De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie
(1984)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |
Hoofdstuk 13
| |
1. I.F. Sander, Wichlinghausen (‘in Bannen im Wupperthale’) 26 augustes 1826Immanuel Friedrich SanderGa naar voetnoot3 werd 1 december 1797 te Schaafstedt, een dorp gelegen tussen Merseburg en Halle, geboren. In 1815 begon hij zijn studie in de theologie aan de universiteit van Leipzig. Hij volgde zijn leraren niet in hun | |
[pagina 298]
| |
supranaturalisme, maar kwam onder meer door het bestuderen van de kerkvaders en door het bezoeken van de samenkomsten van mevrouw von KrüdenerGa naar voetnoot4 tot geloof aan de waarheid van de gehele Heilige Schrift. Zeergeliefde broeder Scholte, Onvergetelijk blijft mij mijn verblijf te Amsterdam, waar U en de geachte da Costa mij zo dierbaar geworden zijn. Een stroom van zegeningen is uit het heiligdom over mij uitgestort, sedert ik door da Costa de genade zo sterk heb horen loven. Mijn hart is daarvoor sedert die tijd veel verder opengegaan. Op mijn wijze van preken heeft mijn kennismaking met da Costa grote invloed geoefend. Voor velen in mijn gemeente is het een grote aanstoot dat ik niets anders wil weten dan het bloed dat ons reinigt van al onze zonden en het was reeds nodig dat ik mij verantwoordde. De Heere echter zal mij meer en meer bevestigen en mij sterken, zodat ik aan Zijn genade genoeg heb en alleen in deze genade roeme - wij niets, Christus alles, zij onze zinspreuk. Daar ik nu in Holland zo gezegend ben, zo houd ik mij des te meer verplicht, dit land in mijn gebed te gedenken, en de Heere te smeken, dat Hij de reformatie, die hij door zulke dierbare werktuigen in Holland is begonnen, heerlijk tevoorschijn brenge. Ja, Hij zal dit doen en Zijn Geest nog in ruime mate over Holland uitstorten, over onze zendingsterreinen, misschien tenslotte over de arme kudden die naar herders verlangen. De Heere schenke aan U en aan de lieve broeders Da Costa en Capadose, die ik verzoek ook hartelijk te groeten de Geest der liefde, opdat | |
[pagina 299]
| |
alles in de liefde wordt gedaan - de Geest der kracht, opdat zij zich door niets laten verschrikken. Ik verzoek U uwe lieve moeder, die mij met zoveel liefde heeft geherbergd, hartelijk te groeten, evenals uw lieve broer, die de Heere steeds meer tot Zich zal trekken.Ga naar voetnoot5 Nietwaar, Gij zult spoedig tot ons komen! Ik zal mij zeer verblijden als U enige tijd in mijn huis zult vertoeven, en ik de gesprekken kan voortzetten, waarmee wij zijn begonnen! Hoe schoon en liefelijk toch is het, als broeders één zijn, en hoe nodig is toch in onze tijd, dat wij, daar zo veel ons tracht te scheiden, ons innig aan elkaar verbinden. - Nu ik ben er zeker van, dat de Heere ook onze harten innig heeft verbonden, en ook bij ons het grote wonder heeft geopenbaard, dat wij in alle dingen zo geheel één zijn. Ik wist mij niets te herinneren, waarin wij ongelijk hebben gedacht. Vervul dan, lieve broeder, mijn vreugde en kom spoedig tot mij; maar laat U mij dit alstublieft enige dagen van tevoren weten. Ik verzoek U deze ingesloten brieven te bezorgen. Ik heb slechts een paar woorden aan de geliefde GuerickeGa naar voetnoot6 geschreven, daar ik er niet zeker van ben, of hij nog in Amsterdam vertoeft - want, naar ik hoor, zijn de andere zendelingen reeds vertrokken. Nu, tot spoedig weerziens. Met innige liefde, uw broeder in de Heere F. Sander | |
2. I.F. Sander, (zonder plaatsnaam) 14 mei 1827Op 24 maart 1827 overleed te Amsterdam Johanna Dorothea Roelofsz, weduwe Jan Hendrik Scholte. Geliefde Broeder in de Heere, Wij treuren niet als degenen die geen hoop hebben, maar wij treuren wél, als onze geliefden sterven; de Heere Jezus zelf weende bij het graf van LazarusGa naar voetnoot7 maar wij zijn ook getroost en blijmoedig in onze droefheid, en roemen en loven de eeuwige liefde Gods, die balsem giet in onze wonden. Nu, dat hebt ook Gij ondervonden en Gij prijst de genade van de Heere, Die uw geliefde moeder, die ook voor mij dierbaar was geworden, uit het aardse jammerdal tot Zich heeft genomen in de hemel, daar waar geen leed meer is en geen geween en geen pijn; Gij dankt de Heere dat Hij het U heeft duidelijk gemaakt, dat uw lieve moeder in het echte, levende geloof heeft gestaan. O, hoe menige gelovige is er, die ziet dat de zijnen sterven, zonder dit geloof en deze hoop te bezitten. Wat bezitten wij toch een trouwe, lieve Heiland, Die bij ons is in alle angst, en ons daar uit leidt. Hem, de Getrouwe, zullen wij derhalve opnieuw plechtig trouw beloven, Hem trouw zijn tot de dood, opdat wij ook dan weer voor Zijn troon mogen staan. Maar ook op aarde zullen wij elkander weer zien. - Mis- | |
[pagina 300]
| |
schien kunt U deze zomer eens naar (Wupper)thal komen, in de armen van de U hartelijk liefhebbende broeder, die de herinnering aan U onvergetelijk en gezegend is. O, mijn lieve broeder Scholte, wat is de liefde toch iets groots voor ons. Ja, hieraan weten wij, dat wij niet in de dood liggen, maar uit de dood zijn overgegaan in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben.Ga naar voetnoot8 In deze hartelijke liefde tot de broeders, waarbij het ons ook niet zwaar zou vallen ons leven voor hen te geven, ervaren wij de kracht en de waarheid van het Woord: Die liefheeft, is uit God geboren.Ga naar voetnoot9 Maar hoewel wij ons over dit getuigenis, dat de Heilige Geest geeft, dat wij de broeders liefhebben, mogen verheugen en dit als een teken van onze genadestaat tegenover de vijand kunnen gebruiken, die ons steeds er aan wil doen twijfelen dat wij kinderen Gods zijn - zo willen wij toch ook belijden en het voor ons zelf erkennen dat wij nog slechts beginnelingen in de liefde zijn. Want als het ons ten opzichte van degenen, met wie wij ons geheel één van ziel gevoelen, gemakkelijk valt om lief te hebben, zo wordt het ons al moeilijker hen lief te hebben, die weliswaar ook de Heere dienen, maar niet geheel één met ons zijn. Moeilijker wordt het voor ons, hen lief te hebben die ons weinig liefhebben - zoals Paulus ten opzichte van de Corìnthiërs - en nog moeilijker, hen lief te hebben, die de Heere niet kennen, en diegenen die ons vervolgen en haten. Evenwel moeten we die allen liefhebben. Daarom willen we de Heere bidden, dat Hij de Geest der liefde in ons hart hoe langer hoe meer zende. Nu, vaarwel, waarde broeder; groet uw lieve broeders. Uw in de Heere met U verbonden broeder Friedrich Sander [P.S.] De preek van Wichelhaus zal broeder Reichart bezorgen.Ga naar voetnoot10 | |
3. J.F. Haastert, Wertherbruch bei Rees 24 maart 1835Johann Friedrich Haastert werd in 1801 te Holten (Dld.) geboren als zoon van Dietrich Haastert en Helena Wippmann. Hij overleed te Rotterdam 15 november 1885, als weduwnaar van Helena Gattung.Ga naar voetnoot11 | |
[pagina 301]
| |
bepaald, dat aan alle kerkgenootschappen in het Rijk gelijke bescherming zal worden verleend; tevens: ‘Aan alle kerkgenootschappen is en blijft de volkomen vrijheid verzekerd alles wat hunne godsdienst en de uitoefening daarvan in hunnen eigen boezem betreft, te regelen.’ (art. 1) De mogelijkheid werd daarmee geopend dat gemeenten worden erkend zonder ‘toelating’ aan de landsoverheid te hebben gevraagd. Zeer geliefde broeder in de Heere, Reeds lang heb ik hartelijk verlangd mij met U over de toestand van de kerk van Christus te kunnen onderhouden. Reeds vorig jaar was dit mijn wens en ik meende dat hij toen op mijn geprojecteerde reis door Holland in vervulling zou gaan, zoals vriend KoopsGa naar voetnoot15 U zal hebben verteld; evenwel, God heeft het niet gewild, Ik hoopte nu later, tegelijk met de vertaling van uw geschrift over de Afscheiding etc.Ga naar voetnoot16 in het Duits, U een brief te zenden; maar tot op heden wacht ik nog tevergeefs op enig bericht van vrienden te Elberfeld over het drukken van mijn vertaling. Zo komen nu slechts deze woorden door de hand van vriend Koops bij U aan en worden slechts ingegeven door hetgeen ik in de eerste regels heb vermeld. Zonder van U, geliefde broeder in de Heere, toestemming te hebben ontvangen, ben ik begonnen uw geschrift in het Duits te vertalen, waarover ik door deze verontschuldiging vraag. Daarbij dreef mij tot spoed aan de gedachte, dat het voor alle christenen van duitse taal even verblijdend zou zijn als voor mij, te vernemen: ook in Holland, waar eens de zuivere leer heldhaftig verbreid en verdedigd werd, begint de lethargie meer en meer te verdwijnen, welkeGa naar voetnoot17 haar vleugels in het nabije verleden over de volkeren van Europa had uitgebreid; de Geest Gods begint ook dáár de grendelen van de onboetvaardigheid te verbreken en Hem te brengen, Die eenmaal rondtrok en stromen van zegen uitstortte op een vervloekt aardrijk en eindelijk zich verzoenend heeft geplaatst in de gramschap van de eeuwige Gerechtigheid. Verder meen ik, dat de benardheid van Gods volk, voor allen die hier waarlijk daartoe behoren, een onderwerp van gebed zal worden. En, zeker is het nodig | |
[pagina 302]
| |
dat de gelovigen aldus spreken: Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Zion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen. Want Uwe knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis.Ga naar voetnoot18 Tenslotte meen ik ook, dat velen door uw geschrift uit hunne besluiteloosheid en hun vrees tot beslistheid en vrijmoedigheid kunnen worden gebracht. De Heere moge er Zijn zegen over gebieden! In dit alles zij de lof des Heeren het resultaat. Maar wat kunnen mensen doen, als het scheepje van ChristusGa naar voetnoot19 een spel der golven schijnt te wezen, als de baren er tegen beuken, zodat het dreunt en kraakt en dreigt te zinken? Wat kunnen dan de discipelen anders doen dan roepen: Heere, help ons, wij vergaan!? Hij alleen gebiedt de storm en beveiligt het scheepje.Ga naar voetnoot20 Hem alleen in alles de heerlijkheid! Hoe jammerlijk het er in het geheel nog voor staat, aan welke aanvechtingen de gelovigen ook mogen zijn blootgesteld, toch heb ik de overtuiging, dat de deur naar een betere tijd voor ons is open gegaan. Weliswaar is het kwaad voor wie het lijden van het overgang-tijdvak moet dulden! Het zwaard des Geestes wordt echter, Gode zij dank, krachtig gevoerd, en geen wonder, als BelialGa naar voetnoot21 met zijn draken-schaar zich hevig roert, want zijn rijk wordt bedreigd. Er is een heilige strijd ontbrand, waarde broeder; ik zou gaarne willen, dat de Heere ook mij in het strijdperk stelde, mij verwaardigde meer te lijden voor de zaak des Heeren. Het is immers waar, dat, als de kerk in de golven der vervolging wordt gedompeld, zij des te zuiverder tevoorschijn treedt en iedere Christen wint daarbij en vast en zeker moet men aan het woord van de oude kerkvaderGa naar voetnoot22 geloof hechten: het bloed der martelaren is het zaad der kerk van Jezus (Christus). Dit is ook uw geloof, geliefde broeder, en dat versterke U steeds. O, dat de Heere steeds rijker Zijn Geest over U en uw gemeente moge uitstorten en Gij uit de hemel gesterkt moge worden om te volharden! Ik betrek U en uwe gemeente in mijn gebeden; ik doe dit weliswaar ook uit (eigen) belang: want als ik alleen voor U allen bid, dan bedenk ik, ik heb daarbij veel voordeel, want dan gedenkt U allen ook aan mij alleen in ùw gebeden. Tenslotte (verwijs ik nog naar) Openbaring 5 de verzen 9, 10 en 13. Ik haast mij U mijn hartelijke broederliefde te betuigen en de wens uit te spreken dat het de Heere moge behagen over deze regels Zijn zegen te gebieden. J.F. Haastert, predikant | |
[pagina 303]
| |
4. A.J.L. Galland, Genève (Oratoire) 25 oktober 1836Antoine Jean Louis GallandGa naar voetnoot23 werd in 1792 te Genève geboren en overleed te La Neuveville (Zwitserland) 9 mei 1862. Als jonge hulpprediker bracht hij in 1816 het Réveil van Genève naar Bern. In 1824 werd Galland uit Bern weggeroepen naar Parijs, om de leiding van het zendelinggenootschap aldaar, op zich te nemen. In 1826 keerde hij terug naar Genève, waar hij één van de oprichters was van de Société Evangélique in deze plaats. In 1832 werd hij één van de eerste hoogleraren aan de Ecole de théologie in zijn geboortestad. Het is in zijn kwaliteit van hoogleraar aan deze school dat hij onderstaande brief schrijft. Mijnheer en zeer geëerde broeder in Jezus Christus! Wij hebben het voorrecht gehad destijds uit handen van de geliefde broeder KoningsbergerGa naar voetnoot24 uw geachte en geëerde brief te ontvangen, bestemd om hem bij ons te introduceren, evenals de stukken die U er had bijgevoegd, die dienden om ons de godsdienstige omstandigheden van Holland te leren kennen. Wij danken U hartelijk, Mijnheer en broeder, voor al die zendingen; in het bijzonder kunnen wij hier niet meer dan alle belangstelling uitdrukken die deze geliefde broeder Koningsberger ons inboezemt in zijn nederige en oprechte wens de Heere Jezus te dienen in de Heilige bediening van Zijn Woord en daarom zich daartoe nauwgezet voor te bereiden door zijn werkzaamheden, zijn ijverige studies en de onderwerping aan Zijn wil. Het is ook goed dat het hen die Dienaren van de Kerk van Christus willen zijn betaamt beproefd te worden door de voorafgaande, gehele, levendige en heilige opoffering van hun personen, opdat zij gehoorzaamheid leren, zoals de Zoon zelf door de dingen die langdurig verdragen werden, en dat zij door al de ontzegging en al het geduld heen die de gewijde studies vragen zich zelf overtuigen en de anderen verzekeren dat hun lichaam en hun geest aan God toebehoren, die hen heeft vrijgekocht en hen zich heeft toegeëigend als vaten ter ere. Daarna zullen zij overgaan tot de uitwendige strijd tegen de vorst dezer wereld en op dat grote slagveld, waar vroeg of laat zij die niet de gehele wapenrusting Gods hebben aangedaan, omkomen. Wij hopen dus in broeder Koningsberger een leerling te vinden volgens de Geest der heiligmaking, die voordat hem een graad verleend wordt, verbonden is aan de genade van Christus en deel heeft aan het nieuwe en heilige leven van Zijn Lichaam; die bijgevolg alvorens het zout te zijn van de aarde die hem als arbeider verwacht, het zout zal zijn van de Theologische school die met vreugde haar deuren voor hem opent; omdat als hij er hulp en geestelijke gaven komt zoeken (van die...Ga naar voetnoot25 welke verkregen worden door de geestelijke hoop) niet nalaat daar ook zijn aandeel aan goed, licht en stichting in te brengen! Laten wij de Meester, de sterke God der kennis bidden hem de sleutel er van te | |
[pagina 304]
| |
geven opdat hij de schatten van de christelijke wetenschap kan openen en er overvloedig uit kan putten. Laten wij de Heiland bidden deze jongeman doeltreffend te helpen in zijn zwakheden van lichaam of van ziel, hem te ondersteunen in zijn dagelijks werk, en hem te doen leven in Hem; hebbende door zijn deelnemen aan het heilig avondmaalGa naar voetnoot26 een goed van olie voorziene en verzorgde lamp opdat zijn nachtelijke arbeid die van een toekomstig geleerde in Israel zal zijn, goed onderricht in de dingen van zijn God. Oh, het is iets groots aan de Kerk een goede Dienaar van Jezus Christus te geven, gevoed met de woorden van de heilige leer die onderwezen moet worden, en geschikt om volgens die leer aan te sporen! Moge het verblijf van Koningsberger in ons midden dit uitstekende doel bereiken! Maar wij maken ook van deze gelegenheid gebruik, Mijnheer en zeer geëerde Broeder, om U onze genegenheid uit te drukken in Christus, de Leidsman en de Voleinder van het geloof dat wij gemeenschappelijk hebben en waarin wij ons beroemen en ons samen verheugen. Want in Christus is er enige hartelijke genegenheid, enige verzachting in de barmhartigheid, enige sterke vertroosting en spreekt men door een zelfde geest, een zelfde taal, in Hem ook de waarheid met de barmhartigheid, vervolgens kan men zeggen de waarheid in de barmhartigheid, zich van geen enkele ontveinzing bedienen, en volgens de aansporing van de Apostel aan de Epheziërs ‘waarheid spreken met zijn naaste, want wij zijn elkanders leden’.Ga naar voetnoot27 Ziehier dan wat de waarheid wil dat wij U zeggen, en de barmhartigheid die ons verenigt heeft er niets bij te verliezen; vanuit de afstand namelijk waar wij zijn, zou het aanmatiging onzerzijds zijn ons uit te spreken over de zaken van Holland, die ons niet voldoende bekend zijn, hoewel wij U hartelijk moeten bedanken voor alle inlichtingen die U ons heeft verschaft. Verscheidene vrienden, die ons zeer dierbaar zijn en die reeds vanaf de oprichting van onze school de hartelijkste en de meest actieve belangstelling voor deze instelling hebben getoond, zijn in de gevestigde Kerk gebleven; zelf geloven wij dat betrekkingen met de Staat, die de vrijheid van de Kerk niet aantasten, vaak gezegend kunnen worden voor deze twee Genootschappen: wij onthouden ons dan ook van elk oordeel in dit opzicht. Maar wij weten ook en de eerste drie eeuwen bewijzen het, dat de Kerk die onafhankelijk is van de Staat, grotelijks welvarend kan zijn, en dat er omstandigheden zijn waarin deze onafhankelijkheid een noodzakelijkheid wordt. Zonder dus op enigerlei wijze in die zaken te treden, zeer geliefde en geëerde broeder, zijn er twee dingen die wij moeten zeggen. Het eerste is onze broederlijke genegenheid in de volkomen overeenstemming van ons geloof, bevestigd door een oprechte instemming met de behoudende en beschermende kerkelijke gedenkzuilenGa naar voetnoot28 van dit erkende geloof. Het tweede is ons vurig verlangen en de gebeden die wij tot de Heere opzenden, dat alle strenge maatregelen, elke daad van dwang op het stuk van geloof en van eredienst in Uw belangrijk land ophouden. Wij wensen het voor de grootheid van het Evangelie dat vrijelijk wil worden verkondigd door hen aan wie die uitdeling van het geheime- | |
[pagina 305]
| |
nis Gods van boven is toevertrouwd en bij wie de Heilige Geest aandringt er hun leven aan te wijden; wij wensen het voor Uw persoonlijk welzijn opdat U een gerust en stil leven moogt leiden in alle godzaligheid en eerbaarheid 1 Timotheus 2 vers 2. Wij wensen het, denkende aan de voorspoed van uw provinciën die bij alle Christenen zozeer geliefd zijn en aan de zegeningen die wij afsmeken over de Koning uw eerbiedwaardige vorst, afstammeling van voorouders die voedstervaders zijn geweest van de Kerk; wij bidden de Heere zijn hart te neigen als waterbeken en van hem een David en een Josia te maken voor het volk van Zijn nieuw verbond. Ja, Hij die de Overste van de koningen der aarde is, is machtig om alle dingen te doen wenden en te doen medewerken volgens Zijn onwankelbare beloften, tot het grote, eeuwige goed van hen die God liefhebben, namelijk van hen die Hij geroepen heeft volgens Zijn vaste voornemen. Daarom, zeer geliefde broeder, zij het ons geoorloofd, met innige deelneming in uw droefenissen, in naam van de Opperherder der schapen, teruggebracht uit de doden door het bloed van het eeuwig Verbond, tot U de woorden te richten die te lezen staan in Hebreeën 12 vers 2 en 3 zonder de volgende verzen te verwaarlozen en die ons zo goed doen zien, in het bijzonder vers 7, welk merkteken de smartelijkste kastijdingen van God aan ons geven. De vrede zij met U en met allen die de Heere met een rein hart aanroepen! De genade en de zegen worden U overvloedig geschonken en vermenigvuldigd! Wij zijn, Mijnheer en geliefde Broeder, uw zeer toegenegen in de Heere, voor de Directie van de Theologische School, uw zeer onderdanige en toegewijde Galland | |
5. Ver Mehr, Rotterdam 20 november 1842Deze brief is weliswaar te Rotterdam geschreven, maar het is duidelijk dat de schrijver over enige dagen - ‘Donderdag’; 20 november was een zondag - weer in Brussel zal zijn, waar hij woont en werkt. | |
[pagina 306]
| |
Rue Ducale en betrekt deze in 1841. WelEerwaarde ZeerGeleerde Heer, Broeder in Christo, Verkwikkend en versterkend waren mij de oogenblikken met U doorgebragt. De Heer heeft dat korte onderhoud, en dat vurig ootmoedig gebed willen zegenen aan mijne ziel. Het behage Hem nu, den band van broederlijke liefde vaster aan te halen, en dien doen dienen tot bevordering van zijn Rijk in onze harten, en zoo 't mogt, ook buiten ons. Uwe hartelijke bede, uwe belangstelling in de arme gemeente, verre van U verwijderd naar het stoffelijke, maar naauw met U en uwe gemeente verbonden door Denzelfden Goddelijken Heiligen Geest, heeft mij diep getroffen, en grootelijks gesticht. Ik durf het nogmaals herhalen, waarde Broeder, dat de toestand van die gemeente niet te vergelijken is met dien van anderen in ons vaderland. Oorspronkelijk uit zeven leden, zoo ik mij niet bedriege, zaamgesteld, waarvan nog twee of drie bekeerde roomschen waren, heeft deze gemeente, door getrouwe verkondiging des Woords, door heiligen wandel, door vereend Gebed en aanroepen des Heeren, mogen dienen tot bekeering van vele anderen, uit roomsche duisternissen. Zij is, inderdaad, een zendelingspost, te midden van een bolwerk der papisten. Zij bestaat niet uit familien, die, de kennis der Waarheid ontvangen hebbende, zich vereenigden; maar zij bestaat, voor twee derden misschien, uit arme zielen die allengs, door de Verkondiging, zijn opgewekt, en smaad en hoon in Christi Naam verkiezen boven de voordeelen der wereld. Hoewel reeds bij de 40 avondmaalsgangers tellende, is een groot gedeelte der hoorders des Woords nog wachtende op meerdere genade. Die gemeente werkt dus inderdaad, meer bijzonder, ten voordeele der zielen, welke door de Goddelijke Genade uit de duisternissen worden geroepen. De uitgaven zijn daardoor grooter dan ze wel kunnen gedragen worden - te meer nu, dat men een kapel heeft moeten bouwen. Lieve Broeder, geringe gaven zullen kostelijk zijn in de oogen des genadigen Heeren Jesu; zij zullen eene verkwikking zijn voor de harten dier Christenbroeders. Doet wat gij kunt; laat het die | |
[pagina 307]
| |
broeders niet aan de gelegenheid ontbreken, om den Heer te danken voor de Liefde welke Hij in uwe harten gelegd zal hebben. Wat gij verzamelen kunt, zend het of aan den Heer SchuijtGa naar voetnoot34 of aan den Heer Panchaud.Ga naar voetnoot35 Och dat de Heere met U, en met uw werk zij, en U krachtig ondersteune; dat uwe gemeente toeneme in Geestelijke wasdom, dat er vele zielen bijvallen. Donderdag avond hoop ik in de kapel te Brussel uwe broederlijke groete over te brengen aan de Gemeente, en daar zal Uwer en uwer Gemeente in gebede gedacht worden. De Heere Jesus, de Koning Zijner kerke, de Opperherder Zijner Gemeente zij met U en ons, Amen. Uw in den Heere genegen Ver Mehr | |
6. W.P. Tiddy, Breda 12 januari 1847Ook deze brief is in Nederland geschreven; maar Tiddy woonde te Brussel. De inhoud heeft nagenoeg geheel betrekking op omstandigheden in genoemde plaats. William Pascoe TiddyGa naar voetnoot36 werd 28 november 1810 te Truro (Cornwall) geboren als zoon van Thomas Tiddy en Suzannah Pascoe. De familienaam van zijn moeder werd zijn tweede voornaam, zoals in die tijd gebruikelijk in dit deel van Engeland. Tiddy werd in 1835 door één der grote tinsmelterijen van Cornwall uitgezonden naar Oostende. In zijn vrije tijd verspreidde hij exemplaren van het Nieuwe Testament en colporteerde hij de Bijbel. Deze activiteit leidde er toe dat de British and Foreign Bible Society (BFBS) hem aanstelde als agent in België. Hij heeft deze functie bekleed van augustus 1835 tot maart 1854. Tiddy bouwde in deze jaren een systeem van Bijbelcolportage op, dat België, Nederland en een deel van Duitsland omvatte. Daarnaast had hij de supervisie van het drukken van Bijbels en polemiseerde hij met de Rooms-Katholieke pers. Mede door zijn toe- | |
[pagina 308]
| |
doen werd in 1837 de Société Evangélique Belge opgericht; daarna - in 1851 - was hetzelfde het geval met de Eglise chrétienne missionnaire belge (de Belgische zendingskerk). Geliefde vriend en broeder U zult hierbij ingesloten de tijdschriften vinden die U ontbreken over 1846 en de nummers van de voorgaande jaren.Ga naar voetnoot39 Ik heb geen nieuwe abonnementen voor 1847 besteld, daar ik dacht dat U die niet wenst met het oog op uw aanstaand vertrek. Voor het geval dat U ze wilt hebben zal ik ze met het pakket van de volgende maand laten komen. | |
[pagina 309]
| |
U zult in het pakket twee PatriotsGa naar voetnoot40 vinden - het nummer van maandag bevat mijn artikel over de godsdienstvrijheid in Holland. Dat van donderdag de opmerkingen van de Redacteur - ik geloof dat beiden uw belangstelling hebben - U kunt ze laten zien aan Schuijt, ChabotGa naar voetnoot41 en aan Wormser, maar ik probeer niet er ophef van te maken. Ik ben zo zwart in de ogen van verscheidene van hen die ik lief heb dat ik er geen behoefte aan heb te proberen mij nog zwarter te maken. Ik zend U bovendien, in vertrouwen, een afschrift van een briefwisseling die wordt gevoerd tussen het Comité van de Société Evangélique en mijzelf. U kunt deze laten zien aan de vrienden die ik reeds noemde, maar ik publiceer de briefwisseling niet, want ik geloof dat als ik dat deed de geest van onverdraagzaamheid die het Comité toont, de steun van de vrienden in Holland zeer zou verzwakken. Het werk van de Société heeft steun nodig en is het waard maar zij die het besturen zijn volgens mij geheel onwaardig. Het zal mij een genoegen doen uw oordeel over de brief van het Comité te vernemen - het Comité beweert nu dat ik een niet te rechtvaardigen uitlegging over de draagwijdte van zijn besluiten heb gegeven. Ik heb indertijd uw goede brief ontvangen, die mij het grootste genoegen heeft verschaft. Ik heb gepreekt over de tekst waarover ik U heb gesproken. De rede heeft veel effect gehad en heeft aangezet tot meer gebed en het getuigenis van een grotere genegenheid.Ga naar voetnoot42 Ik heb U en de zaken van onze broeders in Holland ook genoemd in mijn rede en wij hebben vurig voor U gebeden - Moge de Heere onze gebeden verhoren die overeenkomstig zijn wil zijn. Het deed mij genoegen van Chabot te vernemen dat U die zondagavond hetzelfde onderwerp hebt behandeld en dat U ook voor ons hebt gebeden. Ik ben er zeker van dat de Heere het zal zegenen. Sindsdien ben ik gedurende twee weken in Engeland geweest en ik had het genoegen mijn moeder en mijn zuster te zien, ik had ze sinds verscheidene jaren niet gezien - ik heb ook de ellende leren kennen die er is in Engeland en in Ierland. Het is hartverscheurend genoeg. Het is nog erger dan in Holland.Ga naar voetnoot43 De oordelen Gods gaan met grote vaart over de aarde maar de wereld blijft doof en blind. Hij vult Zijn beker en het einde zal er weldra zijn. Dat wij gereed mogen zijn voor de verschijning van onze Heiland en dat Hij spoedig mag komen. Hebt U gehoord dat Panchaud Brussel zal verlaten om naar Zwitserland terug te keren?Ga naar voetnoot44 Hij is van plan in de maand juli te vertrekken. Er wordt een | |
[pagina 310]
| |
plaatsvervanger gezocht. Heel zijn werk en heel de zaak van de afscheidingGa naar voetnoot45 of liever van de aan tucht gewende Kerken is verloren gegaan door de lichtgeraaktheid en de naijver van de eigenliefde van Panchaud. Hij gelooft (naar men mij zegt) dat hij uiteindelijk niet de gave heeft Herder te zijn en hij is van plan geen beroep meer als zodanig te aanvaarden tenminste gedurende enige tijd. Ik denk hier te blijven tot vrijdagmorgen, voor het geval U mij wilt schrijven. Ik geloof dat ik mijn onkostennota voor de tijdschriften en de thee bij U heb achtergelaten. Als U haar mij kunt doen toekomen en het bedrag van de thee van...Ga naar voetnoot46 er bij voegt zult U mij het genoegen doen van mijn boeken te kunnen afsluiten. U kunt het geld hier naar toe zenden of het betalen aan van den Bom.Ga naar voetnoot47 Geloof mij uw geheel toegenegen W.P. Tiddy (P.S.) Kunt U niet een artikel over ‘de godsdienstige gezindten in Holland’ schrijven waarbij U de geschiedenis van alle denominaties geeft? De redacteur van de Patriot heeft mij beloofd zo'n artikel op te nemen. Schrijf het in het Frans; ik zal het vertalen.Ga naar voetnoot48 |
|