De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)
(1982)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |||||
Hoofdstuk 15
| |||||
[pagina 227]
| |||||
Met drie mij overgeblevene kinderen is mij de aardsche toekomst moeijelijk, doch de beloften van den getrouwen God en Vader in CHRISTUS zijn ook voor mij in deze voldoende. De Heere zal het voorzien, want Zijn Woord is de Waarheid. De ondervinding van Gods trouw in dezen zeer smartelijken weg vertroost mijne ziele en is mij eene nieuwe drangreden, om verwachtende en haastende te zijn tot de toekomst van onzen Heere JEZUS CHRISTUS. - Ja, Hij zal komen, en die in Hem ontslapen zijn, zullen wedergebragt worden met Hem, en zij, die ik betreur, is ontslapen in Hem, Die de opstanding en het leven is. Overtuigd van de wezenlijkheid der gemeenschap der heiligen, houde ik mij verzekerd van broederlijke deelneming, en beveel ik mij met mijne kindertjes in het gebed des geloofs. | |||||
1. J. Berkhout, Amsterdam 26 januari 1844Johannes Berkhout en zijn vrouw G. Smit behoorden tot de kring van Wormser. Wij vinden deze beide personen niet in de eerste lidmatenregisters van de Afgescheiden gemeente te Amsterdam. Waarde Broeder in den Heere! Gedagtig aan de vermaning des Apostels: Weent met den weenende, kom ik door deze tot uw, waarlijk getroffen door dien geweldigen slag welke den God van leven en dood Ued. toebracht, door een deel vleesch en been van uw vleesch en been zoo onverwachts als gevoelig af te scheuren; en waar door tevens de lust van uwe ogen, het genoegen van uw leven, de troost en de ondersteuning uws harten, in zoo veel moeite, gevaar, bekommeringen en zorgen van dit uw leven als in een punt des tijds in haar vorig niet is terug gekeerd.Ga naar voetnoot4 Ja, Broeder! zoo gaat de weereld voorbij met alle hare begeerlijkheid maar die den wil van God doet blijft in der Ewigheid. En mogt dit dan uw hoofd omhoog hefven, want zoo leeft ook zij die als tegen uw over was, al schoon door den dood van (U) weggerukt, zoo zullen ook wij leven na onzen dood, om ten jongsten dage door Hem, Die de opstanding en het leven is, met ons stof dat thans in de aarde gelegt wordt, opgewekt te worden tot onverdervelijkheid, om te zamen te genieten verzadiging der vreugde en lieflijkheden bij Jezus aan- | |||||
[pagina 228]
| |||||
gezichte, ewig en altoos. Dan zal geen rouwe of moeite of gekreit meer zijn, want weeninge en droefheid zullen wegvlieden en ewige blijdschap zal op onze hoofde zijn. Gelooft Gij dat Broeder? Ik weet dat Gij dat gelooft. En daarom, weent vrij op het graf uws afgestorvene. Zoo deed onzen Jezus op het graf van Zijnen vriend Lazarus, Hij zal uw dat niet kwalijk nemen; Gij hebt er menigvuldige redene toe. Maar niet als degeene die geene hope hebben. Wordt mijn wensch vervuld, en mijn gebed voor uw tot God verhoord dan hefve Hij uwe ziel in die levendige verwagting tot Hem op; en ofschoon het dan toch niet anders kan, of Gij zult vele lege plaatsen aantreffen die vroeger door uws afgestorvene vervuld werden; deze make God met Zich zelve voor uw vol en Hij neme de zorgen van uw zaad voor tijd en ewigheid op Zich. Dan verlochene Hij uw, make uw wil in Hem één, en doe uw Zijne daden aanbidden als goed, wijs, heilig en getrouw. Wees van mij en van mijnen vrouw hartelijk gegroet en hou(d)t uw verzekert dat wij met deelneming aan uw denken.
J. Berkhout. J. Berkhout, Amsterdam 26 januari 1844 - fragment
| |||||
[pagina 229]
| |||||
2. A. Griffijn, Alkmaar 5 februari 1844De ‘Handelingen van de provinciale vergadering in Noord-Holland’ vermelden dat A. Griffijn in 1838 diaken was van de Afgescheiden gemeente te Hoorn.Ga naar voetnoot5 In 1840 wordt hij getypeerd als ‘van Haarlem’,Ga naar voetnoot6 hetgeen in overeenstemming is met de inhoud van onderstaande brief. In 1844 verhuisde hij blijkbaar van Haarlem naar Alkmaar. Volgens het eerste lidmatenregister van de Afgescheiden gemeente te AmsterdamGa naar voetnoot7 was Arie Griffijn gehuwd met A.H. Augustinus. Zijn beroep was tekenmeester. Hij kwam 20 mei 1839 met attestatie van Hoorn. Griffijn voegt zich midden 1840 bij de groep Wormser, wordt sedert februari 1843 niet meer bij de gemeente gerekend, maar wordt daarna opnieuw aanvaard als lid. WelEerwaarde Zeer Geleerde Heer, Broeder in onzen Heer Jezus Christus, genade en vrede worde u rijkelijk geschonken en vermenigvuldigdt door Hem Die de opstanding en het leven is. Amen.
Op het ogenblik dat wij alhier waren aangekomen ontvingen wij uwe diepbedroevende letteren van den 23ste January jl. en hoe verlangend ik ook was om dezelve dadelijk te beantwoorden, was mij zulks ondoenlijk. Dan, en dit deed ook uwe overtuiging van de gemeenschap der Heiligen, wij mogten het voor den troon der genade brengen, en uwe bedroevende toestand aan Hem opdragen, Die slaat. Ja, maar die ook heeld. Was er geen opstanding en leven, welke woorden zouden wij moeten gebruiken om elkander te troosten? dan nu wij sterven om te leven, nu wij leven in den dood, nu wij weten dat wij Hem zullen gelijk wezen en wij Hem zien zullen gelijk Hij is, nu de prikkel des doods is weggenomen en wij op deze woestijn niets anders dan doornen en distelen aantreffen, dat de eene rampspoed de andere soms vervangd, nu kan, bij dit alles deze aarde voor den Christen niet anders zijn dan een hijgend verlangen om in te wonen bij den Heer Die ons gekocht heeft door Zijn bloed. In die bewustheid mag u leven. Nee, misgunnen wij haar niet het oord van haar verlangen, maar neen, dit doet UED. niet. Maar ik gevoel hier onder het schrijven, gij mist uwe gade, gij mist uwe dierbare gezellin. Ja, ik gevoel het ook. Ik zoo min als mijne kinderen zou haar kunnen missen. Dan is het een geschenk van God. Geve(n) wij het dan gewillig over en vervulle de Heere onze beden, dan ondervind uED. de troostrijke genade des Heiligen Geestes, die alle verstand te boven gaat en Hij leere u en ons meer en meer af te zien van alles wat ons lief en dierbaar is. Hier in Alkmaar is volstrekte verwarring. Onze vrienden, het huisgezin van W. van Velden van Hoorn,Ga naar voetnoot8 kunnen zich met de gemengde hoop en verbasterd | |||||
[pagina 230]
| |||||
huisgezin niet vereenigen.Ga naar voetnoot9 Wat zal toch van dit alles worden. Eer wij van Haarlem zijn vertrokken, heb ik eenige uren bij do. BeetsGa naar voetnoot10 te Heemstede doorgebragt met het uiterst genoegen. Wij wenschten dat de Heeren Groen van Prinsterer, DaCosta en uEd. zich met elkander zagen te vereenigen. Wie weet wat hier uit voortvloeide. De tijd toch van groote gebeurtenissen hebben de Horizon bereikt. De Almagtige die de harten der Koningen leid als waterbeeken waarheen Hij wil, geve om Jezus' wil dat broederlijke liefde het kenmerk van Zijn volk, meer en meer worde bevorderd. Geniet veel van Gods liefde in Christus en heb de hartelijke groetenis van het huisgezin van van Velden en van ons en ten laatste van hem die zich met achting noem u liefhebbende Broeder in onzen Heer
A. Griffijn | |||||
3. J. de Haan, Heerjansdam 6 februari 1844Jacob de Haan (1803-1891) en zijn broer Dingeman (1799-1884) kunnen worden beschouwd als voormannen van de Afscheiding te Heerjansdam.Ga naar voetnoot11 Beiden waren overtuigde volgelingen van Scholte. Het verwondert derhalve niet dat de gemeente te Heerjansdam van 1842 tot 1853 buiten het kerkverband staat. Beiden gaan in 1849 inde ‘Second important emigration’ naar Pella, Iowa.Ga naar voetnoot12 Broeder in Christus H.P. Scholte
Geroepene Herder en Leeraar, niet van mensche of door een mensche, maar door Jezum Christum, en God den Vader, Die Hem uit den dooden opgewekt heeft. Het berigt van 23 Januarij maakt bij mij en in de Gemeente eene gevoelige indruk, te meer daar ik ook bij ondervinding weet wat het is, als wij door den Heere als een hart na den vleesche verbonden zijn, en de Heere komt dat van elkander scheuren,Ga naar voetnoot13 maar waar zoude wij bij dit gevoel het henen wende. Wij werde gedrongen, bij het overzien met al de daaraan zorgelijke omstandigheden, om UED. met de uwe op te dragen aan Hem, Die wij niet alleen kennen als beloner, maar als vervuller zijner belofte, en ons vertroost in alle onze verdrukkinge, opdat wij zoude kunne vertroosten degenen, die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroostinge met welke wij zelve van God vertroost worde. | |||||
[pagina 231]
| |||||
Ja! mijn Eerw., ik kan U met vrijmoedigheid en blijmoedigheid betuige, dat ik na dien tijd de noodzakelijkheid en daarom de onuitsprekelijke goedertierenheid mijnes Gods ook in dien weg met mij gehouden, hebt leeren inzien, hierin bestaande, alzoo God wat beters over mij voorzien hadde. Ook in dezen is het, de bevinding werkt hope, en de hope beschaamt niet. De Gemeente werdt opgewekt om enigszins in dade te doen blijke hunne deelneming in UWEW. omstandigheden, hetwelk ik op mij nam, om langs dezen weg U te doen geworden. Neemt het maar aan om onze gemeenschaps wille. Wij zijn alle naar U verlangende. Och! dat de Heere spoedig de weg bane, want oprechte gemeenschap heeft behoefte aan zien en hooren, en opdat ook wij van Uwe Geestelijke gave moge verkwikt en opgebouwd worde. Indien er eenige gelegendheid toe is bij UWEW. zoo verwachte wij eenige letteren belangende een en ander. Groet U oudste dochtertjeGa naar voetnoot14 van mij, zegt haar dat ik hoop dat zij verborge bidplaa(t)sjes heeft, om bij den Heere Jezus wijsheid te vrage, om eenigzins haar moeders plaats te kunne vervulle, en hetgeen zij van haar geleert, ontfange, gehoort en in haar gezien heeft, dat zij dat ook doet, en de God des vredes zal met haar zijn, Philip. 4 vs 9, opdat zij vroeg moge zinge Roem wereld uw schatte(n),
Gij kunt niet bevatte(n),
Hoe rijk ik wel ben.
'k Heb alles verloren,
Maar Jezus verkoren,
Wiens rijkdom ik ken.Ga naar voetnoot15
Wij hebbe de laatste reize dat Do. BeddeGa naar voetnoot16 en Do. Baay hier ware, vernieuwde blijke van Gods gunst ondervonde. Het 2de vers van Psalm 36 gaf eenig lucht aan onze met Gods genade vervulde harte. Den drieëenige verbonds God schenke UEW. en uit Zijne onuitputbare volheid die opwekkende vertroostende, versterkende genade, om te woekeren met die kostelijke talente aan U toebetrouwd, en daarom dan ook eens uit Zijnen mond te hooren: Goede en getrouwe Dienstknegt, over weinige zijt gij getrouw geweest, over vele zal Ik U zetten; gaat in in de vreugde Uwes Heeren. | |||||
[pagina 232]
| |||||
Groet ze die Jezus boven alles liefhebben. U groet de Gemeente. Mij aanbevelende in uwe gebeden
U(w) Broeder in Christus J. de Haan
P.S. Als UWEW. schrijf(t) dan toch ook een woordje van (de) Pinto. Jacob de Haan, Heerjansdam 6 februari 1844 - fragment
| |||||
[pagina 233]
| |||||
4. J.G. van Hees, Rotterdam 1 februari 1844Johannes George van Hees, geboren te Arnhem 2 december 1809, huwde te Rotterdam Neeltje de Vries, geboren aldaar 23 april 1803. Van Hees was één van de eerste ouderlingen (circa 1840) van de Afgescheiden gemeente te Rotterdam. Volgens het ‘Lidmatenregister van de Chr.Afgesch.Gemeente Hoveniersstraat 1835-1865’Ga naar voetnoot17 vertrok hij in 1847 zonder attestatie naar Noord-Amerika, nadat hij zich geruime tijd, namelijk sedert 1843, aan de kerk had onttrokken. Hij kan voor de jaren 1840 tot 1847 worden beschouwd als een volbloed Scholtiaan, evenals Arie Corneliszoon Kuijper, van wie wij onder no. 6 in dit hoofdstuk een brief publiceren. | |||||
[pagina 234]
| |||||
J.G. van Hees, Rotterdam 1 februari 1844
Aan den WelEerwaarden Leeraar H.P. Scholte
Beminde Broeder in den Heere, we hebben den smartelijken slag, welke de Heere, uwen en onzen VerbondsGod uw sloeg, vernomen uit UEW mededeeling. Door genade weenen wij met uw en de uwe(n) en mogen ook verwagten dat de Heere alle dingen maken zal ‘Hij toch zorgt als 't leed genaakt’, Hij kastijdt Zijne kinderen, maar uit liefde, de kastijding toch zijn alle deelagtig die Hij lief heeft. Nu Broeder, de Heere zelve vertrooste uw met zijn Goddelijke vertroostingen, en versterke uw voortdurend met de verwagting zijner toekomst waarom wij den Heere bidden.
Uw liefhebbende Broeder en Zuster, J.G. van Hees, ouderling en huisvrouw | |||||
[pagina 235]
| |||||
Ontvangt ook de hartelijke betuiging van deelneming van de met ons vereenigde Broederen en ZustersGa naar voetnoot22 | |||||
5. J. Knock, Schiedam 2 februari 1844Johannes Knock werd in 1772 te Schiedam geboren en overleed aldaar, oud 77 jaar, 29 mei 1849. Gedurende een gedeelte van zijn leven was hij bierbrouwer. Aan den WelEerwaarden en Geleerden Heer Den Heer H.P. Scholte Leeraar bij De Christelijk Afgescheijdene Gemeente Des Heeren
Waarde en Geachte Broeder in onzen Heere J.C., ik heb UE briefGa naar voetnoot28 van den 23 Januarij in Gezondheijd ontfangen en met Gevoeligen Deelneeming Gelezen. Het Afsterven van UE Geliefden Echtgenoot trof Mij en dat te meer Daar Mijn Groot verlies het welk mijn en mijn Huijsgezin Getroffen heeft in den Maand April 1842 door het afsterven van Mijnen Jongsten en voor mijn Geliefden en dierbaaren Zoon die nog geen 33 Jaaren bereijkte en door eene ZenuwZinkinkoorsGa naar voetnoot29 van ons zijne dierbaare ouders werd ontrukt, Eevenwel in Een Levendig Geloof als Eene(n) Arm en Ellendig en dood Schuldigen Zondaar in | |||||
[pagina 236]
| |||||
zigzelve Die Geene Gerechtigheijd in zigzelve vond om voor God te Kunnen bestaan maar die zig Geheel en Al Mocht verlaaten op dien Eenigen algenoegsaame Borg, Verlosser en Zaaligmaker Aan Wien hij zig Geheel en onbepaald hadde overgegeven en Dien Goddelijken Verlosser hadde hem ook voor Zijne Reekening Genoomen en die zoude hem in het Vaderland ter Ruste Brengen. In den maand Desember 1842 dus in dat zelve Jaar werd mijn vrouw Aangetast door Eene Beroerte waar aan zij Nog (h)eeden de Gevolgen ondervind, daar zij Aan de Rechterzijde Geheel verlamd is en die deelen haars Lichaam niet kan gebruijken. Zij moet dus Aan haar Leeger Blijven Leggen of aan de Plaats daar zij in Eene Leuning Stoel gezet word blijven zitten. Zij heeft haare Vermoogens behouden (en) is met dit alles Redelijk Gezond Doch Grootelijks hulpbehoevend van haare huijsgenooten Eeven als een jong Kind. Lieve Broeder, het was mijn tot innige Blijdschap te verneemen Dat u Lieve vrouw in haare Laa(t)st Leeven in haare benoudheijd zulk Een Heerlijk Uijtzigt heeft Gehad in die Heerlijkheijd Die aan haar zal geopenbaard worden met alle de Kinderen Godts zoo dat wij te saame onze afgestorvenen met het geloofsoog moog(en) Naar Staare tot in het vaderland der Ruste en dat heemels Kanaän terwijl wij nog in de Woestijn zijn met veele moeijten en vijanden in- en Uijtwendig te Kampen hebben. Maar Dien Godlijken en oversten Leijdsman en dien Voleijnder des Geloofs waarop wij Gewezen worden Hebreeën 12 is wel magtig ons door alle moeijten, door alle vijanden Heen te leijden. Hartelijk verblijde ik ook mij uijt uw brief te mooge verneemen De Kracht en ondersteuning Die UE in uw smertelijke weg moog ondervinden met uw 3 Kindertjes. Ook die Godt die Geeft maar ook weeder eijst heeft mij zeer Krachtig ondersteund en Gesterkt in mijnen bedroefden weg en voor Moedeloosheijd Bewaart tot op dit oogenblik. Dagelijks zie ik voor Mijn oog Een Wed(uwe) met 4 jonge Kindertjes en Een Vrouw in zulk Eenen Ellendigen toestand uijtwendig.Ga naar voetnoot30 Wij woonen bij Elkander in. Eene Bezwaard(e) zaak Daar wij Eenen Azijnmaakerij als ook Eene Bierbrouwerij hebben waarvan het hooft is weggenoomen. Meenigmaal moet ik inzonderheijd Die Weduwe opbeuren in haare moeijlijke omstandigheijd, Daar ik zelve opbeuring behoeft. Gelukkig, Lieve Broeder, Als wij Maar veel met alle onse Nooden met alle onse bezwaaren en alle die weegen die de Heere met ons op deze aarde houd voor den Heere moogen verkeeren. Zaalig als het ons maar Naader tot Den Heere brengt en ons Maar Nauwer aan Hem en Zijne Dienst verbindt en daardoor de aarde en het aardse uijt ons oog...Ga naar voetnoot31 ons hart meer en meer wegvalt. Verblijdend was het mijn Laa(t)stleeden dag des Heeren Dat onse Herder en Leeraar de Gemeente opwekte om voor UE in uwen weg te Bidden. Na vooraf Eene Leerrede daar toe Gehouden te hebben uijt Openbaaring 14 Zaalig zijn de dooden die in den Heere sterven, Ging hij in het gebed de Gemeente voor. | |||||
[pagina 237]
| |||||
J. Knock, Schiedam 2 februari 1844 - fragment
| |||||
[pagina 238]
| |||||
Onder het Schrijven Gevoel ik nog Mijn en onser aller Gemis. Ach De Heere ondersteune en sterke UE in alles uwen Weg. Ik Gevoel welligt meer dan andere UE Gemis vandaar dezen brief. Acht dat het de Heere maar doe...Ga naar voetnoot32 tot de Bemoediging en ondersteuning in UE omstandigheijd. NaarGa naar voetnoot33 UE van ons en van mijn zoon Dirk en zijn vrouw en vrouw Bontboom Hartelijk en Welmenend te Groeten Noem ik Mij UE Liefhebbende Broeder in J.C.
J. Knock oudl | |||||
6. A. Cz. Kuijper, Rotterdam 31 januari 1844Arie Corneliszoon Kuijper (ook: Kuiper) werd 14 maart 1810 te Charlois geboren en overleed 5 april 1880 dichtbij Pella, Iowa, na een predikantschap gedurende de jaren 1867 tot 1877 in de Reformed Church; zijn enige gemeente is geweest die te Holland, Michigan. Aanvankelijk was hij vlasboer; bij zijn immigratie in 1849 wordt hij ingeschreven als ‘farmer’. Hij is dan een gefortuneerd man en bezat kort daarvóór te Charlois enige huizen, landbouw- en weidegronden.Ga naar voetnoot34 In het jaar 1840 verschijnt hij als ouderling van de gemeente te Rotterdam in de provinciale vergadering van Zuid-Holland.Ga naar voetnoot35 Uit de oudste notulen - die eerst beginnen met 13 juni 1843 - van de Afgescheiden gemeente te Rotterdam, leren we dat op laatstgenoemde datum, de ouderlingen A.C. Kuijper en J.G. van Hees, zich gaan verwijderen van het kerkverband. Zij kiezen voor de eind 1840 geschorste ds. Scholte. Dit leidt tenslotte tot hun afzetting.Ga naar voetnoot36 Aan den Eerw.Heer H.P. Scholte Bedienaar des H.Evangelies in de Christelijke Afges.Gemeente te Utrecht
Geliefde Broeder! De ondervinding is bij ons aanwezig dat de gemeenschap der heiligen eene | |||||
[pagina 239]
| |||||
wezentlijke daadzaak is, in de gene die tesamen verbonden zijn door de kracht des geloofs en de daaruit vloeyende band der liefde. Van daar dan ook dat wij met er daad deel nemen in de beproevingsweg die Gods vaderhand u heeft toegezonden. A. Cz. Kuijper, Rotterdam 31 januari 1844
Diep geroerd werd ons hart bij de inzage van de bekendmaking, bovenal van hem die meer dan eenmaal in uw huis verkeerde, en daar door gebracht werd tot smartelijke herinneringen, bij de vertegenwoordigingGa naar voetnoot37 wat de overledene | |||||
[pagina 240]
| |||||
blijkbaar voor u was, ja ook wat zij bewees te zijn voor ieder die haar onmoet(t)e, diep getroffen werd ons gemoed naardien onze harten waarlijk deel nemen in uwe droefheid, ja wij weenen met u... Ook onze droefheid word(t) gematigd, door de duidelijk aanwezig zijnde bewustheid dat de overledene ontslapen is in Jezus, en dat UEw. de ondervinding mag kennen van Gods trouw in deze waarlijk voor u zeer smartelijke weg, en Hij uwe ziele vertroost, ziende op de toekomst, de volkomene vervulling nam. van alle Gods beloftenisse. Ons gebed voor u en de uwe(n) gaat op tot den troon der Genade, ja wij zullen steeds voor u bidden en uwe lasten dragen.
Uwe deelnemende Broeder in onzen Heere Jezus Christus
A. Cz. Kuijper oud. | |||||
7. P. Lankester, Veere 29 januari 1844Pieter Lankester werd 20 februari 1799 te Veere geboren als zoon van Lein Lankester en Cornelia Vinke. | |||||
[pagina 241]
| |||||
P. Lankester, Veere 29 januari 1844
| |||||
[pagina 242]
| |||||
Eerw. en Zeer Gel.Heer! en Zeer gewenschte Br. in Christus! De Genade Gods zij uwe ondersteuning, ook in deze voor UEw. zo bedroevende omstandigheid!
Ik heb ll Zaterdag UEw. bekendmaking van het overlijden uwer echtgenoot ontvangen. Diep heeft mij uw verlies getroffen te meer, daar ik het zelfde tweemaal geleden heb, zoo lijd ik, als een lid van het ligchaam mede in UEw. lijden, naar luid van Gods Woord. Ja niet alleen lijd ik mede, maar de geheele gemeente. Want ik heb begrepen dat UEw. mededeeling, niet alleen aan mijn persoon, maar door mij, aan alle de leden der Gemeente gedaan werd, gelijk ik dan ook dadelijk den brief aan alle de Broeders gezonden heb, om de zelve te lezen, en zoo is ook de deelneming van allen geweest. Geliefde Broeder! beproevende is de weg van den Heere met UEw., bij bevinding weet ik, wat er nodig is in zodanige weg, maar bij bevinding weet ik ook, hoe getrouw de Heere is voor de Zijne(n), die met ligchaam en ziel aan Hem verbonden zijn; de getrouwe God en Zaligmaker zij uwe geduurige toevlugt door het Geloof. En Hij geve u genoeg aan Hem te hebben, bij Wien dan ook een volheid is. De Heere zal UEw. ook nog in dezen weg willen oefenen, om nog des te beter met den moeden een woord ter regtertijd te spreken, want men kan over verliezen spreken, maar indien wij in zulken weg geoefend zijn geworden, dan kan men des te beter het Eigenlijke van zulke verliezen afschetsen. Nu Geliefde broeder, de Heere zij uwe sterkte, ook voor uwe kinderen. Zijt van alle de Broeders en Zusters hartelijk gegroet. Groet ook Overkamp van Mij, die zich noemd uwen hartelijk Geliefde
Broeder in Christus P. Lankester
N.B. Ook nog de bijzondere groetenis van mijn vrouw | |||||
8. C.G. de Moen, Den Ham (O.) 29 januari 1844Carel Godefroi de Moen (1811-1879)Ga naar voetnoot41 werd te Leiden geboren en studeerde aldaar voor ‘chirurgijn en vroedmeester’.Ga naar voetnoot42 Van 1832 tot 1836 oefende hij een practijk uit te Leiden. In laatstgenoemd jaar vestigde hij zich te Hattem. In mei 1839 keerde hij terug naar Leiden. Tijdens zijn verblijf in Hattem en daarna te Leiden was hij ouderling van de Afgescheiden gemeente. | |||||
[pagina 243]
| |||||
Agatha Sophia van Voss, zuster van de tweede vrouw van S. van Velzen.Ga naar voetnoot43 A. Brummelkamp is dan, zoals bekend, aldaar predikant. Lieve Broeder! de God des Vredes zij met U Amen! Ik behoef U niet te zeggen dat het ons zeer getroffen heeft, toen wij 't onverwacht afsterven van Uwe dierbare Gade hebben vernomen, hoewel het ons ook tot grote blijdschap verstrekte te mogen vernemen, dat haar einde vrede was. Verwacht dan ook van mij niet, dat ik U troosten zal met die waarheden die het Evangelie ons bekend maakt, daar Gij als bedienaar van dat Evangelie met dezelven overvloedig bekend zijt en God zelve U volgens uwe letteren van den 26 dezer, derzelver zalige troost doet smaken en ondervinden; en nochtans vind ik mij opgewekt om U mijne deelneming in Uw treffende verlies bekend te maken en U eenige woorden van broederlijke toegenegenheid toe te spreken. O! Vriend! daar staat Gij dan verlaten en eenzaam starende met Uw Kroost op de gezelline uws levens, die zuur en zoet met U smaakte en het lief en leed dat U trof gewillig met U droeg en U is voorgereisd naar het Vaderland der ruste. Gij weent! Gij moogt wel weenen! Jezus onzen Heiland, heeft ook geweend aan het graf van Zijn Vriend Lazarus, doch triomf! de dood is verslonden tot overwinning! want het geloof ziet de toekomende dingen reeds als of ze tegenwoordig waren. Nochtans zijn Gods wegen in de diepte! rondom Hem zijn wolken en donkerheid. Misschien vraagt Gij, waarom moest ik reeds zoo vroeg | |||||
[pagina 244]
| |||||
C.G. de Moen, Den Ham (O.) 29 Januari 1844 - fragment
| |||||
[pagina 245]
| |||||
mijne onvergetelijke Gade missen? Is het niet omdat Jezus haar liever had dan Gij? Zoo God Uwe begeerten had willen vervullen, wellicht zoudt Gij Uwe Echtgenoote nog jaren aan Uwe zijde hebben willen zien, om te zijn tot eene troosteres in de moeiten dezes levens, en wie zou U dit niet gegund hebben? Maar des Heeren wegen zijn niet de onzen; noch Zijne gedachten, onze gedachten. Zijn raad moet bestaan! en Gij doet wel als Gij aanbidt en zwijgt en U voor Zijne onbegrijpelijke liefde nederbuigt met knieling des harten. Het waarom? wordt in de eeuwigheid beter begrepen dan hier. Een ding is toch zeker, God verlaat de Zijnen niet. Moet Gij dan missen wat U lief en dierbaar was, het liefste voorwerp van Uw hart hebt Gij echter nog behouden. Want wat kan U scheiden van Christus Jezus Uwen Heer? Geen dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch eenig ander Schepsel zal ons kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onzen Heer. Dat de Almachtige dan Uwe sterkte zij ten dage Uwer benaauwdheid en U in Zijne heilige hoede en bescherming neme, benevens het kroost dat U eene dierbare moeder schonk; en dat Gij in de dagen van rouw en weduwschap moogt ondervinden, met Asaf, dat het goed is nabij den Heere te zijn; en bezwijkt eens Uw vleesch en Uw hart, zoo zij God de rotssteen Uws harten en Uw deel in eeuwigheid! Sedert verscheidene dagen verkeert mijne vrouw in eene zeer smartelijke positie. Zij is zeer ongesteld, en wat het worden wil weet ik niet. Och! dat de Heere maar krachten schenke om het kruis te dragen en ons leere stil te zijn! Want ook wij hebben het al zoo vaak ondervonden, dat onze weg door de zee loopt, hoewel de golven ons nog niet overstroomd hebben. Mijne vrouws broeder,Ga naar voetnoot44 die met September ll. uit de O. Indien is geretourneerd, is zoo ik hoop, onlangs aan zich zelven ontdekt en een drager geworden van de baniere des Kruises. Ook mijne beide dienstboden hebben den Heere leeren kennen en alle drie deden voor enigen tijd belijdenis van hun geloof en waren zeer begeerig om den dood van Hem te mogen verkondigen in Wien zij het leven wedergevonden hebben - die dag was ons tot heil en zegen. Gisteren predikte ik over Galaten 6: 14a; het was mij en vele broeders tot vreugde. Ds. FeisserGa naar voetnoot45 is met den 1o January ll. afgezet. Op grond, dat hij anders | |||||
[pagina 246]
| |||||
handelen wilde, als bij de Herv. Kerk gebruikelijk is. Zonder meer. Hij was echter getroost in den Heere. Hij schrijft mij: van mijne ouders bijna vervloekt, van mijne broeders en zusters onverzoenlijk gehaat, van de vijanden bespot; gewis als het Kruis van Christus niet zoet was, mijn vleesch was reeds lang bezweken. Hij preekt in schuren en huizen, en heeft aan den Burgemeester zijn diploma van Th. Dr. gezonden, met het verzoek of hij daarop niet leeren mocht met zoovelen als zich aanboden voor de goddelijke waarheden. Ook had hij aan Z.M. dispensatie verzocht van het art., hetwelk verbiedt om met meer dan 19 man te mogen vergaderen, doch ik vrees dat hij die niet ontvangen zal, zoo dat hij een anderen weg zal moeten inslaan om vrijheid te krijgen. Een groot deel zijner Gemeente hangt hem aan. Tot nogtoe verwerpt hij den kinderdoop. Anders staat hij krachtig in den Heere en onder zijne prediking worden velen bekeerd, zoo ik gehoord heb van iemand die hem bezocht heeft. Het verhaal van zijne afzetting komt binnen kort in het licht. Ontvang mijne hartelijke groeten; ook namens mijne vrouw groet ik U, alsmede Mevr. van Hall, zoo zij nog leeft.Ga naar voetnoot46 Groet ook de broeders, en zijt den Heere aanbevolen van Uw liefh. Vd en Broeder in (C)hristus J(ezus).
C.G. de Moen
P.S. 31 Jan. de toestand van mijne vrouw blijft al den zelfden. Zij is zeer pijnlijk vooral in het hoofd. | |||||
9. A. Monteba, 's-Gravenhage 30 januari 1844Abraham Monteba,Ga naar voetnoot47 van beroep kleermaker, in 1837 wonende in het Glasblazer-laantje,Ga naar voetnoot48 was één der eerste diakenen van de Afgescheiden gemeente te 's-Gravenhage.Ga naar voetnoot49 Hij moet worden gerekend tot de aanhangers van Scholte. | |||||
[pagina 247]
| |||||
Eerwaarde en Veelgeliefde Broeder in onzen Heere Jezus
Niet weinig trof het ons te vernemen de dood van Uwe beminde Echtgenoot(e). Smartelijk moet het UE vallen zoo een goede Vrouw van den Heere ontvangen, te verliezen. Ook dat is Zijnen liefde. Hij doet met het zijne wat Hem behaagt. Hij geeft en neemt, altijd ten onzen beste. Niets is hier bestendig, alles ontvalt, bezwijkt, zucht tot de openbaring der Kinderen Gods. Met innigen Broederlijke deelneming aangedaan in UE nieuw toegezondenen proefweg, blijve(n) wij Uwer en Uwe kinderen gedenken bij den troon van onzen Grooten Hogenpriester die uit het(geen) Hij geleden heeft gehoorzaamheid geleerd heeft. Ja Geliefde Broeder, gij weet het, het volgen van Jezus is lijden en strijden, om eenmaal met Hem te heerschen. Het verblijd(d)e ons dat Gij zoo zeer getroost zijt in den Heer, Hij heeft UE door zoo veel en veelerlei strijd en Geloofsworstelingen heengeleid, Hij zal ook deze traanen wel in Zijne flesschen vergaderen, zoo veel proefe van Gods trouw en hulpe in zoo menigen moeijelijke aan Uwe bediening verbonden omstandigheden, zal ook verder toonen, dat Hij niet wankelt noch bezwijkt.Ga naar voetnoot52 Ue oudste dochtertje zal ook wel zeer bedroeft zijn; dat ze de Heere Jezus maar veel lief hebbe en haar hart Hem geve, die uit Liefde haar moeder tot zich genomen heeft. Heden verneem ik van Broeder van WijkGa naar voetnoot53 dat onzen geliefde zuster Mevrouw van Hall haar aardsche huis is afgebroken. Nieuwe droefheid voor UE. Die twee vriendinnen zijn nu 't huis en zingen 't Lied van Haren God die haar gekocht heeft met zijn dierbaar Bloed. Nu Geliefde Broeder, God geven UE na(ar) Zijnen belofte de rijken vertroostingen des H.Geestes in Uwe moeijelijke Loopbaan. Zijn Woord blijft toch in der Eeuwigheid. Zijt verzekerd van de gemeenschap in Uwe beproeving, van Uwe Liefhebbende Broeder
A. Monteba In gelijks van al de Broeders en mijn vrouw.
P.S. Groet hartelijk onze geliefde Broeder de Pinto; hij zij UE een zoon der vertroosting. Wat is de gemeenschap der Heiligen zoet in tijden van verdrukking en strijd. | |||||
10. J.P. Oggel en A.M. de Pree, Axel 29 januari 1844Tegen het einde van de achttiende eeuw kwam Johan Pieter Oggel uit de omgeving van Düsseldorf naar Nederland. Na enige jaren als soldaat te Veere te hebben gelegen, verliet hij de militaire dienst. Hij vertrok naar Axel, waar hij in het huwelijk trad en blijvend ging wonen.Ga naar voetnoot54 | |||||
[pagina 248]
| |||||
Zijn zoon Johannes Pieter - de schrijver van onderstaande brief - voegde zich te Axel bij de Afgescheidenen en was aldaar één van de eerste diakenen.Ga naar voetnoot55 Hij huwde Adriana Maria de Pree.Ga naar voetnoot56 WelEerw. Heer en veel geliefde Broeder in onzen Heere Jezus Christus! Met innig leedwezen ontvingen wij UWEW missive van 23 dezer waaruit wij mogten vernemen dat UWEW dierbare gade van Uwe zijde door den dood was weg genomen. Wij kunnen eenigsints beseffen wat het is dit lot te moeten treffen. Op zich zelve beschouwd is dit onoverkomelijk, maar Hij de Heere die Eeuwig trouwe houd(t) waarbij ook de haren Uwes hoofds geteld zijn, en die gezegd heeft: Ik zal U niet begeven noch verlaten; daarin zult ook UEW alleen Uw troost, heil en zaligheid vinden. Het was ons dan (hoezeer ook met UEW toestand bewogen) tot troost en blijdschap te mogen vernemen dat Uwe Echtgenoot(e) op gewisse gronden de groote reis was aangegaan. Zij zal niet meer wenschen hier in het strijdperk terug te keeren. Ook van UEW zelve was het ons aangenaam te mogen hooren, dat UEW niet was treurende als die geen hoop hebben. Hartelijk is onze wensch en Bede, dat de Heere UEW genade en kracht gelieve te schenken om staande te blijven in die weg van beproeving waarin Hij UEW belieft te leiden. Hij beware UEW om den Satan niet los te laten om U in opstand te brengen tegen Hem, die doet sterven en geboren worden, omdat Hij Uwe vrouw heeft weg genomen. Hij zij dan UEW Leidsman en voor UEW kroost een trouwe Hoeder. Hij storte over ons uit den Geest der genade en der gebeden om alzoo elkanders lasten te dragen en ze op te zenden tot Hem bij wien hulpe besteld is en wensch UEW van harte toe om de rijm Ps 56 vs 4 die UEW onder ons heeft doen opzingen aan UEW hart moge heiligen. Terwijl ik nu deze UEW doe geworden wil ik UEW doen weten dat Uwe tegenwoordigheid onder ons niet ongezegend geweest is.Ga naar voetnoot59 Onderscheidene menschen die meenden dat er nog eerst wat gebeuren mogt aleer zij konden of mogten gelooven, zijn helder door de prediking verlicht geworden en bewandelen nu hunnen weg met blijdschap en met eenen vasten tred. Het algemeen | |||||
[pagina 249]
| |||||
verlangt UEW als het wezen kon nog eens terug; wij hadden in onze gedachten al eens de weg overdacht doch zullen nu zwijgen. De Drieëenige Getrouwe Verbonds God zij UEW met Uwe drie overgeblevene kindertjes eene voorhoede en achtertogt, in alle betrekkingen; en la(a)t(e) Zijn vriendelijk aangezicht in Christus over UEW lichten. Ontfangt van ons de hartelijke groete met den wensch dat UEW ook onzer gedachtig moge zijn in het Gebed des geloofs, zoo als wij ook hopen te gedenken aan UEW met Uwe kindertjes. UWEW heilwenschende Broeder en Zuster in Christus J.P. Oggel en A.M. de Pree J.P. Oggel en A.M. de Pree, Axel 29 januari 1844 - fragment
| |||||
[pagina 250]
| |||||
11. M. van Seters e.a., Stellendam 7 februari 1844Deze brief is geschreven door Maarten van Seters, Aren Kreeft, respectievelijk ouderling en diaken te Stellendam, alsmede door Aren van der Willigen, Pieter Simon, ouderling en diaken te Ouddorp (Goedereede).Ga naar voetnoot60 Het uitvoerige ‘P.S.’, waarin Scholte raad wordt gevraagd - een bewijs dat men hem bleef erkennen als predikant - staat op naam van M. van Seters en A. Kreeft. Geliefde Broeder en Voorganger in onzen Heer Jezus Christus De God aller vertroostinge die zijn volk vertroost met een eeuwige vertroostinge zij uwen troost in uwe droefenisse, Amen. Diep getroffen ontvingen wij van Ueerwaarde de tijding dat het den Heere van Leven en dood behaagd heeft uwe Lieve Echtgenoote door den dood van uweGa naar voetnoot65 weg te neemen. Echter was het verblijdend voor ons, dat wij er ook in mochten verneemen dat voor uw lieve vrouw den dood geen straf der zonde, maar een afsterving der zonde en een doorgang tot het eeuwige leven zalige leven zijn mogt. O Geliefde Broeder, mogt de overweging van haar geluk in de Hand des Heeren een middel zijn om ueerwaarde voor overmatige droefheid te bewaren. De Heere schenke u in Hem te vinden dat Gij in het schepsel verlooren hebt. Hij die best weet wat voor zijn volk goed is geve u te gelooven dat alle dingen den geenen die God lief hebben zullen mede werken ten goeden. Hij geve u stil en onderworpen te zeggen: Wijsheid zonder eind of paal, zijn zijn weegen altemaal, zijn ze zuurheid, zijn ze zoetheid, laat ons altijd zwijgen stil, want de wezenlijke goedheid, maakt het goed met dat Hij 't wil. Hij zij uwe en uwes zaads God, volgens zijne beloftenisse voor tijd en | |||||
[pagina 251]
| |||||
eeuwigheid en Hij schenke uwe dat gij ten geene daage zult moogen en kunnen betuigen: O Heere, hier zijn wij en de kinderen die Gij ons hebt gegeven, Amen Amen. Na Hartelijke Groetenis en Ueerwaarde den zegen des Hemels te hebben toegewenst en wenschende wij elkanders nooden te dragen, beveelen wij ook ons in den gebede en blijven uwe liefhebbende Broeders in Christus
Zijt ook tevens van de gemeente gegroet en wenschen U sterkte.
P.S. Weleerwaarde Broeder! Wij vraagen UEerwaarde raad! bij deze gelegenheid, of er wel vrijheid zou wezen volgens den Woorde Gods, dat een litmaat der gemeente J.C. zou huwelijken met een vrouws-persoon buiten de gemeente. Wij hebben hem bij drie bijbelplaatsen bepaald, namelijk bij Genesis (6) de vereeninge der kinderen Gods met de kinderen der menschen dat den Heere mishaagde in de eerste weereld; en bij Esra 10, daar ze de vreemde wijven moesten verlaten; en bij 2 Corinthe 6 daar den Apostel verbied om geen jok aan te trekken met den ongeloovigen. Maar deze bijbelplaatsen zijn niet genoegzaam voldoende, om deze jongeling te overreden dat het strijdig tegen de waarheid zou wezen, dewijl hij meent dit op de heidens of afgodische volken zijn betrekking heeft. Nu is ons vriendelijk verzoek van UEerwaarde te verneemen hoe UEd over deze zaak denkt, indien Gods Woord daar nog klaarder van spreekt, ons die plaatsen op te geven opdat wij dezen broeder klaarlijk kunnen overreden of inligten als het den Heere behaagt, maar indien wij hem niet overtuigen kunnen, als in strijd met Gods Woord te handelen, vragen wij U Eerwaarde in hoever de tugt over dezen broeder moet geoefend worden volgens de Schrift. Wij vragen ook: Ueerwaarde aangaande kinderen, die met hun gelovige ouders zijn uitgegaan,Ga naar voetnoot66 en hun gedragen als kinderen betaamt, dog geen belijdenis hebben afgelegd van hun geloof als dit niet doen omdat ze geloven niet in waarheid tot Gods volk en alzoo meenen ook niet tot de gemeente te behooren, of de zoodanige als die koomen te huwelijken, in de Kerk, door het Formulier der bevestiging mogen of moeten ingezegend worden. Als uwe omstandigheden het toelaten, geliefd ons dan van deze zaken zoo klaar als mogelijk is te onderrigten uit Gods Woord en de handelingen der oude Kerk, dog op grond van des Heeren Woord. Na Hartelijke Groete van ons en UEd. des Heeren ondersteunende Genade toegewenscht te hebben Noemen wij (ons) Ueerwaardes medebroeders
M. van Seters oudl Per ord. Aren Kreeft Diaken | |||||
[pagina 252]
| |||||
12. P. van Spijk, Schiedam 31 januari 1844P. van Spijk is gedurende enige jaren ouderling geweest van de Afgescheiden gemeente te Schiedam.Ga naar voetnoot67 We zien hem in dit ambt aanwezig op een aantal proviciale vergaderingen van Zuid-Holland na 1841.Ga naar voetnoot68 Het wordt uit dit schrijven wel duidelijk, dat Van Spijk en... Tols, tot voor kort diaken, uit wiens naam de brief mede wordt geschreven, door de meerderheid in de Schiedamse gemeente worden getypeerd als ‘Scholtianen’. Aan den WelEerwaarden Heer H.P. Scholte
Genade, vrede en blijdschap worde U van God, om Christus wil, rijkelijk geschonken of vermenigvuldigd, door den H.Geest - Amen.
Geliefde Broeder! Met ontroering en deelneming mogt ik UEWds geëerde letteren ontfangen, tevens met blijdschap dat de overledene in betere gewesten was overgegaan. O! GL.,Ga naar voetnoot69 zalig uitzigt voor den geloovigen strijder, eenmaal verlost te zijn van een ligchaam der zonde, eeuwig vereenigd met onzen Goël Christus; dit doet ons het oog met blijdschap ten Hemel slaan - daar vinden wij onze betrekkingen weder om nimmer te scheiden; mijne bede gaat voor UEWde troonwaarts, dat de Heere U steeds nabij zij met Uwe lieve kleinen, dat gij in Hem alles dubbel mooge weder vinden, die als een Vader der weezen, een Trooster der bedrukten is. O! zalige dienst van God! in bange oogenblikken gevoelt de ziel met nadruk de zalige afvloeisels van het kruis, ook dit mogt ik voor eenige weken ondervinden, bij het overlijden mijner dierbare moeder. Korte oogenblikken voor haren dood gaf zij mij te kennen dat zij volkomen genoeg had aan haren dierbaren Jezus. O! lieve Broeder, toen mogt ik met nadruk ondervinden, dat de Heere het gebed zijner kinderen verhoord. Langen tijd stond zij in ongeloof, omdat zij meende dat haar zonde(n) te groot waren. Ik viel bij herhaling neder, mogt heilig dwingen voor den Heere, ja haar in den geloove door het dak laten,Ga naar voetnoot70 ja een teken begeeren, en de Heere gaf het. O! wie is God voor den armen zondaar, die op Christus pleit; dierbaar Woord van God! Zalige Bijbel! lafenis voor bedrukte en bedroefde. Ja GL. ook dit mogt ik in deze dagen ondervinden, daar ik om UEWde niet te vermoeijen, met eenige regelen wil aanstippen, ook bij ons ziet het er ellendig uit in de Gemeente. Men wil doode vormen, en die zich hiermede niet vereenigd, wordt uitgeworpen of verdrongen, het welk het geval is van Br. Tols als Diacen, en van mij als Ouderling. Zij kunnen met geen Scholtiaanen regeren of zich vereenigen. Br.Kno(c)k heeft zich aan het hoofd gesteld en de Gemeente opgeruidt, en nu was het hem gemakkelijk zijn doel te bereiken. Nog | |||||
[pagina 253]
| |||||
herdenk ik levend UEWds woorden in Dordrecht tot mij gesproken, maar toen kende ik het niet bij bevinding. Gl., Men heeft het aangelegd om ons totaal te verwoesten, ook voor het uitwendige,Ga naar voetnoot71 indien het mogelijk was. Ja, ik moet U bekennen met schaamte, dat het mij dikwijls zeer bange was, als het mij aan geloofskracht ontbrak, zoo dat mijn zwak ligchaam dreigde te bezwijken, zoo dat ik het weinig gebruik van spijze met tranen bezaaide. Echter mag ik roemen in den Heere die wel kastijdt maar tegelijk balsemt. Dit is mij tot smart, daar mij de roede niet hetzelfde is, waarmede de Heere het doet; UEWde zult maar al te veel kennen, wat het zegt, te lieven, en de liefde niet kwijt te kunnen raken. Bid! voor Uwe verdrukte en verdrongene Broeders die bij ondervinding leeren kennen wat het zegt als de vijand losbreekt als een stroom. De Heere doe zijn vriendelijk aanschijn over u lichten en zij U genadig - Amen. Noeme ons met achting
U liefhebbende Broeders in Christus Tols en van Spijk | |||||
13. A. Tieleman, Leiden 30 januari 1844A. Tieleman (1807-1884) en C. Dros (geboren 1800 te Nigtevecht) behoorden tot de eerste Afgescheidenen te Leiden. Aanvankelijk - circa 1838 - hield de gemeente aldaar haar godsdienstoefeningen in het ‘zeeppakhuis van Dros en Tieleman’ gelegen aan de Oude Vest, hoek Van der Werfstraat. Het pakhuis werd midden 1838 ingericht ‘tot een formeele kerk... voorzien van predikstoel, banken, stoelen en sluithek’.Ga naar voetnoot72 | |||||
[pagina 254]
| |||||
A. Tieleman, Leiden 30 januari 1844
| |||||
[pagina 255]
| |||||
WelEerwaarde Heer en Geliefde Broeder in onzen Heere Jezus Christus!
Met de innigste deelneming vernamen wij het berigt van den plotselijken dood Uwer dierbaren echtgenoote. De bemoediging en vertroosting welke wij UEeerw. zouden kunnen toespreken, gevoelen wij, zou flaauwer en zwakker zijn, dan die Gijzelve van den Heere ontvangt, door het geloof, uit Zijn Woord en gemeenschap; het zou daarom, of hoogmoed zijn, of het bewijs eener twijfeling, dat de betuiging van onze gemeenschap door UEerw. niet gewaardeerd werd, wanneer wij voor ons zelven, daarmede alleen niet voldaan waren. Wij deelen in Uwe droefheid en bidden voor U, maar wij verblijden ons ook en danken den Heere over U, die zoo veel genade en kracht U schenkt. De Heere zij steeds Uwe sterkte en Uwen roem te midden van alle beproeving en strijd, en geve U met blijdschap Hem te prediken, die de Opstanding en het leven is; Hij volbrenge al het welbehagen Zijner goedigheid in U in het werk des geloofs met kracht. Hij zegene Uwe kinderen en leide ze vroeg tot Zijne kennis, dienst en gemeenschap; zoodat zij U tot overvloedige vertroosting en blijdschap mogen zijn. Het heeft den Heere ook behaagd, onze geliefde Zuster Mevrouw van Hall, tot zich te nemen. Diep zal UEerw., hoezeer lang vooruitgezien, ook dit verlies treffen, maar ook zalige herinneringen zullen zich aan Uwen geest voordoen, | |||||
[pagina 256]
| |||||
en welke troostvolle en hartverrukkende gedachte: de nu beide in den Heere ontslapene vriendinnen dienen en loven haren Heer en God, die haar kocht met Zijn bloed en heiligde door Zijnen Geest, te zamen volmaakt voor Zijnen troon! Wij groeten UEerw. in den Heere, gedenkt onzer in het gebed.
Uw liefh. Broeder en Zuster in den Heere A. Tieleman
Broeder Dros heeft mij verzocht UEerw. mede van Zijne deelneming te betuigen. | |||||
14. H. Wormser, Nijverdal 1 februari 1844Hendrik WormserGa naar voetnoot76 werd in februari 1810 te Amsterdam geboren en overleed 25 maart 1887 te Leiden. Hij was een broer van Johan Adam Wormser (1807-1862), de bekende Amsterdamse deurwaarder en publicist. Wonend in Overijssel huwt hij 27 juli 1836 te Amsterdam Magdalena Arends, dienstbode, geboren te Ommen. In Nijverdal worden aan het echtpaar in de jaren 1837-1851 negen kinderen geboren. Na een huwelijk van ruim zeventien jaar sterft Magdalena Arends. De jeugd van zijn kinderen, de slechte gezondheid van zijn vrouw en een goede werkkringGa naar voetnoot77 zijn voldoende reden voor Hendrik Wormser niet te emigreren als de helft van de Afgescheiden gemeente te Hellendoorn met ds. Seine Bolks (1814-1894) 18 augustus 1847 naar Michigan vertrekt. WelEerwaarde Heer, Veelgeliefde Broeder in Christus! Van mijn broeder in AmsterdamGa naar voetnoot79 vernam ik dezer dagen het onverwacht afsterven Uwer echtgenoote. Ook namens mijn vrouw betuig ik UWEerw. onze hartelijke deelneming in dit even spoedig als smartelijk verlies; waarvan wij wel | |||||
[pagina 257]
| |||||
niet, door de weinig bekendheid met UWEerws omstandigheden, de gansche uitgebreidheid kennen, echter kunnen wij beseffen, dat het gemis Uwer echtgenoote, bij het achterlaten van 3 kinderen, en uw verkeer in een uitgebreide werkkring, naar den mensch groote moeijelijkheid voor UEerw moet opleveren, gezwegen van het van één rijten, door den dood, van den innigsten band, die tusschen menschen en menschen op aarde kan worden gelegd. Wij wenschen echter dat de Almagtige, Die in duisternis licht schept, UEerw trooste en bemoedige, en ook de uitwendige aangelegenheden van UEerw ten beste wil schikken. Aan Zijne genade bevelen wij UEerw, terwijl ik, na groete, ook mijner vrouw, blijf
Uw liefhebbende broeder in Christus H. Wormser | |||||
15. P. Zonne, Genderen (N.-Br.) 8 maart 1844Pieter Zonne werd geboren te Vlaardingen 4 augustus 1807; in 1828 is hij zeilmaker te Delft. Circa 1840 is hij ouderling van de Afgescheiden gemeente aldaar. In dit ambt bezoekt hij de synode in 1840 te Amsterdam gehouden. In 1842 wordt Zonne predikant te Genderen; in 1844 wordt hij aldaar na schorsing, afgezet. Hoewel de archiefstukken te Genderen, in de classis Almkerk en van de provinciale vergaderingen in Noord-Brabant over de eerste tientallen jaren na 1834 ontbreken, menen we uit zijn voorgaan in de kring van Wormser te Amsterdam en zijn relatie met mevrouw J.J. Zeelt te Baambrugge te mogen concluderen, dat hij is afgezet wegens zijn ‘Scholtiaanse’ denkbeelden, voornamelijk het niet-willen aanvaarden van de Dordtse kerkenorde. Na 1844 vinden we hem in Numansdorp, maar - in de jaren 1845 en 1846 - ook te Baambrugge, alwaar hij ten huize van mevrouw Zeelt godsdienstoefeningen leidt. In 1847 vertrekt hij naar Wisconsin, U.S.A.Ga naar voetnoot80 Waarde Broeder in onzen Heere Jezus Christus Door veele bezigheden ter eenre en het veel van mijne woning afwezig zijn ter andere zijde hebben doen vertragen dat ik niet eer aan U heb geschreven, ik gevoel behoefte u om dit verzuim verschoning te vragen en welke ik niet twijfel of u zult mij te eer geven daar het bij mij niet is voortgevloeijd uit zoo weinig belangstelling in u persoon maar uit gebrek aan genoegzamen tijd. Dan, hoewel zulks mij eenigzins kan verschoonen heeft toch welligt in de omstandigheid waarin u door de alwijze voorzienige besturing van onzen getrouwen Heer en Koning zijt gebracht, ligtGa naar voetnoot81 mijn lang toeven bij u den schijn kunnen hebben, als of ik minder deel nam in u voor het vleesch zoo smartelijk verlies. Dan, ik betuige u door deze dat u verlies mij zeer heeft getroffen, en het ook bij mij de levende behoefte deed gevoelen, mij niet te vast te klemmen aan deze aarde en zelfs aan dat wat wij op dezelve dierbaars bezitten. Hij die onze hoope is, en in | |||||
[pagina 258]
| |||||
P. Zonne, Genderen (N.-Br.) 8 maart 1844
| |||||
[pagina 259]
| |||||
wien wij onze afgestorvene als levende Gode tot heerlijkheid, mogen na staren, weetende dat Hij ze eenmaal zal wederbrengen met Hem, verleene u zijne genade, doe u ondervinden dat Hij niet plaagd noch bedroefd van harte, verbinde u te vaster aan Hem en doe u in het midden der verdrukkinge roemen in de hope der Heerlijkheid. Ook wij moeten ingaan door veele verdrukkingen. Maar ook wij mogen staren op Hem die de wereld heeft overwonnen en ons geeft altijd goed moeds te zijn, weeten(de) dat onze zeer ligte verdrukking zeer haast voorbij gaat en ons werk een gansch zeer uitnemend gewicht van eeuwige heerlijkheid. Ook daar toe zegene en heilige de Heere dezen voor u zoo zwaren proefweg. Hij geve ligt in de duisternis na(ar) het uitwendige, en doe het u aan geene genade ontbreeken om in dezen zoo moeijelijken weg te berusten in zijne beschikkingen. Ontvang onze hartelijke Groete en denk aan ons als aan hen die hartelijk deelen in u lot. Zijt verder bevolen Hem die nooit beschaamd de hope zijner kinderen.
U Liefhebbende Broeder P. Zonne |
|