De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)
(1982)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 17
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een verklaring waarin Van Hall afscheid neemt als medewerker (november 1836).Ga naar voetnoot3 Al spoedig na 1834 ging Van Hall voor de rechtbanken de Afgescheidenen verdedigen.Ga naar voetnoot4 Behalve de Afgescheidenen te Amsterdam, Vuren, Gorinchem etc. verdedigde hij ds. H.J. Budding en anderen voor het hooggerechtshof te 's-Gravenhage naar aanleiding van de gebeurtenissen te Hilversum op 12 juni 1836.Ga naar voetnoot5
Op 29 juni 1836 scheiden Van Hall en zijn vrouw zich na zware strijd te Amsterdam af van de Hervormde kerk en voegen zich bij de Afgescheiden gemeente ter plaatse.Ga naar voetnoot6 Tengevolge van deze stap wordt het compagnonschap met mr. F.A. van Hall verbroken. Maurits en Suze verhuizen dan van de Keizersgracht te Amsterdam naar de Amsterdamsche Veerkade O no. 106 te 's-Gravenhage. Aldaar stellen zij hun huis open voor de samenkomsten der Afgescheidenen, hetgeen onder andere leidt tot enige veroordelende vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg in genoemde plaats.Ga naar voetnoot7
Vanaf de oprichting van het reeds bij herhaling genoemde tijdschrift De Reformatie - het eerste nummer verscheen begin 1837 - tot aan zijn overlijden, was Van Hall één van de medewerkers. Van zijn werkzaamheden die hiermee in verband staan, legt de nu volgende correspondentie menig getuigenis af.
Maurits van Hall had reeds in zijn jeugd - kort na zijn deelnemen aan de Tiendaagse veldtocht (1831) - te kampen met een zwakke gezondheid. Ook in zijn brieven bemerken we de langzame aftakeling van zijn leven door tuberculose. Hij sterft op 30-jarige leeftijd, nalatende een weduwe oud 22 jaar en drie kinderen; Maurits Cornelis, geboren 31 januari 1836; Johanna Justina, geboren 24 februari 1837 en Floris Adriaan, geboren 1 augustus 1838.
Al spoedig na het sterven van haar echtgenoot verhuist Suze naar Utrecht waar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij 27 januari 1844, op bijna 28-jarige leeftijd, overlijdt. Maurits van Hall ligt begraven op (Oud)Eik en Duinen te 's-Gravenhage.Ga naar voetnoot8 Het graf van Suze van Hall is op de Eerste algemene begraafplaats te Utrecht. Het wordt administratief omschreven als een grafkelder van de familie Van Schermbeek ‘rij 1, no. 17, Heuvel’.
Als het gezin Van Hall zich - zoals we zullen zien woensdag 7 september 1836 - te 's-Gravenhage vestigt, is aldaar nog geen Afgescheiden gemeente. Aangezien de notulen van deze kerk eerst aanvangen met 6 oktober 1842,Ga naar voetnoot9 mogen we zeggen dat de correspondentie Van Hall-Scholte een noodzakelijke aanvulling vormt voor het beschrijven van de geschiedenis van de eerste jaren van haar bestaan. Behalve over de in dit hoofdstuk genoemde brieven, beschikken we over de ‘Lijst der texten’ en over de notulen van de provinciale vergaderingen van Zuid-Holland gedurende de jaren 1836-1840.Ga naar voetnoot10 Wat de ‘Lijst der texten’ betreft, we vinden aangaande 's-Gravenhage het volgende.
Uit de beschikbare gegevens komt het volgende beeld naar voren. Hoewel J. van Golverdinge 8 februari 1837 werd gekozen tot ouderling, nam hij de bediening niet aan.Ga naar voetnoot12 Wèl werd ouderling Jacob Toet, schoenmaker, wonende te Scheveningen.Ga naar voetnoot13 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Hall werd op genoemde datum gekozen als diaken,Ga naar voetnoot14 evenals Fulps Lom, afkomstig van Heusden; laatsgenoemde werd reeds kort daarna - circa 25 maart 1837 - geschorst en verdwijnt dan enige weken later voorgoed uit ons gezichtsveld.Ga naar voetnoot15 Evenwel staat het tijdstip van de bevestiging van de eerste ambtsdragers niet geheel vast. Dr. F.L. Bos meent dat het ligt tussen 9 en 28 mei 1837. Wij lezen bij hem:Ga naar voetnoot16 ‘Eerst was Van Golverdinge tot ouderling en Van Hall tot diaken verkozen. Onder invloed van Ds. Buddingh bedankte eerstgenoemde voor zijn ouderlingschap. Van Hall kon zich daarin niet vinden en correspondeerde daarover met Ds. Buddingh; zie J.H. Gunning J. Hzn, (a.w.); blz 518-522. Blijkbaar werd J. Toet daarop in plaats van Van Golverdinge gekozen en bevestigd (door Ds. Scholte?). Daar de correspondentie van Van Hall met Buddingh over Van Golverdinge's verkiezing nog plaats had op 9 Mei, zal de bevestiging der ambtsdragers en daarmee de instituëring der gemeente eerst plaats gevonden hebben in de periode tusschen 9 en 28 Mei, waarschijnlijk op een door-de-weekschen dag’. Deze zaak is niet van belang ontbloot. Bij het ontbreken van de meeste oudste archiefstukken aangaande de Afgescheiden gemeente te 's-Gravenhage, kan door een analyse en aanvulling van bovenstaande gegevens wellicht de juiste datum van de instituëring worden bepaald, althans precieser worden benaderd. Wij menen namelijk, dat de situatie iets anders kan zijn geweest dan Bos, met hem ten dienste staande gegevens, heeft ondersteld. Het is niet onmogelijk, dat op woensdag 8 februari 1837 (zie hiervoor) Van Golverdinge en Toet zijn gekozen tot ouderling, Van Hall en Lom tot diaken.Ga naar voetnoot17 Toet, Van Hall en Lom namen hun benoeming aan, Van Golverdinge bedankte. Blijft dan de vraag: op welke datum zijn de eerstgenoemde drie bevestigd? Onze conclusie moet wezen: al spoedig na 8 februari 1837, zo niet op genoemde datum. Want reeds in de notulen van de provinciale vergadering van 14 maart 1837 wordt J. Toet ouderling (en niet ‘verkoren ouderling’ of ‘afgevaardigde’) van de gemeente te 's-Gravenhage c.a. genoemd en wordt deze kerk ingedeeld bij ‘de classe van 's-Gravenhage’.Ga naar voetnoot18 Hierbij komt, dat - zoals we in de hiernavolgende correspondentie zullen zien - Van Hall, gedateerd 20 februari 1837 aan Scholte schrijft over ‘de gemeente alhier’ en over enige activiteit van ‘de benoemde kerkeraadsleden’. Wij menen dat het als vaststaand moet worden aangenomen, dat de Afgescheiden gemeente te 's-Gravenhage 8 ferbruari 1837 door ds H.P. Scholte is geïnstitueerd, dat op die dag één ouderling en één diaken zijn bevestigd, en dat daarmee de weg vrij was - zoals we zagen - tot het voor de eerste maal bedienen van doop en avondmaal onder de Afgescheidenen te 's-Gravenhage en Scheveningen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na enige maanden rijzen er - zoals nader zal blijken - moeilijkheden ten aanzien van ouderling Toet. Circa 23 oktober 1837 wordt hij geschorst en gecensureerd.Ga naar voetnoot19 De gemeente is dan zonder ouderling. Daarna heeft korte tijd als ouderling gefungeerd zonder te zijn bevestigd J.J. Oosterling, gekomen van Rotterdam.Ga naar voetnoot20 Wij zagen reeds dat 7 maart 1838 twee (nieuwe) ambtsdragers worden bevestigd. Van Hall wordt van diaken ouderling en A. MontebaGa naar voetnoot21 wordt diaken. Van Hall is slechts ongeveer vijf maanden ouderling geweest. In deze korte tijd heeft hij de moeite gekend van zijn zware lichamelijke lijden, maar ook van allerlei verdeeldheden in zijn gemeente. Eind augustus 1838- Van Hall overleed naar wij zagen 15 augustus van dit jaar - en ook daarna is A. Monteba de enige ambtsdrager. De gemeente telt midden 1839 slechts 52 zielen, onder wie 21 kinderen. Monteba zegt op de provinciale vergadering, dat hij verlangt dat er een ouderling zal worden gekozen.Ga naar voetnoot22 In het jaar 1840 merken we in de provinciale notulen niets van het bestaan van de gemeente. Eerst in 1842 duikt zij als het ware weer op. Zij kiest in dit jaar tegen Scholte en voor het kerkverband, althans in meerderheid. De kerkeraad bestaat uit J. van Golverdinge, ouderling; J. van der Spek en T.J. Beeuwkes, diakenen. De groep-Scholte bestaat als een afzonderlijk geheel. Haar leiders: P. Hoogendoorn, A. Monteba en J. Toet.Ga naar voetnoot23
De brieven door A.M.C. van Hall aan Scholte geschreven omvatten het tijdvak 8 februari 1835 tot juli 1838. De brieven van Scholte aan Van Hall zijn geschreven in een kortere periode, namelijk van 23 juni 1836 tot 16 juli 1838. Voor het goed verstaan der zaken zullen wij enige hoofdzaken en fragmenten van brieven van Van Hall aan Budding invoegen, alsmede enige gedeelten van pennevruchten door Van Hall verzonden in zijn kwaliteit van ambtsdrager der gemeente te 's-Gravenhage. Aangezien het volgende een groot aantal stukken omvat - in totaal 199 - zullen wij behalve bij de eerste vijf brieven zowel van Van Hall als van Scholte, aanspraak en slot weglaten, aangezien beide elementen veelal dezelfde inhoud hebben. Slechts in bijzondere gevallen zullen wij van deze regel afwijken.
Tenslotte: vermoedelijk zijn de brieven van Scholte aan Maurits van Hall, na het overlijden van laatstgenoemde, door de weduwe Van Hall aan de schrijver geschonken. Op een andere wijze kan niet worden verklaard, hoe het komt dat deze collectie thans tot de ‘Scholte Papers’ behoort. Deze teruggave van de brieven na het overlijden van de geadresseerde aan de schrijver, was in de negentiende eeuw een meer voorkomend verschijnsel. Op de omslag die behoort bij de brieven van Maurits van Hall aan Scholte staat geschreven: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Letters from Van Hall. Grandfather Scholte's best friend 1835-1839’.Ga naar voetnoot24 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste Afgescheidenen te 's-Gravenhage en ScheveningenHet lijkt ons goed hier in te voegen een reconstructie van de lijst van de eerste Afgescheidenen in beide zojuist genoemde plaatsen, en wel over de jaren 1835 tot 1841/1842. Het archief van de Gereformeerde kerk te 's-Gravenhage is, voor wat betreft de vorige eeuw, in niet al te beste conditie.Ga naar voetnoot25 Erger is, dat er geen stukken van de eerste jaren (1836-1842) worden aangetroffen. De troebelen van de begintijd zijn hieraan ongetwijfeld, evenals op andere plaatsen, debet. Het oudste document bevat de notulen vanaf 6 oktober 1842. Het oudst-bewaarde lidmatenboek is vermoedelijk aangelegd kort na de komst van de eerste predikant ds. H. Joffers: 4 juni 1849; in ieder geval niet veel eerder. De berichten van 1839 gewagen van 52 lidmaten van de gemeente, onder wie 21 kinderen,Ga naar voetnoot26 dat wil zeggen 31 belijdende leden. Onderstaande gegevens zijn ontleend aan de Hervormde notulen en lidmatenregisters van 's-Gravenhage en Scheveningen,Ga naar voetnoot27 enige processen-verbaalGa naar voetnoot28 het oudste lidmatenboek van de Afgescheiden gemeente (van circa 1849).Ga naar voetnoot29 alsmede aan vermeldingen in de brieven van de hoofdstukken 17-20. De gegeven reconstructie zal ongetwijfeld onvolkomenheden vertonen, in de zin dat niet alle namen konden worden achterhaald (bijvoorbeeld van de kinderen en van personen die zich niet te 's-Gravenhage afscheidden),Ga naar voetnoot30 maar wat hieronder is vermeld, kan als vaststaand worden beschouwd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Van Hall,Ga naar voetnoot31 Amsterdam 8 februari 1835Als Maurits van Hall deze eerste brief - of eerste van de bewaarde brieven - aan Scholte schrijft, is deze reeds, namelijk 10 december 1834, afgezet als Hervormd predikant van Doeveren, Genderen en Gansoyen. Zeer waarde broeder in onzen Heer! Dadelijk na den ontvangst van uwe heb ik mijn werk van de bewuste certificaten gemaakt en ook van Prof. van Lennep dat, waarvan copy hier ingesloten is, ontvangen. Het origineel zal ik te gelijk met eenige boeken van dat allooyGa naar voetnoot37 waarvan gij schrijft en eene geleidende missive over uwe zaak zelve maar aan Potter van Loon zenden. Hoe vindt gij het inleggende van da Costa? Hij is bereid dat anders in te richten quoad formamGa naar voetnoot38 zoo gij verkiest. Ik heb het daarom nog onder mij behouden. Koenen schreef aan Clarisse maar kreeg een weifelend schroomvallig en tenslotte weigerachtig antwoord, omdat Prof. vreest den schijn te hebben van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met u eens te zijn! Zo heeft in dit geval de humaniteit van een litteratorGa naar voetnoot39 eerlijker en opregter gevolg gehad, dan die ongelukkige Demi-neologie op den theologant kon uitwerken.Ga naar voetnoot40 Zulke menschen zijn te beklagen. Altoos blijf ik van gevoelen dat geen regtsgeleerde u krachtens art. 201, 202 kan of mag veroordeelen. Wat de partijzucht uitwerken kan weet niemand. Ronduit verklaar ik niet te begrijpen welke die staats-regtelijke gronden in uw nadeel zijn waarvan P. van Loon schrijftGa naar voetnoot41 Het daarstellen van deze of geene kerkelijke reglementen is in een land waar kerk en staat gescheiden zijn niet de daad (acte) van het Gouvernement, maar van het kerkgenootschap. Daar komt bij eene toelating, een exequaturGa naar voetnoot42 van het Gouvernement, even als bij de oprigting van sommige maatschappijen, meer niet! Over een en ander hoop ik aan confrère v. Loon breed te schrijven. Hartelijk verheugt het mij dat de Heere zoo veel goeds onder uwe gemeente werken wil en ben overtuigd, dat alles, ook dit, tot uitbreiding van zijn koninkrijk zal medewerken. Zeer verlang ik te vernemen, wat het Gouvernement ter zake van de ontruiming der pastory doen zal, vooral omdat mij uit 's 's Hage een gerucht ter oore kwam, dat niet de regterlijke macht maar eenvoudig de policie (ondersteund des noods) u de pastory zou doen ontruimen. Schrijf mij dit eens, en beschik over mij waar gij mij nodig hebt. De broedersGa naar voetnoot43 groeten u hartelijk. Geloof mij in haast, maar hartelijk uwen vriend en broeder A.M.C. van Hall
P.S. Ik schreef aan HogendorpGa naar voetnoot43a en kreeg een spoedig antwoord over uwe zaken, waaruit bleek dan wij zeer van gevoelen verschillen over die quaestie ter zake van de kerke-goederen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Van Hall, Amsterdam 11 april 1835Waarde broeder en vriend! Met gevoel van leedwezen en verontwaardiging vernam ik door uw zwagerGa naar voetnoot44 de laatste gebeurtenissen te Genderen, en de geweldige maatregelen tegen ul. genomen.Ga naar voetnoot45 Zijt gij niet voornemens of liever zijn de met inquartiering | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overkropte leden uwer gemeente niet voornemens zich deswegens aan de Koning te wenden en bij gebreke van voldoening en bij voortzetting van de geweld(d)adige indringing in huizen tot de regtbanken? Met het eerste moest men dunkt mij, maar vooral dadelijk beginnen. De ziekte van u en uwe lieve vrouw trof ons zeer als mede de betuiging van het weinige vertrouwen dat Hogendorp in Potter van Loon schijnt te stellen. Ofschoon ik mede hem niet kan beschouwen als iemand van uitstekende bekwaamheden, geloof ik echter dat zijne ijver en bereidwilligheid ten dien opzichte veel vergoeden.Ga naar voetnoot46 Hoe het zij, ik heb hem geschreven ten einde eens uittevorschen hoe hij over uwe verdediging te Groningen denkt.Ga naar voetnoot47 Wat mij betreft, zoo gij geenen bekwamen verdediger...Ga naar voetnoot48 vinden kunt ben ik nog altoos bereid om uw mijn ministerie te leenen, maar niet dan in geval zulks nodig is vermits er te dien opzigte twee gewichtige zwarigheden in den weg staan. De eene mij persoonlijk betreffende is, dat mijn huwelijk op 1 Mei bepaald is. De andere deze dat de overkomst van eenen vreemden advokaat over zoo verre te Groningen, uwe defensie meer opzienbarend dan mijns inziens gelukkig kan doen zijn. In alle geval zal hier veel van de decisie van Potter v. Loon zelven afhangen. Over het personeel van de advokaten aldaar hoop ik morgen van mijnen Groningschen broederGa naar voetnoot49 die juist overkomt eenige berigten te ontvangen. God zij met u waarde broeder in de moeilijke strijd waarin gij u bevind. Mogten wij van Hem afhankelijk op de leidingen van den Geest gelaten en geduldig acht slaan. Mogt ook uwe daad door Hem tot zegen van de kerk gewend worden! In zulke omstandigheden vooral gaat de duivel om als eene briesschende leeuw. Geve God ons om zijns Zoons wille te waken tegen den verleider. Groet de broeders van A.M.C. van Hall | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Van Hall en H.S. van Schermbeek, Utrecht 15 april 1835Den Weleerwaarden Heere H.P. Scholte te Genderen
Weleerwaarde Heer Wij hebben de eer UWel-Eerwaarde kennis te geven, dat wij onder inwachting van den Goddelijken zegen, voornemens zijn ons met elkander door het Huwelijk te verbinden, en dat de eerste afkondigingen daarvan zullen geschieden op den 19den April aanstaande. Overtuigd van de belangstelling van UWel-Eerwaarde in deze voor ons zoo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelukkige gebeurtenis, blijven wij met hoogachting en vriendschap, Weleerwaarde Heer!
U Wel-Ed.Dw. Dienaar en Dienaresse A.M.C. van Hall H.S. van Schermbeek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Van Hall, Amsterdam 28 juli 1835Waarde vriend en broeder! Dadelijk na de ontvangst van uwe letteren heb ik het daartoe vervatte verzoek om mijn patrociniumGa naar voetnoot50 aan de vervolgde gemeente van Vuren en Dalem te leenen, ernstig en zoo ik hoop biddend overwogen. Mijn antwoord is kort en zakelijk dat ik het met veel genoegen en onder afbidding van 's Heeren hulp en bijstand op mij neem, en dierhalven aanstaande Vrijdag op den middag te Gorinchem hoop te zijn. Ik hoop u en de uwen aldaar 's middags te spreken, want ik wenschte dan diezelfde avond naar Tiel te gaan, omdat wanneer een advokaat pleit op eene plaats hem geheel vreemd, hij zich ordens en wetshalve bij den President der Regtbank eerst dient bekend te maken, ten einde alle reden tot weigering eens vooral te coupeeren.Ga naar voetnoot51 Wat de zaak zelve betreft, die is mijns inziens juridisch bij eenen onpartijdigen regter onverliesbaar.Ga naar voetnoot52 - Met een woord sprak ik er nog over met mijnen oudsten broeder, die een zeer verlicht en eerlijk rechtsgeleerde, en als natuurlijk mensch helaas geheel onpartijdig is. Ook deze deelde in mijn gevoelen. Ofschoon nog zeer zwak en sukkelende van gezondheidGa naar voetnoot53 twijfel ik niet of de Heere zal mij de nodige krachten verleenen. Vaar van harte wel. Groet uwe vrouw en de uwen. Geloof mij
uwen liefhebbenden A.M.C. van Hall
P.S. Het spreekt van zelve, dat ik als advokaat van de mij onbekende cliënten, die ik slechts op een legale wijze wensch te verdedigen, alle onderwerping aan de bestaande magt en vermijding van oproerigen schijn mag verwachten. Ik gruw daarvan zoo zeer, dat ik op het zien van iets dergelijks mij zou meenen te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeten onttrekken. Gij zult deze opmerking wel aan geen mistrouwen in u, maar veeleer aan mijne zucht om in eene goede zaak kwade middelen bij ligt verleidbare menschen tegen te gaan, willen toeschrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Van Hall, Amsterdam 29 juli 1835Waarde vriend en broeder! Daar het mij bij nader inzien volstrekt noodzakelijk voorkomt, dat ik ten minsten den avond van Vrijdag te Tiel doorbreng, ten einde de opgemaakte proces verbalen en andere processale stukken eens na te zien, zoo is mijn voornemen eenvoudig langs den kortsten weg van hier te gaan en dus Gorkum niet aan te doen. Aangenaam zal het mij zijn of u zoo dit niet kan, iemand van de beschuldigden, die in staat zij mij eenige inlichtingen omtrent den preciese van het gebeurde te geven, te Tiel te vinden. Waarschijnlijk kom ik met de diligence, die ten 11 uure uit Utrecht vertrekt en zal maar in het voornaamste logement afstappen, alwaar wij elkander dan kunnen vinden. Indien een of eenigen der beschuldigden niet mogten kunnen komen laat hun dan een onderhandsch procuratietje op mij tekenen, volgens het model dat hier nevens gaat, en zoo er nog tijd toe is, laat dan ook s.v.p. de registratie daarvan bezorgen. Wees intusschen van harte aanbevolen in de hoede van Hem, die meer dan aardsche gerechtigheid schenkt. Geloof mij in haast uwen A.M.C. van Hall | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Van Hall, Amsterdam 6 augustus 1835Ik haast mij u te melden, dat ik van GeytenbeekGa naar voetnoot54 zoo even het berigt ontvang, dat gij en de overige beklaagden zijt gecondemneerd tot ƒ 60,- boete wegens onwettige vereeniging. Die uitslag was niet geheel onverwacht, maar doet mij tog leed. Daar ik uit het schrijven van Geytenbeek moet opmaken, dat hij mijn mandaat om dadelijk appel te doen aantekenen niet heeft begrepen of vergeten, geef ik u in bedenking of gij dat appel niet zelve zoudt gaan bezorgen ter griffie van de regtbank te Tiel. Gij kunt u dan voorzien van eene procuratie der overige beklaagden om hetzelfde voor hun te doen. Maar vergeet vooral niet dat laatste stuk vooraf te doen registreeren. Het vonnis moet zeer geëxtendeerdGa naar voetnoot55 zijn. Ik verlang het te lezen, maar heb nog geene copy ontvangen.
N.B. Het appel moet binnen 8 dagen na de condemnatie geschieden: er is dus wel eenigsints haast bij het werk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Van Hall, Amsterdam 8 augustus 1835De brief die ik eergisteren aan u schreef, strekt gedeeltelijk tot beantwoording van de uwe van 6 Augustus. Wat het appel betreft blijf ik het altoos van belang rekenen, dat dit door u of door iemand van de vrienden bewerkstelligd wordt, omdat Geytenbeek als Procureur dit wel kan doen, maar dat men niet weet of hij, van den beginne af aan in de zaak niet gekend zijnde, en wellicht daartegen ingenomen, de tijd zou laten verstrijken. Wat den vorm betreft dienaangaande is voor u niets bijzonders in acht te nemen; het is daarmede zoo als met de overigen, eenvoudig de verklaring dat men appelleert, hetgeen ter Griffie, of in persoon, of per procureur òf per zaakgelastigde moet verklaard worden. Ik sluit deze in eene brief aan vriend Hasselman, die mij op eene vervolging te Gorinchem voorbereid(t).Ga naar voetnoot56 Ofschoon zeer veel aan mijne borst souffreerende hoop ik ter zijner tijd daartoe in staat te zijn. Terwijl de vervolging voortgaat mogen wij wel dubbel voorzichtig zijn die niet uittelokken. Wat mij betreft, hetgeen mij tegen de scheiding doet zijn, is juist, dat men zich uit de lijdende, in eene active toestand verplaatst heeft, en niet uitgeworpen maar uitgegaan is. Daarom meen ik meer dan ooit te moeten wachten en mag de afgescheidenen als broeder waarschuwen om ook in hunne omstandigheden te wachten. Groet uwe huisvrouw... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Van Hall, Amsterdam 9 augustus 1835Gij hebt geen request de gronden van het appel inhoudende nodig. Dit is geheel en al facultatief...Ga naar voetnoot57 zegt Art. 204, Instr.Crim. Het wordt gewoonlijk wanneer de beklaagde appelleert niet ingediend, omdat het nergens toe dient dan om de partij met gronden bekend te maken, die hij dan op zijn gemak kan wederleggenGa naar voetnoot58 - Ik voor mij heb nog nimmer door eenen practizijn alhier of elders dat rekwest vooraf zien indienen; maar integendeel ben ik altoos met die moyensGa naar voetnoot59 eerst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor den dag gekomen als de zaak in appel voor de regtbank dient. De declaratie dat men appelleert is dus genoeg, en na dat gedaan te hebben wacht gij gerust de dagvaarding voor het appel af. - Wat de tien dagen betreft, daarin hebt gij in zekeren zin gelijk, maar wij zijn gewoon van acht dagen te spreken omdat het slechts acht vrije dagen zijn, dewijl de dag van pronunciatie, en de laatste dag daaronder begrepen is. Uw plan om zelve naar Tiel te gaan, vind ik zoo als gij uit mijne vorige ziet, uitmuntend. De Heere leide u in de veele moeilijkheden, waarin gij u bevind! Hij zij uw vaste steun, en beware u in zijne hoede. - Ik heb een afschrift van het vonnis, waarvan de gronden zeer nietig zijn ontvangen. Wanneer het overgeschreven zal zijn zend ik u hetzelve toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. Van Hall, Utrecht 22 augustus 1835Het begint tijd te worden, dat wij eens bedaardelijk over het appel naar Arnhem beginnen te denken, en wie aldaar voor u zal optreden. Mij dunkt, dat het nog al van belang is, dat gij aldaar eene eenigsints invloed hebbende voorspraak hebt en daar ik gehoord heb, dat de advokaat de KempenaerGa naar voetnoot60 aldaar wellicht niet ongenegen zoude zijn om zich met uwe zaak te belasten, meen ik u dien te moeten aanbevelen wegens kunde en maatschappelijke braafheid. Wat mij betreft, daar ik van de geneigdheid van d.K. om uwe zaak te bepleiten meen overtuigd te zijn, ik zou niet gaarne te Arnhem wederom voor u optreden, daar zulks in eene stad waar zoo vele advokaten zijn altoos iets zeer odieus heeft. Wees dus zo goed nog eens te schrijven hoe gij er over denkt, opdat ik casu quo aan de Kempenaer over de zaak van de Vurensche gemeente kan schrijven. Met verontwaardiging las ik onlangs eene circulaire van den Gouverneur van Gelderland, waarbij alle de bijeenkomsten waar gij of de Cock aanleiding toe zoudt geven als gevaarlijk beschouwd worden.Ga naar voetnoot61 Denkt gij daartegen niets te doen? Vaarwel. Na aanstaande maandag ben ik weder te Amsterdam zoo de Heere wil. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. Van Hall, Amsterdam 8 september 1835Ook ik had aan BegramGa naar voetnoot62 uitstel gevraagd, daar ik het hier boven alle bedenking drok heb deze week, maar heb tot antwoord bekomen, dat daar alle de getuigen enz. reeds gedagvaard waren, dat uitstel niet mogelijk is. Ik vrees dus, dat ook gij een refus zult lijden. - Mijne gezondheid is tot dus verre redelijk en ik hoop dus ook wederom voor Welle en is het noodGa naar voetnoot63 voor de overigen con amore te pleiten.Ga naar voetnoot64 Het springt in de oogen, dat art. 294Ga naar voetnoot65 op het gebeurde niet toepasselijk is. Wat de predikingen in het open veld betreft ik geloof dat bij wege van veiligheidsmaatregel de policie die zou mogen uit een drijven, mits niet op zulk een onnodig geweld(d)adige wijze als te Gameren.Ga naar voetnoot66 Afgescheiden van alle burgerlijke wetsbepalingen, moet ik echter bekennen, dat het prediken in de opene lucht mij niet aanstaat, daar het onnodige onrust en opzien verwekt. - Zoo de scheiding uit God is, dan zal zij zich ook zonder die bewegingen uitbreiden. - Ook geeft men door dat gedurig op verschillende plaatsen prediken, en de gevolgen daaruit ontstaan, aan de Regeering gelegendheid om eene erkenning, waartoe zij verpligt is, om specieuzeGa naar voetnoot67 redenen te weigeren. Het is niet door vrees in te boezemen, maar door regt en waarheid in zijn voordeel in te roepen dat de zaak van Christus door zijne dienaren behoort bevorderd te worden. Hierover intusschen nog wel eens nader. Welk verschil er ook zijn moge omtrent deze punten, in Christus mag ik mij steeds met u vereenigd voelen.
P.S. Ook ik heb van de Kempenaer nog geen antwoord, maar maak daaruit op dat hij zich met de zaak chargeert.Ga naar voetnoot68 Ik schrijf hem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11. Van Hall, Amsterdam 2 oktober 1835Bij leven en welzijn hoop ik op Zaturdag den 10den October wederom te Arnhem te zijn, ten einde ook in appel de zaak der vervolgde diakenen en ouderlingen te verdedigen. Ik zend u hiernevens eene model procuratie om door de belanghebbenden te doen tekenen (ieder afzonderlijk wel te verstaan) en ik verwacht dat gij die met de dagvaardigingen der beklaagden medebrengt. - Wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mij betreft ik hoop Vrijdag morgen met de diligence van Van Gend en Loos ten 8 uure van hier te gaan en dus ten twaalf uur van Utrecht te gaan, waar wij ons dunkt mij zouden kunnen ontmoeten, indien gij metde diligence die ten 8 uure uit Gorinchem gaat vertrekken wilt. Te Arnhem hoop ik te logeeren in het Zwijnshoofd. Hiernevens het deel van de Archives 1827Ga naar voetnoot69, waaruit ik te Gorinchem reeds gepleit heb. Wees zoo goed, dat met het deel van 1826, dat ik vergeefsch getracht heb te krijgen en gaarne eens inzag te Arnhem mede te brengen.- Wat het uitstel te Gorinchem betreft dat is zeer gewoon; de wet zegt op de eerste audientie op zijn laatst moet het vonnis worden uitgesproken, maar men klemt dat, door b.v. op de naaste regtsdag, indien men nog niet gereed is, eene civiele zitting te houden. - De beklaagden behoeven zelve niet te verschijnen. Wat de cassatieGa naar voetnoot70 betreft, deze heeft volgens stellige informatie van Haagsche practizijns, van correctioneele appellen nog nimmer plaats gehad; zij is echter volgens art. 20 van het besluit van December 1813Ga naar voetnoot71 even stellig mijns inziens geoorloofd; wij zullen dus in geval van verlies voor de aantekening ter griffie in alle geval zorgen. - Eergisteren kwamen hier bij mij de Heeren Smit, Roozendaal enz. van Zwolle,Ga naar voetnoot72 met verzoek om in de volkomen met de uwe gelijksoortige zaak te Zwolle in appel, voor de Cock c.s. aanhangig eene memorie op te stellen, hetgeen ik op mij heb genomen. De memorie zal door een der.Ga naar voetnoot73 Gij ziet, dat ik vrij wat werkzaamheid met deze zaken heb en onder eene menigte andere beroepsbezigheden, valt het mij soms wel moeilijk. Maar ook mijne gezondheid is vrij wat beter als voorheen. Hiernevens gaat ook het vonnis van Tiel. Groet uwe lieve vrouw hartelijk van mij. Te Arnhem hoop ik u nader over de quaestie der kerkengoederen te spreken.Ga naar voetnoot74 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12. Van Hall aan Budding, Amsterdam 18 oktober 1835Ga naar voetnoot75Als Van Hall deze brief schrijft, heeft ook Budding zich nog niet bij de Afgescheidenen gevoegd. Van Hall schrijft: ‘Zelf niet afgescheiden zijnde, en deze daad om godsdienstige redenen afkeurende...’ Uit het vervolg van de brief zien we dat Van Hall in dit stadium nog ver van het zich-afscheiden verwijderd is. ‘Intusschen sta ik voor mij vast in het geloof dat ik mij van de vervallene kerk niet scheiden mag, omdat ik meen op Hem te mogen vertrouwen, die ook in dorre beenderen leven wekt en op stellige wijze het teeken geeft, wanneer Hij zoo iets gewichtigs als een uitgang wil gedaan hebben, omdat wij niet meer zoo uitsluitend (als ten tijde van Luther) tegenover de Roomsche hierarchie den strijd hebbende, veel minder aan de stricte handhaving der formulieren hebben, vermits tegen het algemeen heerschend ongeloof niet deze, maar het Woord Gods alleen ons wapen zijn moet. Zoo zij het dan als Christenen ons hartelijk verlangen en gedurig gebed, dat ook de uitwendige kerk door zuiverheid van leer en sacramentsbediening bloeien moge, maar zelven door daadwerkelijke scheiding van een bestaand kerkbestuur, door de keuze van andere ouderlingen en diakenen, door de verkiezing van andere leeraren uit een afgezonderd getal, die scheiding te willen bevorderlijk zijn, zou te veel vermeten zijn. Christus zelve zuivert zijnen dorschvloer; waar menschen daartoe noodig zijn, zal Hij kenbare leidingen schenken, maar dáár zal dan ook geen twijfel zijn of de uitgang is uit Hem’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13. Van Hall, Amsterdam 21 oktober 1835Ik verneem van (Van) Rappard,Ga naar voetnoot76 dat het appel in de zaak contra Hartog, NieuwenhuizenGa naar voetnoot77 enz. aanstaande Zaturdag voor de RegtbankGa naar voetnoot78 dienen zal. Dit is immers dezelfde zaak, waarover wij spraken, en waaromtrent ik dus de KempenaerGa naar voetnoot79 aan zijn woord kan houden? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Rappard zal de vonnissen niet ter executie leggen, zoodra hem gebleken zal zijn, dat het request tot gratie is gepresenteerd,Ga naar voetnoot80 en ter fine van consideratie in zijne handen is gesteld. Laat ons dus vooral voortgang daarmede maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14. Van Hall, Amsterdam 26 oktober 1835De Kempenaer heeft gisterenGa naar voetnoot81 wederom met een slecht succes voor Nieuwenhuizen en Walraven gepleit. Het vonnis is eenvoudig geconformeerd. Het is mij echter aangenaam te denken, dat er zich wederom eene stem ten behoeve der beklaagden verheven heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15. Van Hall, Amsterdam 7 november 1835Ik zou u altoos raden te Middelburg eenen Procureur te nemen, ten einde den persoon van Sprang te vertegenwoordigen.Ga naar voetnoot82 Ofschoon naar strict regt, iemand met eene eenvoudige procuratie voorzien niet zou mogen geweigerd worden, wordt deswegens wel eens zwarigheid gemaakt. Hiernevens gaat mijn pleijdooij, waarin gij p. 34 en 35, het geen ik uit de Romeinsche regtsgeleerden over de collegia illicita gepleit heb vinden zult.Ga naar voetnoot83 Ook de copij uit de Archives gaat hiernevens in dank terug.Ga naar voetnoot84 Naar ik verneem zal ook de zaak spoedig te 's Hage dienen.Ga naar voetnoot85 Ik ben met GefkenGa naar voetnoot86 afgesproken dat hij WintgensGa naar voetnoot87 of Donker CurtiusGa naar voetnoot88 vragen zou om de zaak met hem te behandelen. Gij zult wel zorgen dat zoodra er dagvaardingen komen, ik daarvan kennis draag. Zeer verlang ik den uitslag zoo wel te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middelburg als te 's Hage (te) vernemen. Hier sprak ik l.l. week Groen v. Prinsterer, die zeer met het regt der zaak is ingenomen. Naar ik verneem is ul. rekwestGa naar voetnoot89 om hier een locaal te mogen inrichten, door Z.M. in handen van den Burgemeester gesteld voor consideratie en advys, die daarover de raad heeft geraadpleegd. Deze laatste heeft bijna unaniem gunstig geadvyseerd. Wat de scheiding zelve betreft, even opregt als gij mij uw gevoelen omtrent mijn bestaanGa naar voetnoot90 dienaangaande mededeeld, even openhartig moet ik antwoorden, dat ik mij daarmede niet kan vereenigen. Het Woord Gods zegt mij omtrent deze scheiding: Wacht, en ik kan u verzekeren, dat ik niet twijfel te moeten blijven waar ik ben.- Groet alle vrienden en broeders s.v.p., vooral ook het huisgezin van Hasselman en Hasselman zelven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16. Van Hall, Amsterdam 17 november 1835Ik ben onderhands verwittigd dat de voornaamste zwarigheden tegen het fiatteeren der requesten tot gratieGa naar voetnoot91 daarin bestaat, dat er niet bij is te kennen gegeven, dat men voorlopig zou ophouden te prediken. Hoe zoudt gij er over denken u op nieuw (de bedreigde executie geeft daar toe weder gelegendheid) te rekwestreeren en daarbij te kennen te geven, dat men voorlopig en in afwachting van eene spoedige toelating, niet met meer dan twintig zou bijeenkomen? Ik geloof, dat zulks niet alleen in het belang der gratie, maar ook vooral in het belang der erkenning zou zijn, die zoo als ik hoor, (maar conditioneel) aanstaande is.Ga naar voetnoot92 Waarschjnlijk zult gij van Hasselman vernomen hebben dat Donker Curtius en Gefken voor de gescheidenen zullen pleiten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17. Van Hall, Amsterdam 27 december 1835De inhoud van onderstaande brief heeft betrekking op de rechtzaak tegen Scholte en enige Afgescheidenen te Oud-Loosdrecht. De zittingen van de rechtbank van eerste aanleg te Utrecht inzake dit proces werden gehouden op 29 en 30 december 1835. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In hoger beroep te Amsterdam op 21 april daaraanvolgende werden alle beklaagden echter vrijgesproken.Ga naar voetnoot93 Ook de Utrechtsche advokaten weigeren ons wederom hun patrocinium. Daarin en in eene samenloop van andere omstandigheden zie ik duidelijk dat het wederom mijne weg is voor de gescheidenen te pleiten. Ik zal zoo de Heere wil morgen avond laat te Utrecht komen. Wij zien elkander voor de regtbank, of zoo het nodig is malkander vroeger te spreken, konden wij elkaar vroeger bezoeken. Ik logeer bij Mevr. v. SchermbeekGa naar voetnoot94 op de Breestraat. In haast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18. Van Hall, Amsterdam 22 januari 1836Bij de rechtbank te Utrecht wordt inzake het Loosdrechtse vonnis appel aangetekend via de procureur van Leeuwen.Ga naar voetnoot95 Maar inmiddels is er te Amsterdam een ander beroep aanhangig gemaakt. De subsituut-officier van justitie Jhr. mr. D. Rutgers van Rozenburg (1794-1857) weigert echter, op grond van gewetensbezwaren deze zaak in behandeling te nemen. Daarop gaat de procureur crimineel in Noord-Holland en Utrecht mr. P.W. Provo Kluit (1773-1851) zich met dit appel bezighouden. Ik schrijf u deze in eene zeer onaangename positie, daar kramp op de borst mij bijna den ademtocht beneemt. Heb dank intusschen voor uwe welwillende letteren en verschoon mij zoo de beantwoording van eenen zieken onvolledig is. Ingesloten ontvangt gij een procuratie op van Leeuwen, die ik u verzoek terstond na de tekening slechts aan zijn adres te Utrecht te zenden. Te Utrecht wil de regtbank altoos eene procuratie, zelfs van den Procureur die het appel aantekent, hetgeen volgens de wet eigenlijk niet nodig is. Maar baat het niet, het schaadt ook niet. Ook aan onze Loosdrechtsche vrienden heb ik een diergelijk stuk ter tekening gezonden. Van Leeuwen heeft mij beloofd alles te zullen bezorgen. De Regtbank te U(trecht) heeft ten opzichte van u en de ouderlingen en diakenen hoofdzakelijk 's Hofs systhema gevolgd, maar uitdrukkelijk bij hare considerantia geconstateerd, dat er niets wanordelijks of onzedelijks bij de bijeenkomsten van het nieuwe kerkgenootschap(?) was voorgevallen, en op dien grond u slechts in ƒ 25,-, de drie eerste beklaagden tot betaling van ƒ 8,- gecondemneerd. De drie eerste beklaagden zijn vrijgesproken op grond dat zij slechts gebeden en het woord gevoerd hadden in de vergaderingen, en dat volgens onze grondwet niet alleen de godsd(ienstige) begrippen vrij zijn, maar ook de mededeeling daarvan. De Arnhemsche zaakGa naar voetnoot96 is uitgesteld tot in het laatst van Maart en zulks omdat de Subst.Officier Rutgers v. Rozenburg die gewoonlijk deze appel zaken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behandeld, deze zaak niet heeft willen op zich nemen, daar zijn geweten hem zulks verbood. Nu zal de Procureur Crimineel Provo Kluit zulks zelve doen, maar heeft het uitgesteld om de Assises.Ga naar voetnoot97 Ik had aan Br(ummelkamp) geschreven om die vrouwGa naar voetnoot98 eene procuratie op mij te doen tekenen, maar heb nog niets ontvangen. Een adres aan de Staten Generaal zou mij nu nog te voorbarig voorkomen. Mij dunkt dat daarmede kan gewacht worden tot den afloop der onderhandelingen over ul. kerkordening.Ga naar voetnoot99 Het geen gij mij van Dom. van Rhee schrijft trof mij zeer.Ga naar voetnoot100 Zoo in iemand, dan meende ik in hem geenen huigchelaar te kennen. Da Costa heeft mij verzocht u zijne hartelijke groete te brengen. Vaarwel. De Heere zij met u in alles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19. Van Hall, Amsterdam 29 maart 1836Ik ben met den Officier der RegtbankGa naar voetnoot101 geconvenieerd, dat gij u zoudt laten brengen aan den achterdeur van het stadhuis op de Achterburgwal, die welke het meest aan de zijde der Hoogstraat is. Zijn ed. zal zorgen dat die deur, welke anders toe is, dadelijk voor u wordt opengedaan. Daar de Dienders, deurwaarders enz. niet voor 10 uur aan het locaal komen zou ik u raden dat gij er ten 10¼ uur kwaamt. Hoe gaat het met uwe gezondheid? Hebt gij ook iets gehoord of de overige appellanten zelve komen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20. Van Hall, Amsterdam 23 juni 1836Hiernevens de stukken, waarover wij gisteren avond spraken, en ook het bewuste de Wed.ZeeltGa naar voetnoot102 betreffende. Ten opzichte van mijne betrekking tot het laatste, meen ik u te moeten zeggen, dat de practizijn van den magnetiseur MeyerGa naar voetnoot103 (en die ben ik gelukkig niet) zich daarover tot mij heeft gewend, mijn bemiddeling inroepende, zoodat ik geene verpligting om tegen haar als advokaat te dienen op mij nam. Verzoeke een en ander bij gelegendheid terug. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik ben in veele en zware strijd, maar de Heer zal uitkomst geven.Ga naar voetnoot104 Vleesch en bloed trilt onder de kruisiging. Mijne arme vrouw heeft het wellicht nog moeilijker dan ik. Bidden wij tot den Machtigen Jacobs! Groet de uwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21. ScholteGa naar voetnoot105, Amsterdam 23 juni 1836In deze eerste brief van Scholte aan Van Hall is sprake van een op handen-zijnd proces voor de Gorcumse rechtbank. Scholte had op 22 mei 1836 te Oud-Loosdrecht gepreekt ten huize van P.H. Reijmerink alsmede op 29 mei en 5 juni daaraanvolgende in de boerderij van G. Lekkerkerk de Hoop te Willige Langerak. Eigenlijk hoorden deze zaken thuis bij de rechtbank te Utrecht (waarna in appel te Amsterdam wel vrijspraak zou volgen), maar alle beklaagden werden getrokken voor die te Gorinchem, aangezien hun daden werden verbonden aan die van beklaagde Scholte, die tijdens ‘zijne dagvaarding... was gedomicilieerd binnen Gorinchem’. Het vonnis werd 13 juli 1836 uitgesproken.Ga naar voetnoot106 Waarde Vriend en Broeder in Christo! Ik had gehoopt heden Mevr. Zeelt te spreken, doch zij is niet in de stad gekomen; ik heb zoo veel oponthoud gehad dat het mij ondoenlijk was bij u te komen zoo als ik gewenscht had. Zoo ik eenigsints kan hoop ik Zaturdag weer in de stad te koomen; dan kom ik zonder verhindering nog bij u. Zoo men mij te Utrecht nog kan dagvaarden:Ga naar voetnoot107 er zij twee zaken waarover ik te Gorcum geroepen ben - van Loosdrecht 22 Mei en van Willige Langerak 29 Mei en 5 Juny ten huize van G. Lekkerkerk de Hoop. Ik hoop u Zaturdag de papieren te restitueren. De strijd waarin gij verkeert, kan nog wel heviger worden doch wanneer de strijd is doorgeworsteld zult gij ook wel weten wie u heeft doorgeholpen. Jacob droeg het merkteken der worsteling in zijne verwrikte heup gedurende geheel zijn leven op aard,Ga naar voetnoot108 doch hij (behield) daaruit ook de gedurige herinnering dat zijn naam genoemd was Israël en dat hij zich vorstelijk gedragen had met God. De overste Leijdsman en Voleinder des Geloofs Jezus Christus in de plaatse van Zijn volk lijdende en strijdende heeft de overwinning van Zijn volk verzekerd en deeze in zware strijd zijnde bad te ernstiger; de Psalm ‘uit de diepte roep ik tot U’, komt ons in zulke omstandigheden zeker niet onbekend voor. De Heere God zal ook voor uwe vrouw zorgen hoewel ik iets meen te kunnen gevoelen van het pijnlijke voor u bij de gedachte dat gij door uwe handelingen haar eenigsints in lijden zoudt kunnen brengen. De Almachtige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterke u tot den einde. Groet uwe vrouw, ook van de mijne. TT H.P. Scholte V.D.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22. Van Hall aan Budding, Amsterdam 24 juni 1836Ga naar voetnoot109Ds. H.J. Budding bezocht Van Hall in het voorjaar van 1836 enige malen. Hij beschuldigde daarbij laatstgenoemde van ‘openlijken en onbeschaamden werelddienst’.Ga naar voetnoot110 In april - nadat Budding zich had afgescheiden (1 april) - werd het bezoek herhaald. Van Hall schreef hierover aan W. de Clercq op 28 april 1836 onder meer: ‘Buddings komst en gesprekken hebben mij zeer geschokt. Gevoel van zonde en verkleefdheid aan de wereld; gebeden tot Hem, die zonde en dood beheerscht en overwinnen doet, strijd en worsteling, maar krachtige ondersteuning van Hem, zie daar mijne toestand en veelsints die van mijne Suze’.Ga naar voetnoot111 ‘Na uw vertrek was ik in grooten strijd, mijne vrouw niet minder. Maar wij mogen ondervinden dat de Heer barmhartig is en dat zijne verkwikkingen vele zijn. Hij make ons meer en meer los van de wereld en hare begeerlijkheden en daardoor bekwaam om zijnen wil te doen. Hij leide ons! Om Christus' wil doet Hij zulks’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23. Van Hall, Amsterdam 7 juli 1836Het Staatsblad no. 42 (1836) behelsde het koninklijk besluit van 5 juli 1836 inzake de positie der Afgescheidenen.Ga naar voetnoot113 Onder 2,b van dit besluit wordt onder meer het volgende vermeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door 300 tot 500 personen.Ga naar voetnoot116 Op 17 juli was het echtpaar Van Hall niet aanwezig. Op 24 juli wel.Ga naar voetnoot117 De Regtbank heeft heden wederom bij een uitmuntend gemotiveerd vonnis onzen Brummelkamp c.s. vrijgesproken.Ga naar voetnoot120 Ik weet zijn adres nietGa naar voetnoot121 en daarom schrijf ik het aan u, met verzoek hem deze goede tijding mede te deelen. De Staatscourant behelst 's Konings besluit. Hoe bar en terugstootend de praemissen ook zijn, behelst hetzelve niets anders dan eene fatsoenlijke retraite. Litt. b. al van al. 2 zet de deur voor de prediking des Evangeliums open. Ik hoop de kerkeraad alhier, die waarschijnlijk heden avond extraordinair zal vergaderen, over een dien ten gevolge in te dienen adres te onderhouden, en waarschijnlijk zal hier dus aanstaande Zondag reeds in het bewuste huis met opene deuren kunnen gepredikt worden. Mogt nu de Heer en Koning zijner kerk geven, dat gij nog voor Zondag kondet overkomen, dan zou de eerste prediking, waarnaar wij zoo reikhalzen, hier kunnen plaats grijpen. Ik bid u waarde broeder, dit ernstig te overwegen, en zoo de Heer wil tot ons te komen. De oogst is groot, en de arbeid worde niet verhinderd! Groet alle de broeders. De Heilige Geest leide uwe vergadering, overwegingen en besluiten.Ga naar voetnoot122 Onder veel strijd ondervind ik veel troost van Hem, die de eenige ware Trooster is. Ik schrijf u deze in vliegende haast. Mijne vrouw voegt hare groeten bij de mijnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24. Van Hall, Amsterdam 24 juli 1836Ik heb den Heer hartelijk mogen bidden, dat Hij u wijsheid en kracht geve ten opzichte van Deteleff.Ga naar voetnoot123 Hem op den duur opziender te laten kan waarlijk niet. Hij mist werkelijk daartoe de vereischten, onder anderen die van 1 Thim. III vs 7 en van de noot onzer St.Bijbel. Hem dadelijk af te zetten is te erg, zoo wel ten opzichte van hem als van de gemeente. Maar de benoeming van eenen derden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot ouderling, van BuddeGa naar voetnoot124 b.v., indien deze u na onderzoek geschikt schijnt, zou dunkt mij veel zwarigheid kunnen wegnemen. Deze moet van nature zeer vreesachtig zijn en ligt confus. Maar wat de zaak betreft zeer vast, en ferm, zoo als ik verneem. Waarschijnlijk zal hij schrikken, en opzien tegen de bediening. Maar dat gevoel van geringheid en zwakte, staat mij, terwijl zoo velen meesters zijn, niet het minst aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25. Van Hall aan Budding, Amsterdam 2 augustus 1836Ga naar voetnoot125Van deze brief geven we hieronder dié fragmenten, die in het kader van de onderhavige correspondentie het meest van belang zijn. ‘In oprechtheid kan ik zeggen dat de Heer mij heeft uitgeleid. Van mijne vrouw meen ik hetzelfde te kunnen verzekeren. Ik kon niet anders. Het viel mij hard de verzenen tegen de prikkels te slaan. In dien weg vond ik vrede en een geopenden toegang tot den Heer. Daar buiten niet. De Heer had mij doen zien, dat dit genootschap moest verlaten worden voor Hem, en daarbij eer en goed, vrouw en kind, ouders en bloedverwanten. Ik mocht iets voelen van de juichtoon Davids, wanneer hij de schande veracht, dansende met de dienstmaagden voor de arke Gods, en op het verwijt antwoordt; “Ik zal mij nog dieper vernederen”. - Broeder, het is vreeselijk. Van alles verlaten te worden op de wereld, en vrienden en vijanden den smaad op u te zien werpen’ ‘De Heer heeft u gebruikt om mij veel te doen zien. Laat mij uwe waarschuwende stem nog eens doen hooren, zoo de Heer het u wederom geeft’. ‘Gij hebt van onze verplaatsing naar 's Hage gehoordGa naar voetnoot126 en zijt daarvoor bevreesd. Ook dit is de kennelijke leiding des Heeren. Ik ben advokaat, en ik weet voor-als-nog niet anders of ik moet dat blijven. Dat is mijn werk, mijn beroep’. ‘Amsterdam wordt eene plaats, waar de Heere, zoo het schijnt, wil doorwerken. Van de kern der geloovigen, die nog in het kerkgenootschap waren, zijn eenigen toegebracht. De gemeente is vol vlekken en rimpels. Gij en de overige herders mogen wel veel denken aan dit Jeruzalem. Uw Zeeland kan zich nog helpen, met hetgeen er over is van vroeger tijd. Maar hier is het overblijfsel verstrooid, en de wolven hebben de kudde hier meer kwaad gedaan dan elders. - Blijf toch niet in Zeeland, beste broeder. Hier is het meest verwaarloosde land, dat ook het meest de bearbeiding behoeft. Druk zulks toch ook eens uwen collega's op het hart. Daar ik den 14den September deze stad verlaat, ben ik er vrij neutraal in, maar mijn hart bloedt als ik deze gemeente zie’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Ook mijn vriend Bousquet uit Bommel is met zijne vrouw uit Egypte uitgeleid, en op effene bane gebracht’.Ga naar voetnoot127 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26. Van Hall, Amsterdam 2 augustus 1836Zoudt gij aan den inleggenden adres willen verlenen,Ga naar voetnoot128 daar ik niet weet waar onze Budding te beschrijven? Gisteren heeft Brummelkamp hier tot groote zegen voor de gemeente gepredikt.Ga naar voetnoot129 Het gemeen was boozer dan vroeger. Mijn vrouw en ik zijn een weinig uitgescholden en op de voeten getrapt. Maar de Heer heeft de zijnen bewaard. - Verscheidene broeders hebben zich wederom aangemeld om te scheiden. - Van de regeering is eene aanschrijving gekomen, waarbij doop, avondmaal, collecte en al wat naar eeredienst gelijkt in de godsdienstoefeningen verboden wordt.Ga naar voetnoot130 Hoe vind(t) gij die distinctie tusschen eeredienst en godsdienstoefening. Men wordt meer en meer Paapsch schijnt het. Het spreekt van zelve dat wij ons daaraan niet kunnen onderwerpen, maar integendeel volgens onze conscientie verlangen God te dienen, en dat zullen doen ook tegen het gebod. De gemeente staat daar ook. Ik hoop dat gij dit van hare zijde krachtig zult te weten krijgen.Ga naar voetnoot131 Laat u tog, waarde broeder, de Amsterdamsche gemeente niet uit de gedachten gaan.Ga naar voetnoot132 De wolven hebben hier eene talrijke kudde verstrooid en beschadigd. Maar ook hier is het dat de Heer schijnt te willen doorwerken, al is het in toenemende benaauwdheid der tijden. Zorg tog bid ik u, dat de prediking hier doorgaat, zoo de Heere wil. Reeds hebben zich wederom eenigen aangemeld om bij de gemeente gevoegd te worden. De kern der geloovigen begint uittegaan. - De réforme onzer kerkeraad wordt meer en meer noodzakelijk.Ga naar voetnoot133 Mijn Suze groet u en uwe vrouw hartelijk. Komt gij niet eerstdaagsch eens over? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P.S. Het leven van KnoxGa naar voetnoot134 kan ik niet uitgeven. Zijne doorgaande denkbeelden over de betrekking van Kerk en Staat waren dunkt het mij niet Bijbels en die over het regt van opstand niet gereformeerd. Mondeling hierover nader. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27. Van Hall, Amsterdam 24 augustus 1836In dit schrijven is sprake van het opstellen van een ‘kerke-ordening’, waarmee ds. Scholte zich in die tijd bezighoudt. Deze werkzaamheid moet worden gezien in verband met de inhoud van het koninklijk besluit van 5 juli 1836.Ga naar voetnoot135 Onder lid 2,a werd daarin immers genoemd als één van de voorwaarden voor erkenning de ‘overlegging van de vereischte opgaven en ontwerpen betrekkelijk de... gewenschte reglementen en kerkelijke organisatie...’, Scholte was er blijkbaar destijds reeds van overtuigd, dat daartoe de (eventueel gewijzigde) Dordtse kerkenorde niet zou kunnen dienen. Veel genoegen deed het mij u uit uwe laatste te vernemen, dat gij omtrent de artikelen of liever hoofdbeginselen eener kerke-ordening werkzaam zijt. De aanleiding welke het Gouvernement ons gegeven heeft om die ordening samen te stellen, komt mij hoogst opmerkelijk voor. Wij kunnen en mogen dunkt mij in deze gewichtige en moeilijke tijd geen eigenlijk gezegd reglement maken; daardoor worden wij als van zelven er toe geleid om alleen de hoofdbeginselen uit Gods Woord te geven en niet verder te gaan als dat Woord zelve. Ik verlang zeer uw werk te zien en bid den Heer, dat Hij u daarin zegene. - Wat het rekwest betreft van de gemeenten of liever van de individu's tot die gemeenten behoorende, ook dat is een punt van het hoogste gewicht. Dienaangaande zijn bij mij eenige denkbeelden welk ik op het papier zoude wenschen te brengen en zoo mij daartoe geen tijd ontbreekt hoop ik zulks te doen en ze u toe te zenden. Ik hecht aan beiden stukken gewicht, vooral omdat de broeders die buiten zijn en de wereld daaraan zullen zien, wat eigenlijk de scheiding is. Wat de regeering betreft, ik geloof niet dat die ons gemakkelijk vrijheid zal geven. Ik verwacht wederom voor het geloof onaannemelijke voorwaarden. Maar het is goed dat ons Gouvernement zie, tot hoe verre zij die door het geloof wenschen geleid te worden gaan kunnen in hunne verhouding tot de Overheid, tot hoe verre niet. Ook deze onze mededeling kan dus tot openbaarmaking van de gelovigen strekken. Hoe spoediger wij daarmede gereed zijn, hoe beter. Meer en meer begin ik in te zien, en wordt door eene wolke van getuigen meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en meer verzekerd, dat de scheiding Gods werk is. Of de Synodale band en betrekking tusschen de verschillende gemeenten en de bepalingen op de Amsterdamsche Synode gemaakt stand zullen houden is eene andere vraag. Onze formulae consensusGa naar voetnoot137 worden door mij van harte quiaGa naar voetnoot138 ondertekend. Maar de kerke-ordening en wat daarmede samenhangt, is dunkt mij meer subjectief. Daarvan staan dunkt mij alleen de groote beginselen, niet de bepaalde toepassing vast. Onder een Gouvernement dat vervolgt, verschilt die toepassing van die welke onder een beschermend Gouvernement mag plaats grijpen. Maar onze voorvaderen hebben onder deze laatste verhouding te dikwijls dunkt mij vergeten, dat de nieuwe bedeeling de kerk op zich zelven stelt, en Aaron van Mozes onafhankelijk maakt.Ga naar voetnoot139 De Heere alleen kan wijsheid geven in deze tedere zaak. Ons oog zij dan ook alleen op Hem en niet op menschen. Er zijn hier geruchten, dat gij voor het beroep zoudt bedanken. Des Heeren wil geschiede! Intusschen blijft Amsterdam altoos een zeer gewichtig punt en wordt het meer en meer. Bij gebreke aan geschikte Opzieners wordt de tegenwoordigheid van eenen leeraar meer en meer noodzakelijk, ja volstrekt nodig. Van Raalte heeft hier de twee laatste Zondagen tot veel zegen voor de gemeente gepredikt.Ga naar voetnoot140 De grond is goed en ik geloof vast dat de Heer hem leid(t). Maar hij moet zich niet ontveinzen dat hij aan de intrede van zijnen moeilijken loopbaan nog veel te leeren heeft. Bijbelvastheid en juistheid van uitdrukking ontbreekt hem nog wel eens. IJver ontbreekt hem niet. - Sommige leden van de gemeente hadden gewenscht op heden de toelating tot eene samenkomst uit hoofde van 's Konings verjaardagGa naar voetnoot141 te vragen. Ik was daar sterk tegen. Ook het merendeel van de kerkeraad, zoodat het niet is gebeurd. Ik beschouw deze zucht als alleen een verlangen om te behagen, en de verjaardag van eenen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koning, is dunkt mij geene dag om kerkelijk te onderhouden. Vooral echter niet wanneer die Koning ons geene aanschrijving of verzoek daartoe strekkende doet, maar wij zulks aan hem zouden moeten richten. Vroeg Z.M. het aan de gemeente, het zoude niet geweigerd mogen worden. - Het gemeen is hier braaf in de weer met die verjaardag. Ik heb eene soort van brandbrief gekregen evenals Höveker,Ga naar voetnoot142 waarin ik gewaarschuwd word, deze dag te vrezen. Ik hecht daaraan niets, maar heb dezelve ordenshalve aan den Burgemeester gezonden.Ga naar voetnoot143 Het Handelsblad heeft geweigerd mijn relaas omtrent EmmichovenGa naar voetnoot144 te plaatsen. De redactie wordt meer en meer weifelende, maar is tog niet geheel tegen de scheiding. Het is als of mij het non tali auxilioGa naar voetnoot145 wordt toegeroepen, maar de Bijbel leert ons dat dit gezegde op louter menschelijke hoogmoed berust. Heden over 14 dagen staat mijn vertrek naar 's Hage, zoo de Heere wil, vast. Ik ben in veel strijd en pijnen. Alles, alles wordt afgebroken. Maar het is mij gezegend. Ik geloof vaster als ooit, dat de Heer mij nabij is. Wat Hij met mij voor heeft weet ik niet. De vijandschap van de wereld wordt sterker. De banden worden daardoor meer en meer losgemaakt. Ik begin iets te merken van de vrijheid des Evangeliums. Ook aan de Stemmen werdt ik gedwongen vaarwel te zeggen.Ga naar voetnoot146 In het volgend nummer komt echter nog een stuk, waarin ik mij over de scheiding verklaar. Zoo wij bij elkander waren gebleven, zou het eene transactie ten koste van de waarheid geworden zijn. Ik heb geen tijd om hier meer bij te voegen. De Heer zij met u en uwe beste vrouw. De mijne groet u hartelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28. Scholte, Gorinchem 26 augustus 1836In deze brief komt meer de ‘polemiek’ ter sprake die in augustus 1836 in het Algemeen Handelsblad werd gevoerd. Met hartelijke blijdschap ontving ik gisteren uwen brief vooral wat uwe personeele toestand betreft; ik weet bij eigen ondervinding dat wij de waarheid Gods het beste bevatten kunnen wanneer alles om ons heen wegvalt en wij genade ontfangen om aan den Heere vasttehouden. De belofte ‘Ik zal ze leiden op paden die zij niet gekend op wegen die zij niet geweten hebben’,Ga naar voetnoot147 staat ook voor u in den Bijbel; en wanneer de Heere die belofte vervult, zal het voor u goed zijn op welke wijze gij voor den Heere werkzaam moogt zijn. Calvijn was regtsgeleerde en predikte naderhand het Evangelium des kruises als een Schriftgeleerde in het Koningrijk der hemelen; ik wil u daarmede niet voorspellen dat dit ook in u(w) geval zoo zal zijn; ik ken in dit opzicht de wegen en paden des Allerhoogsten even weinig van vooren als Gij; doch het is zichtbaar dat Gij van den aanvang uwer scheiding reeds meer in openlijke betrekking in de kerk geraakt, terwijl allerlei andere verbintenissen geheel worden afgesneden.Ga naar voetnoot148 Ik gevoel in deeze dagen al het moeilijke dat aan het Herder en Leeraarsambt verbonden is, maar ik mocht laatstleden rustdag te LoosdrechtGa naar voetnoot149 ook nog krachtelijk smaken hoe zalig het is om een verkondiger te zijn der heerlijkheid van den toekomende(n) en door Zijn volk verwachte(n) Koning der kerk van wien wij ook mogen geloven en bekennen dat Hij is de Christus de Zoon des levendigen Gods. De gebeurtenissen in de wareld worden meer en meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kenmerkend, en als alles hoopeloos en radeloos zijn zal zingen wij het lied der overwinning van onzen eeuwigen Koning.
Ik heb in het A.H.B. van heden het stuk over onze Kerk gelezen, ik zal zeker wel niet lang naar den Schrijver behoeven te zoeken. Het stuk deed mij bijzonder veel genoegen, daar ik uit hetzelve bij vernieuwing bevestigd werdt hoe zij die op hetzelfde fundament bouwen, ook dezelfde taal spreken. Ik had gisteren en eergisteren ook geschreven aan een adres hetwelk op dezelfde leest geschoeid is, doch wat platter omdat het van een iegelijk lidmaat ondertekend moet worden. Ik verwacht ook niet veel goeds van het Gouvernement zoo lang het volhoudt om zich met de zaak der Kerk te bemoeijen. Doch er staat in onzen bijbel ‘Jeruzalem is een lastige steen allen volkeren, allen die zich daarmede belasten zullen gewisselijk doorsneden worden’.Ga naar voetnoot150 En daarom is er voor de Kerk geen bezwaar; wij blijven overwinnaars over zonde, wareld, duivel, dood en hel. Wat het ontwerp van Kerkordening betreft, ik heb nog niets op het papier maar veel in de gedachten, zoo als het bij mij gewoonlijk gaat, zoo de Heere wil denk (ik) in de volgende week het ontwerp op papier te zetten.
In het adres heb ik ook over de Synodale band en betrekking gesproken volgens Gods Woord en wel naar aanleiding van de leugenachtige aantijging in het K. Besluit, dat wij een genootschap hadden opgericht onder het bestuur eener algemeene Synode. De kerk van Christus kent zulk eene band niet, onze formulae consensus even weinig. Eene Algemeene Synode is iets dat alleen bestaat als het algemeen belang dit vorderd, is een bewijs van de eenigheid der kerke Christi, en dus een getuigenis der waarheid; zulk eene Synode vloeit dus voort uit de band en betrekking welke er bestaat; zij kan zulk een band en betrekking niet daarstellen.Ga naar voetnoot151 Het is wel mogelijk dat men dit vroeger toen de eerste liefde verkoeld was niet zoo levendig in onze Gerefr.Kerk gevoeld heeft, en daarom ook gemakkelijk er toe kwam om ook in dit opzicht het werk Gods te ontheiligen of...Ga naar voetnoot152; het is echter mijne wensch en bede, dat bij de vernieuwde opwekking welk de Heere (geeft) de Koninglijke macht van Christus ook meer door de gemeente mag gekend en gepractizeerd worden; dan zal het uitwendige door menschen bijgelapte van zelve wegvallen; en door het gelove in Hem zal het dan ook onder vervolging en lijden van de gemeente waarheid worden ‘de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods rust op u’.Ga naar voetnoot153 Als ik de stukken in gereedheid heb hoop ik ze u te zenden of te brengen; als gij iets hebt doe het wederkerig. Mijne raad zou zijn dat, wanneer het adres algemeen is nagezien, goedgekeurd en aangenomen, de gemeente der hoofdstad het adres zelve ondertekend, terwijl alle de andere gemeenten kon(den) inzenden en zich verder refereren aan het adres in de hoofdstad. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat het beroep naar Amsterdam betreft tot hier toe kan ik niet anders als bedanken, dewijl hoe ik er ook gedurig over denk, ik geen werkzaamheden omtrent ditzelve voor de Heere bespeur; en redenerende met mijn verstand is het verblijf in deeze streken even noodig als te Amsterdam. In de volgende week hoop ik aan de Gemeente te schrijven. Morgen ga ik zoo de Heere wil naar Zuid Beijerland,Ga naar voetnoot154 maandag denk ik weer te Gorcum te zijn. Groet uwe vrouw hartelijk van mij, mijne vrouw en de familie Hasselman groeten u, de getrouwe en onveranderlijke verbondsGod van al Zijn volk zij u en de uwen nabij en schenke u met uwe wederhelft onder alle strijd en beproeving de onuitsprekelijke vertroosting des H. Geestes tot verheerlijking van Zijnen Naam en denk in uwen gebeden aan uwen u liefhebbende Vriend en Broeder
H.P. Scholte V.D.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29. Scholte, Gorinchem 29 augustus 1836Benjamin Hieronymus Ploeg, kruidenier en schoenmaker te Klundert scheidde zich 28 of 29 november 1835 schriftelijk af van de Hervormde gemeente aldaar. Op zijn schrijven werd weinig acht geslagen en tengevolge daarvan werd hij midden 1836 gemaand mede te betalen aan de reparatie van het Hervormde kerkgebouw en andere onkosten over het jaar 1836. Ploeg weigerde dit, waarop hij 8 augustus 1836 werd gedaagd voor de vrederechter van het kanton Zevenbergen. Op 11 augustus daaraanvolgende werd hij veroordeeld tot betaling van een som van ƒ 2,50 vermeerderd met de kosten van de procedure. Vanwege het geringe bedrag bestond niet de mogelijkheid tot appel of cassatie. Waarde Vriend en Broeder in Christus! Gij zult uit inliggende de oorzaak zien waarom ik u heden schrijf. Uit deeze handeling blijkt wederom hoe dwaas en vijandig men tegen de gemeente handeld; nu zou Ploeg wel tegen deeze zaak willen appelleren wanneer daartoe tijd is, en dewijl ik met dergelijke procedures niet bekend ben zoo neem ik de vrijheid om met omgaande post antwoord te verzoeken. Betalen doet Ploeg volstrekt niet, het vonnis is niet in zijne tegenwoordigheid uitgesproken maar nadat men hem had laten vertrekken, Ik heb gisteren te Zuid Beijerland voor eene ontelbare schare gepredikt in de open lucht op het veld van eene vijand met toestemming van eigenaar en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
burgemeester onder bescherming van Marechaussées.Ga naar voetnoot156 De grootste nieuwsgierigheid was in de hand des Heeren het middel dat alle harten zoodanig geneigd werden dat wij met vollen nadruk mochten zingen Ps. 68 vs 4, 5. Zoowel voor als nademiddag is de prediking in de volmaakste orde en rust afgelopen. In die streken was de verkondiging nog nooit gehoord. Te AlblasGa naar voetnoot157 is de prediking tot merkbare zegen geweest; voor zoo verre wij volgens Gods Woord kunnen oordelen en mij bekend is geworden zijn er twee van de ruwste menschen uit Alblas krachtdadig aan zich zelf ontdekt en zondaars voor God geworden. Zoodanige bewijzen gelden meer als alle kamer-argumenten en redeneringen der tot hiertoe van ons verschillende broederen; en wekken mij meer en meer op om door te gaan zonder omzien naar menschen met de prediking in de wareld. Bij beperking der bijeenkomsten volgens het Koningl. Besluit zouden die mannen van Alblas zeker niet tegenwoordig geweest zijn. Het is goed dat onze God getrouwer is als wij. Hij zendt niet alleen maar Hij opent ook de wegen, Hij geeft ook de middelen en gelegenheid; hoe schandelijk is niet ons ongeloof, hoe strafbaar onze vrees, en hoe gedurige behoefte hebben wij niet aan de over alles heerschappij voerende genade van eene(n) overanderlijken God. Ik vrees nog gedurig bij alles wat mij omringt om eene vaste verbintenis met eenige gemeente aan te gaan; en de beroeping naar Amsterdam blijft in mijn binnenste geheel werkeloos; ik denk en redeneer er over met mijn verstand, maar daarmee kan ik niet besluiten; ik hoop dat de Heere zoo het zijne wille is, mij klaar en met zekerheid doe zien welken weg ik te gaan heb; zoo ik geen nader inzien in de zaak krijg ben ik genoodzaakt te bedanken. Ik heb Zaturdag nog een brief van Do. Brummelkamp gehad met veele drangredenen tot aanneming van het beroep, doch hoe goed gemeend ook, het heeft geen vat op mij, alles dringt mij om te denken dat de Heere mij nog niet bepaaldelijk aan deze of geene gemeente wil vastmaken. Do. Meerburg is gisteren in Zevenbergen geweest doch ik weet niet hoe het daar is afgelopen. Do. Budding gaat krachtig door, hij is te Middelburg reeds twee maal voor de rechtbank geweestGa naar voetnoot158; hij heeft zijn goed aangewezen en zijn lichaam aangeboden, maar verklaard niet te betalen. Gisteren zou hij prediken bij den Here Versluys en dacht in deeze week naar het land van Goes te vertrekken, waar veel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beweging is. Babel is aan het waggelen, en een gebouw zonder fundament kan spoedig instorten; als wij maar genade moogen ontvangen om getrouw te zijn, zal het voor ons wel zijn. Ik hoop spoedig van u te hooren. Mijne vrouw en de familie Hasselman verzoeken hare hartelijke groete; groet uwe vrouw hartelijk van ons. De Heere onze God sterke u in en tot alles waartoe Hij u roept, en geve u veel vrijmoedigheid in het gelove; gedenk in liefde aan uwen vriend en broeder in Christus. H.P. Scholte V.D.M.
P.S. Wees zo goed om de inliggende stukken na lezing aan mijn zwagerGa naar voetnoot159 terug te zenden onder couvert. Dan krijg ik ze wel terug. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30. Van Hall, Amsterdam 31 augustus 1836Het vonnis van den Sevenbergschen vrederegter vervat eene condemnatie in minder dan fr.50, en is dus in het hoogste ressort gewezen voor geen appel vatbaar. - Ook het appel loco cassatie kan niet worden gebruikt omdat zulks volgens de wet van 8 Ventôse an VIII.Ga naar voetnoot160 die hier als wet geld(t), alleen mag geschieden in geval de vonnissen van vrederegters aan incompetentie of exces van magt mank gaan. - Het is intusschen eene ongehoorde veroordeling. De Heere schenke ons door zijnen Heiligen Geest onderworpenheid ook aan den harden heer. Al of niet betalen wordt bij mij meer en meer een probleem. Ieder zij dienaangaande in zijn gemoed te volle verzekerd. Hartelijk verheugd het mij dat de Heere uw dienstwerk zegent. Ook ik mag door genade staan om voort te gaan. In het Handelsblad van heden wordt met eenigen lof van uwe prediking te Zuid-Beierland melding gemaakt.Ga naar voetnoot161 - Het stuk van l.l. week is niet van mij. Het is van een eenvoudig man hier, lid van de gemeente, wiens naam ik niet mag noemen. Ik was daarvan geheel onkundig tot dat hij mij voor vervolging beducht, als advokaat daarover raadpleegde. Het stuk zelve bevalt mij zeer. Gij ziet dat de genade ook aan anderen kracht geeft. In het stuk zijn eenige uitdrukkingen, die wat onnauwkeurig zijn. Van Velzen heeft hier tot groote zegen voor de gemeente gepredikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij blijft en wij hebben dus hoop hem aanstaande Zondag weder te hooren.Ga naar voetnoot162 Zijn Eerw. heeft mij een concept-rekwest van de Cocq medegedeeld, dat mij aller ondoelmatigst voorkomt. Daarin vraagt de gemeente, dat de Koning eene algemeene synode van alle de Predikanten van het KerkgenootschapGa naar voetnoot163 samenroepe; van hen allen de plechtige eed van getrouwheid aan de formulieren vordere, opdat alzoo blijke of zij Gereformeerd zijn al dan niet.Ga naar voetnoot164 Die uitwendige proef van een dood ligchaam te vorderen, is dunkt mij met den grond der scheiding in regtstreeksche tegenspraak. Daarenboven zou Prof. HeringaGa naar voetnoot165 en al wat in de voetstappen de Pharizeeuwen wandelt niet aarzelen om te tekenen, en wat zou die uitwendige daad ons tog baten. - Van Velzen was dit ook eens nadat wij daarover bedaard gesproken hadden.Ga naar voetnoot166 Zeer verlang ik uw concept rekwest te kennen. Wat uw beroep naar Amsterdam betreft, gij schrijft mij dienaangaande geene werkzaamheid te bespeuren. Maar waarde broeder, zou dit ook uwe schuld kunnen zijn? De zaak is van het hoogste gewicht, en ik doe deze vraag alleen met het doel om u dat gewicht op het hart te doen wegen. Ik dwaal misschien, door te veronderstellen, dat gij u niet naauw genoeg dienaangaande hebt onderzocht. Des Heeren wil geschiede ook daarin. Aanstaande Woensdag reeds is mijn vertrek naar 's Hage voorgoed bepaald, zoo de Heere wil. Mijn adres is op de Amsterdamsche Veerkade. Wonderlijk is de weg des Heeren daarin. Indien ik niet ten volle verzekerd was, dat ik moet, zou mijne verplaatsing mij doen sidderen, zoo zéér ontvalt mij alle menschelijk steunsel daardoor. Maar wanneer mijn oog mag zijn op Hem, Die mij zoo duidelijk leid(t), is alles van binnen rustig en wel. Groet uwe vrouw en de vrienden Hasselman hartelijk van mij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kade wijk 0 no. 106 te 's-Gravenhage. Het gedeelte van de Veerkade waar dit huis stond werd in 1965 voor afbraak bestemd. Hartelijk verlang ik naar eenige tijding van u, vooral ook dewijl ik verneem, dat gij ongesteld zijt.Ga naar voetnoot167 Ik hoop dat dit geene verandering zal brengen in uw voornemen om bij ons te komen logeeren. Mijne vrouw en ik verlangen hartelijk naar ul. overkomst, en ik geloof ook dat hier wat voor u te doen zal vallen. Te Scheveningen ligt een kind nu drie maanden ongedoopt, maar bovendien ‘Moet Noorduin niet de oplegging der handen ontvangen’?Ga naar voetnoot168 Ik heb dien man met zielsgenoegen leeren kennen. Hij is waarlijk geroepen dunkt mij en ik bid u dit eens ernstig ter harte te nemen. Het uitwendig teken ontbreekt nog slechts, maar alle dingen moeten met orde geschieden. Hier in 's Hage is veel dorheid. Enkele broeders sprak ik met genoegen, maar wij missen hier veel. Met diepe droefheid vernam ik dat MiddelGa naar voetnoot169 en Deteleff l.l. Zondag tot tweemaal toe zich verstout hebben om te prediken.Ga naar voetnoot170 Ik hoor van een bevoegd beoordeelaar dat het ellendig is geweest. Middel heeft des avonds zijne toehoorders van 5½ tot 8½ uur bezig gehouden, en wel twaalf malen den H. Geest den eeuwigen Nathan genoemd,Ga naar voetnoot171 voorts gesproken onophoudelijk van vatbaar te worden voor den afgrond van eene vrijmagtige genade enz.Ga naar voetnoot172 Ik heb mij verstout aan de kerkeraad eene brief te schrijven en hen Rom. X, vers 15.1Ga naar voetnoot173 te herinneren. Als gij te Amsterdam mogt komen mag waarlijk wel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eens krachtdadig de hand aan het werk geslagen worden om de kerkeraad te zuiveren en te vergrooten. Er zijn thans menschen zoo als Delvendiep,Ga naar voetnoot174 Wormser,Ga naar voetnoot175 EgelingGa naar voetnoot176 enz. die tot den post van Ouderlingen en Diakenen geschikt zijn. Bij de nadere lezing van het project adres, dat ik gisteren uit Amsterdam ontving, kwamen mij eenige nadere aanmerkingen over sommige uitdrukkingen daarin voor, die ik u bij deze overzend. Het geheel bevalt mij zeer. Daar ik hier woon, kan ik hetzelve dunkt mij niet mede tekenen. Ontvang de hartelijke groete van mijn vrouw. Kom vooral spoedig eens bij ons. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
32. Van Hall, 's-Gravenhage 29 september 1836In het jaar 1836 werden ds. A. Brummelkamp (Hattem) en Wilhelm Weimar (Amsterdam) - 17 mei -; ds. H.P. Scholte en Sara Koopman, weduwe J.D. Brandt Sr. (Amsterdam) - 5 juli -; Coenraad Deteleff (Amsterdam) en Jan Daniel Brandt (Amsterdam) - 5 juli - door de rechtbank van eerste aanleg te Amsterdam vrijgesproken in processen aangespannen wegens het houden van ‘ongeoorloofde godsdienstoefeningen’. Na appel door de officier van justitie van gemelde rechtbank, deed het hooggerechtshof te 's-Gravenhage bij vonnis van 2 november 1836 deze uitspraak te niet en veroordeelde in drie arresten de zes bovengenoemde beklaagden tot boeten van respectievelijk ƒ 100, ƒ 8, ƒ 100, ƒ 15, ƒ 50 en ƒ 25.Ga naar voetnoot177 Zoo zal de zaak der godsdienst en der vrijheid, dan ook wederom voor dit Hof gebracht en zoo de Heere wil door mij bepleit worden! Ik beken u dat ik er zwaar tegen op zie, maar even krachtig overtuigd ben dat de Heer mij dit werk op de handen heeft gelegd. Mogt ik het mij eene eere en een lof rekenen voor 's Heeren werk en weg te getuigen, al is het ook dat de smaad der menschen die getuigenis vergezeld. Hartelijk verheugen wij ons in de hoop u en uwe vrouw dan bij ons te zullen zien.Ga naar voetnoot179 Bousquet en zijne vrouwGa naar voetnoot180 wordt juist tegen den 10den October mede bij ons gewacht, maar wij hebben een groot huis, zoodat alles zich denkelijk wel zal schikken. Schrijf mij echter eens wanneer gij komt. Ik zou u zoo gaarne eenige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dagen houden voor de gezondheid van uwe vrouw, en van u kan dit ook goed zijn. Daarom wenschte ik te weten of gij ook eenige dagen voor den 10den komt, dan of gij liever na den afloop der pleijdooi blijft. Zoo Bousquet zijn reisplan veranderde, zou ik ook Brummelkamp kunnen logeeren. Het is waar, beste broeder, dat er geloof nodig is bij zoo veel tegenstand. Maar hoe gezegend is niet de beproeving. Tegen hoop te hopen en tegen alle menschelijke verwachtingen in te geloven, is het regte leven van den nieuwen mensch. Ten dage als wij vreezen zullen wij op den Heer vertrouwen. Zij het ons genoeg voor het tegenwoordige dat wij leeren vreezen, benaauwd, zwak en ellendig zijn, om het uitnemende Zijner kracht, die in onze zwakheid wordt volbracht des te beter te gevoelen. Broeder, ik gevoelde nooit zoo mijne ellende als thans. Ik kan er onder benaauwd zijn, maar als het water aan de lippen komt, dan steekt Hij zijne hand uit en rigt mij op. Wanneer het drijven op de genade alleen nu reeds zoo zalig is, hoe zal het dan niet zijn als geene gereedheid tot zinken ons meer aankleeft en wij in Hem zullen zijn, gelijk Hij in ons. Mijne vrouw en ik waren zeer getroffen door de tijding van uwe ziekte en danken den Heer, dat Hij u aanvankelijk beterschap schonk. Houdt goede moed! Hij die u aangord(d)e tot dezen strijd overwon de wereld. Hij is bezig zijne schapen op verschillende plaatsen van huurlingen te verlossen. Hij weide ze zelve, ook daar waar Hij gene arbeiders zendt. Hij heeft u en onze overige leeraars tot den tempelbouw toegerust. Velen werken mede maar gijl. staat aan de spits. Geen wonder dat de Satan ul. vooral begeert te doorziften als de tarwe en dat zijne pijlen en verschrikkingen vooral u treffen. Wanneer de hitte der verdrukking toeneemt mag het geen verwondering baren. Want wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de Overheden, Machten en geweldenaars die door Paulus Ephes. VI beschreven worden. Maar in die strijd, zoo wij wettig strijden, hebben wij ook de volledige wapenrusting Gods voor ons, en wij leeren iets verstaan van Ps. 91. - In de scheiding mag ik meer en meer zijne hand herkennen. Zelfs hier beste vriend, was mij de bijeenkomst bij jufvr. Nieuwenhuyzen,Ga naar voetnoot181 hoe ellendig ook in vele opzichten, tot zegen. Het is als of de Heer eens goed aan de Pharizeeuwen wil toonen het sterke van Zijne dwaasheid, die Wijsheid is. Voor zoo verre ik kan nagaan, woelt er nog al wat in de gelovigen en dat hier wederom eenigen los gemaakt zullen worden mag ik vast vertrouwen. Ik heb de gescheidene mansledematen verzocht in de aanstaande week bij mij zaamen te komen ten einde over de keuze van ouderlingen en diakenen te spreken. Die van Scheveningen sluiten zich aan ons aan. Het adres van Dom. de CocqGa naar voetnoot182 zal eene scheuring ten gevolge moeten hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook dit kan gezegend zijn, maar doet mij leed, voor zoo verre ik de Cocq waarlijk meen lief te hebben.Ga naar voetnoot183 Ik heb Z.M.,Ga naar voetnoot184 den Minister van Maanen,Ga naar voetnoot185 PhilipseGa naar voetnoot186 en vrij wat andere hoofden hier mijn compliment gemaakt.Ga naar voetnoot187 Zij spraken van niets. De twee eersten waren stroef. Philipse uiterst vriendelijk. Ik verlang zeer de stukkken van het appel in te zien.Ga naar voetnoot188 Zoo ik mij niet bedrieg, dan is de termijn verstreken van Art. 205 Instr. Crim. Twee maanden is ook waarlijk lang genoeg om zich over een appel te bedenken. Ik hoop bij tijds te worden geinformeerd of gijl. zelve komt of niet, daar ik anders eenen Procureur moet vragen. - Gij zijt immers ten deze voor de Gorkomsche zaak gedagvaard? Ook ik gevoel mij meer en meer met het adres vereenigd. Reeds heb ik mijn gevoelen, dat het stuk niettegenstaande de weigering van den BurgemeesterGa naar voetnoot189 moest worden ingezonden, aan Obbes en Brandt medegedeeld en daarbij het concept van eene afzonderlijke verklaring door hen die geweigerd zijn bij de legalisatie te tekenen, overgezonden. Dat gij naar beslissing het zij voor, het zij tegen verlangdt kan ik mij klaar begrijpen. Ook ik wensch daarna(ar) én ten opzichte van de scheiding én ten opzichte van mijn beroep als advokaat. Tot nog toe ontving ik alleen kentekenen, dat ik moest blijven practizeeren. Aanvankelijk heb ik hier reeds eenige practijk. Maar menschelijker wijze gesproken hangt mijn bestaan aan een zijde draad; zoo sterk is de haat der Phariseeuwen! Groet uwe beste vrouw hartelijk van ons. De Heere versterke haar op den moeilijken weg. Maak ook mijn compliment aan de familie Hasselman. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hiernevens ook het concept van eene procuratie.Ga naar voetnoot190 Mijn voornemen is SchmolckGa naar voetnoot191 te vragen of hij zich voor de niet comparerende wil sisteeren,Ga naar voetnoot192 maar daar ik niet zeker weet of hij dit zal aannemen, verzoek ik u de procuratien maar in orde te doen brengen. Breng ze s.v.p. mede opdat ik ze in tijds kunne doen registreeren. Ik heb de processtukken gelezen. Zij behelzen niets nieuws. Alleen heb ik daaruit gezien, dat het appel behoorlijk is...Ga naar voetnoot193, want de officier heeft het de eige(n) dag doen aantekenen en dan is er geene notificatie nodig. Het verheugd mij dat er nog hoop is de dwaze stap van de Cocq in haar beginsel gestuit te zien. Andersints getroosten wij ons ook dit. Alles werkt mede ten goede. Ik heb de ClerqGa naar voetnoot194 bij mij gelogeerd die twee dagen blijft. Hij is in zeker opzicht veel nader bij de scheiding dan vroeger. Zoo de Heere met ons optrekt, dan is daarvan in het eerst weinig zichtbaar, omdat Hij eerst de harten bewerkt en daarna eerst de uitwendige daden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34. Van Hall, 's-Gravenhage 12 oktober 1836Van Hall schrijft deze brief, nadat ds. Scholte voor de eerste maal in zijn huis heeft gepredikt: Zondag 9 oktober. Hoewel hij zegt, dat er (zeer waarschijnlijk mede als gevolg van deze prediking) op 11 oktober te 's-Gravenhage een Afgescheiden gemeente is gevormd, menen wij toch te moeten blijven bij hetgeen wij op bladzijde 269 schreven namelijk dat wij 8 februari 1837 moeten houden voor de datum van instituëring. Het pleijdooi is gisteren redelijk wel afgelopen. Ik geloof dat de adstructieGa naar voetnoot195 van onze gereformeerde gezindheid nog al indruk heeft gemaakt op den raad.Ga naar voetnoot196 De decisie is uitgesteld tot 1 November aanstaande.Ga naar voetnoot197 Men heeft mij belet de despotieke uitlegging van het besluit van 5 July 1836 en deszelfs gevolgen uiteen te zetten. Van MaanenGa naar voetnoot198 interrompeerde mij en verzocht acte, dat ikden Koning beschuldigde. De President verzocht mij toen ik mij hierop verdedigde dit geheele punt te laten liggen, waaraan ik onder protest dat de verdediging niet meer vrij was voldeed. De balie was het zeer met mij eens, dat ik geene rede tot deze behandeling gegeven had. Dit geeft mij des te meer aanleiding om mijn pleijdooi te laten drukken. Eerst echter wensch ik te weten hoe de decisie is, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of ook het maandschriftGa naar voetnoot199 mijn pleijdooi als bijdrage kon opnemen. Over het maandschrift heb ik nog geene klare denkbeelden. Daarover later. Gisteren heeft Ooms, Toet van Scheveningen en de zoon van Beeuwkes de belijdenis met mij en de mijnen in het lidmatenboek ondertekend.Ga naar voetnoot200 De overige gescheidenen zitten nog op verschillende wijzen gebonden. In kwaliteit als correspondentGa naar voetnoot201 geef ik hiervan kennis opdat gij weet, dat er eene gescheidene gemeente alhier te 's Hage is, en dat bij gebreke aan ouderling en diaken, het lidmatenboek en de correspondentie aan mij is toevertrouwd. De vereeniging is in het geloof geschied. Christus is Koning ook van dit kleine ellendige hoopje. Mijn vleesch komt vreesselijk tegen de zaak op. Zij is ongeregeld en bespottelijk menschelijker wijze beschouwd, maar in het geloof staande roem ik in de zaak der scheiding en der openbaar wordende gemeenten. De Heer make u getrouw en bereidwillig om op den duur Zijn dienaar te zijn en te blijven. Hij schenke u daartoe gezondheid en krachten. Geloof mij, uwen innig liefhebbende broeder in Christus.
Groet uwe vrouw en de familie Hasselman. Suze groet ul. hartelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
35. Van Hall 's-Gravenhage 21 oktober 1836In deze brief - evenals in menige volgende - wordt gesproken over De Reformatie - Tijdschrift der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland. Het blad heeft bestaan van januari 1837 tot en met begin 1847. Het werd aanvankelijk uitgegeven door H. Höveker te Amsterdam (1837-1840); daarna door Hoogkamer & Co. te Amsterdam (1841-1847) - de ondertitel luidde toen: Tijdschrift ter bevordering van Gods Koninkrijk in Nederland. Ingesloten ontvangt gij het concept van eene inleiding tot ons tijdschrift, die ik niet alleen aan uwe correctie maar ook aan uw veto volgaarne onderwerp. Een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijstje van maandwerken die wij zouden moeten lezen gaat hierbij ingesloten. Uit het mede hier ingeslotene van Wormser ziet gij, dat hij bereid is te helpen. Hij kan ons goed te pas komen. - Wat dunkt u van den titel? De Gereformeerde banier of De Reformatie, kerkelijk maandschrift, zouden dunkt mij de geschikste benaming zijn. Of is er iets juister en beter? In de tegenwoordige toestand der kerk wordt de tijd van u en de overige predikanten te veel geabsorbeerd door uwe geestelijke bediening, dan dat gij u met de maandelijksche redactie van ieder nummer zoudt kunnen chargeeren. Het is omdat ik dit vooronderstel en daarom ook alleen, dat ik mij zelven voorstel als verzamelaar van de ingezonden stukken, ten einde namentlijk die tot één nummer te redigeeren, die aan Höveker te bezorgen, en ook zelve zoo veel de Heer geeft, mede te werken. Denk eens over dit punt. - Schrijft gij ook aan de collega's over de medewerking met pen en beurs. Hebt gij ook reeds eenige toezegging dienaangaande? Wij moesten dunkt mij met onze afspraken dienaangaande zoo veel mogelijk haast maken. teneinde met 1 December aanstaande het eerste nummer in het licht te kunnen geven. Het doet er eigenlijk zeer weinig toe met welke maand wij beginnen. Zoodra het bepaald is wie onzer met Höveker in dadelijke correspondentie zal zijn en de stukken opzamelen kan alles met levendigheid worden voortgezet. Het vervolg van de Engelsche brieven over de scheidingGa naar voetnoot204 gaat hiernevens. Wees zoo goed ze mij na lectuur terstond terug te zenden, daar Bousquet op zich heeft genomen die in goed Hollandsch te vertalen. Misschien zouden wij uittreksels daaruit in ons eerste nummer kunnen plaatsen. Wat dunkt u van het beroep naar Amsterdam bij al de ongelukkige berigten? Egeling schrijft mij, dat Middel over Hoogl(ied) II vers 14Ga naar voetnoot205 oefenende in het breede heeft betoogd, dat de duif een gewoone en geen tuimelaarGa naar voetnoot206 was. Van de actie die tegen de comm(isaris) van policie te Utrecht zal geïnstitueerd worden, meen ik dat wij nog moeten afzien of in alle geval wachten hoedanig de decisie van de rechtbank van Utrecht omtrent de laatste samenkomst is.Ga naar voetnoot207 Ik acht den uitslag zeer onzeker. Groet uwe vrouw hartelijk en de familie Hasselman enz. Willem de Clercq schijnt in zware strijd omtrent de scheiding te zijn. Hij schreef aan MesschertGa naar voetnoot208 dien ik sprak, dat hij wel meende plat en practisch, datgeene te zullen moeten doen, wat hij tot nog poëtisch en bespiegelend had aangeprezen. De Heere versterke ons het geloof. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36. Van Hall, 's-Gravenhage 27 oktober 1836Scholte lag te Gorinchem ziek van 20 oktober 1836 tot begin januari 1837. In de ‘Lijst der texten’ lezen we: ‘October 20 - wederinstorting der ziekte waardoor de bewusteloosheid voor de voorvallende zaken geduurd heeft tot op 1 January 1837’. Mijn hartelijke wensch en gebed tot den Heere is, dat uw gezondheid bij den ontvangst dezer eenigsints beter moge zijn. Hetgeen gij dienaangaande mededeelt trof mij zeer. HijGa naar voetnoot209 weet wat u en ons nodig is. Voor eene korten tijd zijn wij in dit ligchaam van zonde en onze hope is op Hem die ons eenmaal daarvan verlossen zal. Christus zij en blijve uw rotssteen! Opdat ook deze beproeving zij tot Zijne eer en tot zaligheid uwer ziel. Hoe is het met uw uitzicht om nog in dit nummer van het tijdschrift een stuk te plaatsen. Zoudt gij indien uwe zwakheid mogt blijven voortduren mij de verzamelde bouwstoffen over de kerk ook toezenden? Wat dunkt u van het plan om het laatste adres aan Z.M. daarin te laten afdrukken?Ga naar voetnoot210 Het was dunkt mij goed om daarmee te beginnen, met een kort berigt omtrent de wijze van inzending. Ook omtrent den titel zou ik gaarne uw opinie kennen. Aan Brummelkamp en van Raalte heb ik ten allen overvloede nog eens geschreven. Met Höveker ben ik in correspondentie over de uitvoering, en heb goede moed in den Heere dat het werk wel gelukken zal tot eere Zijns naams. Met veel genoegen vernam ik uit het Handelsblad, dat de regtbank van Heere(n)veen eene uitspraak heeft gedaan conform aan het Amsterdamsche vonnis.Ga naar voetnoot211 Ik verlang zeer daarvan een afdruk te hebben. Van u, of zoo uwe ziekte voortduurt van uwe vrouw of Hasselman zou ik zeer gaarne spoedig iets omtrent uwe gezondheid vernemen. Gij zult uw rust nodig hebben. Ontzeg u die niet, de Heere zal zorgen voor het werk dat u op de handen is gelegd, wanneer gij niet werken kunt. In de Ned. Stemmen van 1 November zult gij een krachtig stuk van Koenen lezen tegen de godsdienstige vervolgingen. Ik zie hoe langer hoe duidelijker, dat de Heere krachtig doorwerkt in de gemoederen. Er zal eindelijk eene tijd komen, dat ook de achterblijvende(n) mede zullen optrekken. Nu waarde broeder De genade zij met u. Wij hebben de ergsten slagen verdient. Ook deze kastijding, waarin ik als broeder deel kan u ten nutte zijn. Mijne vrouw groet u hartelijk en deelt in uw lot.
P.S. Ik ontvang zoo even de tijding dat de regtbank te 's Bosch wederom heeft gecondemneerd.Ga naar voetnoot212 Ook hier verwacht ik condemnatie.Ga naar voetnoot213 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reymerink en Karsemeijer zijn wegens het voorgevallene te Hilversum als mishandelaars van den Burgemeester gedagvaard.Ga naar voetnoot214 Ik heb aan van AffelenGa naar voetnoot215 geschreven voor hen te pleiten. - Alles zal medewerken ten goede. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37. Van Hall, 's-Gravenhage 2 november 1836Het was een ware vertroosting gisteren uit uwe brief en die van uwe vrouw te vernemen, dat gij een weinig beter zijt. De Heere sterke u verder naar ziel en ligchaam. Ook deze ziekte zij tot Zijne verheerlijking. De brief van Buddingh las ik. Ofschoon dezelve niet opwekkend is, verheugde het mij, dat zijne benaauwdheid personeel is en dat de duivel bij hem het werk des Heeren in de uitleiding niet bestrijd(t). Ik hoop hem te schrijven. Ik heb een kort berigt van Intekening voor het Maandschrift gesteld. En aan Höveker de Inleiding van het eerste nummer met een kort verslag omtrent het voorgevallene met het adres toegezonden. Hiernevens gaan twee stukjes. Zoo gij krachten genoeg hebt lees die dan, of zend ze mij anders spoedig terug, want er moet met drukken haast worden gemaakt. Hiernevens gaat een lijstje van het geen ik van u bezit. Gij zult mij zeer verplichten door het ontbrekende te completeeren. Wij zijn hier zeer wel en worden gesterkt naar den inwendige mensch. GroenGa naar voetnoot216 ontving mij vriendelijk. Van Brummelkamp en van Raalte hoor ik niets.
P.S. Het hof heeft heden wederom gecondemneerd. Breedvoerig. Motieven, dat art. 191 Gr(ondwet) niet op ons als een nieuw kerkgenootschap toepasselijk was. Gij, Brummelkamp en Deteleff ieder ƒ 100, Weimar ƒ 15, mevr. Brandt 20, Brandt 25. Twee personen wegens hetzelfde huis!Ga naar voetnoot217 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38. Van Hall, 's-Gravenhage 4 november 1836Gij ontvangt hier ingesloten wederom twee stukjes en het berigt dat reeds op dit ogenblik wordt afgedrukt. Wees zoo goed ze mij zoo spoedig mogeljk terug te zenden, even als de vorige die ik u in het broodtrommeltje toezond. Van Egeling ontving ik een stuk, dat veel correctie moest ondergaan, maar dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeer geschikt is om geplaatst te worden. Het zal echter waarschijnlijk in een volgend nummer moeten geplaatst worden.Ga naar voetnoot218 In vele opzichten mag ik zeggen dat ik des Heeren bijstand in mijn werk ondervinde. Höveker bevalt mij zeer in de uitvoering. Van Brummelkamp en van Raalte heb ik de toezegging dat zij zullen medewerken, als zij kunnen. Ten opzichte van het financieele is hunne belofte meer bepaald. Zij verheugen zich zeer in de onderneming. Geve de Heere u spoedig volkomene beterschap. Groet uwe vrouw en de familie Hasselman. Geloof mij in haast... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
39. Van Hall, 's-Gravenhage 20 november 1836Ga naar voetnoot219Hartelijk dank voor de aangename tijding, die gij mij ten aanzien van Dom. Scholte mededeeld. De Heere die magtig is en regeert doe hem spoedig geheel herstellen. Uw brief was mij eene regte verkwikking. De moeilijkheden die het plaatselijk bestuur aan den Hitsert ons in den weg legt verwonderen mij niet.Ga naar voetnoot220 Er moet dienaangaande eene algemeene aanschrijving zijn gedaan. Immers ook te Amsterdam heeft men eene diergelijke maatregel genomen. Gij zoudt mij zeer verplichten door mij uit de papieren van Dom. ScholtenGa naar voetnoot221 te zoeken en zoo spoedig mogelijk over te zenden, de vonnissen van vrijspraak tegen ZijnEd., mej. Brandt, Brummelkamp, Weimar, Deteleff en broeder Brandt te Amsterdam gewezen deze zomer. Ik weet dat Scholte ze heeft, want wij hebben er hier over gepleit.Ga naar voetnoot222 Ik mis dezelven en wenschte ze achter mijn pleijdooij te laten drukken dat ter perse ligt. Gisteren kwam hier een persoon van de Smilde om de adressen van Dom. de Cock persoonlijk aan Zijne Majesteit te overhandigen.Ga naar voetnoot223 Het is een ellendig stuk. Maar ook onze ellendige verwarde toestand zal ten goede mede werken, want de Heere regeert. Er begint hier onder de weinige gescheidenen, die zich aaneensloten, meer eenigheid des Geestes, meer geloof openbaar te worden. Groet allen hartelijk van mij en mijne vrouw. In haast... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40. Van Hall, 's-Gravenhage 25 november 1836Aangenaam zou het mij zijn spoedig wederom eenig berigt van u te onvangen. Zoo gijzelve nog niet moogt schrijven, dan van een uwer huisgenoten. Dom. Buddingh heeft l.l. Zondag hier voor ongeveer 100 menschen ten mijnen huize gepredikt en kinderen gedoopt,Ga naar voetnoot224 voor Scheveningen en 's Graveland.Ga naar voetnoot225 Wij zijn noch door de policie, noch door het gemeen bemoeilijkt. Karsemeijer en Reijmeringer van Loosdrecht zijn de eerste voor 1 en de tweede voor twee maanden gecondemneerd wegens het gebeurde te Hilversum.Ga naar voetnoot226 De ad(vokaa)t Fortuyn,Ga naar voetnoot227 die voor hen pleitte beschouwd het vonnis als zeer wederregtelijk en onze vrienden als volkomen onschuldig. Er is geappelleerd, zoodat ik die zaak, als de Heer wil, voor het Hof behandelen zal. Ik geloof, dat er groote beproevingen op handen zijn. Van het werk van CouprieGa naar voetnoot228 ontving ik een derde vel ter correctie. Ik zend het u toe. Want schoon ik het heb nagezien, komt het mij niet gepast voor, dat ik alleen dit doe. Zoo gij belet wordt, laat Dom. Meerburgh het dan lezen. Nu waarde broeder! De Heere zij met u. Hij zal alles doen medewerken ten goede. In haast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 Van Hall, 's-Gravenhage 3 december 1836Ga naar voetnoot229Ik heb gezorgd dat er aanstaande Woensdag uitstel zal gevraagd worden en wij zullen dit waarschijnlijk op het certificaat van den Doctor wel gedaan krijgen. Ook de andere zaak zal dan waarschijnlijk worden uitgesteld.Ga naar voetnoot230 Laat onze Scholte dus deswegens gerust zijn. Als het Hof waarvan het uitstel afhangt, niet al te hals(s)tarrig is dan zullen wij dat bekomen. Anders doen wij er aan wat wij kunnen. Het is eene groote genade zoo wij in deze kommervolle tijd alle onze zorgen op den Heere mogen wentelen; en troost vinden in de verzekerheid der hope. Het leven is kort, de verdrukking gaat ras voorbij en het einde is heerlijkheid. Mochten wij door genade onze roeping en verkiezing zien vastgemaakt. Ik voel mij meer en meer verbonden aan alle degeenen, die in de verdrukking deelen. Groet Scholte hartelijk van mij, als mede zijne vrouw. Hij zal het eerste nummer der Reformatie en mijn pleijdooij door boekverkopers gelegenheid ontvangen hebben. Zoo hij niet al te zwak is zou het mij hoogst aangenaam zijn, zijn oordeel over beide stukken te kennen. Er is hier thans een kleine gemeente georganiseerd, waarvan eenige Scheveningsche visschers de eigenlijke kern uitmaken. Golverdinge gaat voor in het gebed. Ik neem de functie van Diaken provisioneel waar en er is gemeenschap der heiligen onder ons kenbaar. De laatste Storm heeft hier veel schade aangericht. Ik ben op eene merkwaardige wijze bewaard gebleven, daar ik van Scheveningen kwam wandelen en de weg bezaaid lag met bomen en alles rondom mij kraakte. De arm des Almachtigen is niet verkort. Er zou een concert in de Luthersche kerk zijn, maar de Storm heeft er in geblazen. Prins AlexanderGa naar voetnoot231 is zwaar gekwetst. - De Heer zal opstaan tot den strijd! De geestelijke wapenen zullen niet ontbreken, indien wij slechts tot Zijn volk behooren.
P.S. Zoo gij eenige berigten over de toestand der gemeenten hebt voor de Reformatie, zend ze mij dan vooral toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
42. Van Hall, 's-Gravenhage 8 december 1836Ga naar voetnoot232Gelief aan onzen broeder Scholte te berigten, dat alle de zaken gisteren door het Hof zijn uitgesteld tot Maandag 9 January aanstaande. Ik hoop dat de Heere hem dan zoo verre mag hersteld hebben dat hij kan overkomen en bij mij logeeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.M.C. van Hall, 's-Gravenhage 3 december 1836
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
43. Van Hall, 's-Gravenhage 29 december 1836Dit is de eerste brief waarin Van Hall gewaagt van het surveilleren van de politie in de omgeving van zijn huis tijdens godsdienstige samenkomsten.Ga naar voetnoot233 Reeds lang zie ik reikhalzend naar eenige letteren van u uit, vooral wenschende iets van uwe beterschap te vernemen. Ik mag den Heere vurig voor u bidden, en ben in het geloove ten volle verzekerd, dat ook deze uwe ziekte medewerken zal ten goede, zoo wel voor u personeel, als voor de zaken der kerk. Schrijf mij vooral spoedig eens, ook of er nog vooruitzicht bestaat, dat gij den 9den January hier zijt. Zoo gij komt breng dan uw vrouw en kind mede. Het zal ons eene groote vertroosting zijn u allen bij ons te zien. De weg wordt voor mij en mijne beste vrouw steeds enger en moeilijker. Maar de levende God, onzen hope, laat zich niet onbetuigd en de strijd zal nog wel veel banger worden! Ons leven teerder voor den Heere! In de laatste weken heb ik aan zenuwachtige koorts gesukkeld. Dit was mij te midden van veel werk, dat ook door het maandelijkse werk der Reformatie vermeerd wordt tot groote beproeving. Wij zijn in de woestijn. Mijne vrouw ondervindt zulks even als ik. Het geloof en de hope blijft echter. Zijne hand laat ons niet los. - De verhandeling van HasselmanGa naar voetnoot234 over de hope was mij tot groote vertroosting. Ik beschouw dat stuk als een verblijdend teken des tijds; als een bewijs dat de Heere in de gemeente zijnen Geest nog uitstort. Sedert het verblijf van Buddingh alhier heb ik niets van hem vernomen.Ga naar voetnoot235 Hier zijnde was hij in veel strijd. Er zijn er velen en daaronder is hij, die door ongelovigheid bestreden worden. Ik heb daarvan in de laatste tijd ook al iets ondervonden. Dikwijls mag ik echter de vrijmoedige toegang hebben, schoon mij de troostrijke bevindingen van gemeenschapsoefening ontbreken. Ik kom meer en meer in een harde school, maar ik weet, dat dit goed voor mij is. Van Raalte is l.l. Zaturdag bij défault gecondemneerd.Ga naar voetnoot236 Hij zal tegen dit vonnis in oppositie komen. Zoo mijne gezondheid het toelaat zal ik misschien voor hem pleiten. Ik heb veel met hem te doen. Hier is thans een kleine gemeente, echter zonder kerkeraad, waarbij ik de functie van Diaken waarneem. Golverdinge is uit drie anderen door het lot tot voorganger gekozen. Namentlijk om preken voor te lezen en te bidden. Zijn gebed is goed, maar hem ontbreekt de vrijmoedige toegang, waardoor de verkeerde hoek waarin hij zit te zeer als een voorbeeld tot navolging aan de gemeente wordt voorgesteld. Van de plannen der RegeeringGa naar voetnoot237 verneem ik niets. Het onzekere van onze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toestand is pijnlijk. L.l. Zondag werdt mijn huis door policie-dienaars bewaakt, maar, waarschijnlijk omdat wij ten gevolge van de storm met minder dan 20 vergaderd waren, is er verder niets gebeurd. Over de Reformatie heb ik eene brief van de Cock, die daarin 1o. zijn ongelukkig adres wenscht opgenomen te hebben, 2o. daarin zijne antigereformeerde denkbeelden over den doop wil plaatsen. Ik heb ZEW. geantwoord. dat ik tegen beide punten was, en voor zoo verre zulks van mij afhing weigeren moest, maar dat ik er aan u en Brummelkamp over schrijven zoude. Bij gelegenheid hoop ik uwe opinie daarover te vernemen. Ook wilde de Cock een stukje in de Reformatie schrijven, tegen de openbaarheid der godsdienstoefeningen! De Reformatie, vooral de berigten, daarin voorkomende, maken op sommige voorstanders der waarheid, zoo als Groen, W. (van) HogendorpGa naar voetnoot238 enz. nog al indruk. Dirk (van) Hogendorp, hoewel hij zoo veel gedecideerder Christen is, blijft vijandig tegen de scheiding. Hij heeft ons echter lief, dit merk ik duidelijk. Maar de omgang met hem blijft moeilijk. Over het geheel heb ik met mijne vrouw geene andere omgang dan met de arme gescheidenen. Ook dit is eene zaak, waarin het vleesch moet worden gekruisigd. Mijne vrouw groet u en de uwen hartelijk. Zoo uwe krachten u zulks niet toelaten, antwoord mij dan niet. Maar verzoek dan tog een der uwen mij eens omstandig uwe toestand te beschrijven. Groet Hasselman en zijne vrouw, vooral uwe vrouw. De genade zij met u.
P.S. Het jaar 1836, waarvan BengelGa naar voetnoot239 zooveel heeft gepropheteerd spoed(t) ten einde. Ik kan mij niet begrijpen, dat het in zoo veel onzekerheid ten einde zou lopen. Het is dan ook nog niet om. Mochten onze lampen brandende zijn! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
44. Scholte, Gorinchem 31 december 1836Hartelijk geliefde vriend en broeder in Christo! Uwe brief van eergisteren was de eerste die ik hedenmorgen met eenige helderheid mocht lezen. Naar het lichaam zou ik zeggen dat ik hersteld was, doch ben zwak, maar naar de ziel verkeer ik in eene wonderlijke toestand; denken kan ik goed over personen en zaken, maar wat tot het daadlijk leven betrekking heeft is mij geheel vreemd, en daaromtrent is het als of ik in eene droom verkeer. Gedurende de laatste weken mijner ziekte vooral, heb ik veel van de boosheid van mijn hart ontdekt, zoo dat ik (met) volle nadruk kan zeggen onrein, onrein van 't hoofd tot de voetzolen. Ik kan nu geheel gemakkelijk begrijpen hoe de wareld zoo zorgeloos daarheen gaat, maar ze is er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in mijne oogen niet beter door ge worden, hoewel ik aan de andere kant hoop dat mijne ontdekkingen van mijn eigen bestaan mij zachtmoediger maken tegen degeenen die tegenstaan. Uitwendige werkzaamheden heb ik nog niet en kan ook nog niet, want als ik een weinig lees dan begrijp ik er verder niets van. Menschen zie ik bijna niet als zeer bekenden en vertrouwden, want ik vrees dat ik hen hetgeen ik denk als waarlijk gebeurd zal vertellen en dus liegen hetgeen meermalen geschied is; bovendien duld(t) mijne zwakte het niet. De dingen die dan ook dagelijks gebeuren zijn mij vreemd zoodra het verder komt als denken; alles wat er gedurende mijne ziekte is voorgevallen hangt nog als een droombeeld. Mijn leven is dus geheel beschouwende. Tweemaal ben ik in een besloten rijtuig een eindje op de straatweg geweest, maar alles is mij vreemd. Wat er dus van mij worden zal zal de tijd leeren, ik heb al eens gedacht dat deeze toestand veel overeenkomst heeft met die van Bilderdijk in zijnen laatste tijd, doch deeze maakte nog heerlijke verzen. Gij begrijpt dat ik er in dien toestand niet aan denken kan om naar den Haag te komen. Ook heb ik geen dagvaarding. Wees dus zoo goed Maandag voor mij naar van Maanen te gaan en te vragen dat hij het nog onbepaald uitsteld; zoodra ik de mogelijkheid zie om voor de raad te verschijnen zal ik er kennis van geven, want ik ben er op gesteld om zelf te koomen dewijl mij de zaak zoo eenvoudig, klaar en duidelijk is. Van Budding heb ik ook in het geheel geen tijding, ik zou hem gaarne eens zien. De tijd is wonderlijk en moeilijk, doch ieder oogenblik kan er een uitbarsting in de wareld koomen die het harte der menschen zal doen sidderen. Wat er ook gebeuren mooge, de waarachtig gelovigen zullen er niet het slechts aan zijn, maar ik geloof dat er algemeene behoefte onder Gods volk is om los gemaakt te worden van de wareld, want al wordt de wareld niet in ruime teugel gevierd, het harte zit er aan vast, en er is nog weinig te bespeuren van de practijk der eerste Christenen. Ook daartoe heeft de kerk duchtige reformatie noodig, maar dat zal de Heere moeten doen. Het zal genade zijn als wij in zijn hand werktuigen moogen zijn om mede een steen aan Jeruzalems muur toe te brengen. Beproeving en strijd is daar toe de beste voorbereiding. De Heere neeme ons af wat wij te veel hebben en schenke ons hetgeen wij missen. De stukjes van de Cock moeten volstrekt niet geplaatst worden; de Reformatie mag zich zelf niet verlo(o)chenen; getrouwheid aan de beginselen door God ons geleerd moet opwegen tegen het gevaar van miskend te worden. De praktijk van de Cock doet mij niet veel eensgezindheid vooruitzien; de eerste brief aan de Corinthen is ten hoogste nuttig voor de gemeenten maar derzelver praktijk vereischt zelfverlo(o)chening.Ga naar voetnoot240 Wat het stilzwijgen der regering betreft, dit is wel pijnlijk voor het vleesch, maar wat nood - het zaad is in de aarde geworpen, en zal vrucht dragen, maar het moet eerst sterven. Het is nu bijna ten einde gelopen jaar bewijst weder de ijdelheid der menschelijke berekeningen. ‘Waakt dan want gij weet niet wanneer de ure komen zal’, wordt dikwijls bij het rekenen vergeten. Mochten wij letten op de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tekenen der tijden, dat de Heere ons bereid vinde wanneer Hij komt. De Almachtige God heilige de beproevingen van u en uwe vrouw. Groet haar hartelijk van ons; de genade onzes Heeren Jesu Christi zij met ulieden. Groet alle de broeders; de familie Hasselman groet u. Blijf mijner in uwe gebeden gedenken.
Uw vriend en broeder H.P. Scholte
(P.S.) Schrijf mij zoo spoedig mogelijk. Indien het noodig is zal de docter weder een attest geven; zoo niet dan spaar ik de onkosten. Vale |
|