertekend door de volgende personen; dezen verbinden zich hoofdelijk ‘als behoorende tot de voornaamste leden der gemeente’: Roelof van Spronsen, Magchiel van Velden, Frans Boers - ‘alle drie tuiniers [tuinders], wonende te Monster’; Matthijs van Leeuwen, schipper, te Monster; Gerrit Boon Gzn., koopman te 's-Gravenzande en Gerrit van Staalduijnen, tuinier, te 's-Gravenzande.
-
voetnoot28
- We ontlenen haar aan Ruiter, a.w. 10-11.
-
voetnoot29
- Wij veronderstellen dat ds. Van Minnen dit en wat in de volgende zin staat, niet - over zichzelf - heeft gezegd. Wellicht zijn enige woorden door de ‘verslaggever’ ingevoegd.
|