De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)
(1982)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 192]
| |
Hoofdstuk 12
| |
[pagina 193]
| |
3o. Of zij ‘ons’ (bedoeld zijn beide adressanten) ‘vrijheid verlene tot het niet meer afgeven van de zoogenaamde Evangelische gezangen en ons ontsla van de verpligting tot het voorstellen der vier vragen bij de voorbereiding of bij de bediening des H.Avondmaals...’.
Meerburg en Van Rhee kregen een zeer bits antwoord van de synode - 14 juli 1835. Hun verzoeken werden afgewezen en zij werden ernstig vermaand zich stipt te gedragen naar de in de Nederlandse Hervormde kerk verbindende verordeningen.Ga naar voetnoot6 Enige maanden later - 24 november 1835 - werd Gezelle Meerburg door het Provinciaal kerkbestuur van Noord-Brabant afgezet als predikant van de Hervormde gemeente te Almkerk. Als één der gronden van het vonnis werd opgegeven ‘het nalaten van het gebruik van Evangelische gezangen’.Ga naar voetnoot7 Meerburg scheidde zich 2 december 1835 af. Hij werd gevolgd door de ouderlingen A. de Jong en H. Holleman alsmede door diaken C. Kamp en een groot deel van de gemeente.Ga naar voetnoot8 De vervolging, bestaande in boeten, gevangenzetting van enige leden der gemeente en inkwartiering, heeft ongeveer vier jaren geduurd.Ga naar voetnoot9
Op 3 mei 1837, op 30-jarige leeftijd, trad Gezelle Meerburg in het huwelijk met een meisje uit Almkerk, Johanna van der Beek, oud 23 jaar. Volgens de ‘Lijst der texten’ (Scholte Papers) werd het huwelijk zondag 14 mei 1837 door ds. H.P. Scholte bevestigd. Meerburg overleed te Almkerk - zijn enige gemeente - 12 december 1855, 49 jaar oud.
Hoewel het laatste woord over de Afscheiding in de provincie Noord-Brabant nog niet is geschreven, mogen we wel zeggen dat vaststaat, dat Meerburg een zeer zachtmoedig en vredelievend christen is geweest. Daarnaast was hij een bijzonder ernstig prediker. Mede door zijn leiding leefden de Afgescheiden kerken in Noord-Brabant enige jaren onder een eigen kerkenorde - een variant van de DordtseGa naar voetnoot10 - en stonden zij gedurende die tijd (1843-1849) min of meer buiten het verband gevormd door het merendeel van de overige Afgescheiden gemeenten.Ga naar voetnoot11 Vermeldenswaard is, dat Gezelle Meerburg in de ‘Voorrede’ op De Dordrechtsche Kerk-ordening van het jaar 1619, zoo als dezelve met de noodzakelijkste veranderingen tot eene algemeene kerke-ordening is aangenomen door de Christelijke afgescheiden gemeente in de provincie Noord-Braband (Te Delft bij van der Storm 1843), onder andere schrijft: ‘Men heeft dan ook droevige ervaring gehad van eene steeds te betreuren handelwijze in strijd met de geest en met de letter der Dordrechtsche kerk-ordening. Wij bedoelen de gemakkelijke toelating tot het predikambt van ongestudeerde | |
[pagina 194]
| |
leden, hetwelk wij echter niet alleen willen toegepast hebben op hen die de Dordrechtsche kerk-ordening onvoorwaardelijk hebben aangenomen. Een daad, wij zouden haast zeggen, eene misdaad waarvan de geschiedenis onzer vaderen na de reformatie in ons vaderland geen bewijs oplevert. Neen, onze vaderen riepen hunne Professoren en Predikanten uit Frankrijk waar zij in de noodige wetenschappen geoefend waren, en het was door dat middel in de hand Gods dat onze vaderen meest Calvinisten, om dat woord eens te gebruiken, en geen Lutherschen waren’.Ga naar voetnoot12 In een brief aan ds. H.J. Budding gedateerd 17 december 1838 schrijft Gezelle Meerburg onder meer, dat de scheuringen, twisten etc. hem er de afgelopen maanden toe hebben gebracht ‘...dat ik liever van alles slechts een aanschouwer wilde zijn, zoodat ik mij langen tijd onttrokken heb aan alle werkzaamheden buiten de provincie No.-Brabant...’.Ga naar voetnoot13 RullmannGa naar voetnoot14 geeft aan het einde van zijn boek een opsomming van de nagelaten preken van Gezelle Meerburg. Zijn meest bekende werk is - aldus deze schrijver: Zestig Leerredenen over den Heidelbergschen Catechismus, Heusden 1871 en 1872.Ga naar voetnoot15 In de eerste brief die wij hieronder publiceren is sprake van zijn geschrift: Waarschuwende en besturende opmerkingen over het bidden; Met eene voorrede over het profeteren, 's-Gravenhage, bij J. van Golverdinge, 1838.Ga naar voetnoot16 | |
1. Almkerk, 9 augustus 1838Hartelijk Geliefde Broeder in onzen Heere Jesu Christo! Reeds voor eenige dagen had ik u willen schrijven, doch werd hierin gedurig verhinderd en nu had gij misschien of de andere broeders of de Amsterdamse kerkeraad op hare uitnoodiging mij in die stad verwagt,Ga naar voetnoot17 doch hoewel ik nu sedert een paar dagen ongesteld ben zoodat ik niet te Amsterdam zoude hebben kunnen komen, is dit echter de reden van mijn terug blijven niet, daar ik reeds vroeger het voornemen had om er niet heen te gaan....,Ga naar voetnoot18 het is geen belangeloosheid maar moedeloosheid ten minste groote zwaarmoedigheid bij | |
[pagina 195]
| |
het opmerken van de veele verkeerdheden en scheuringen, wantrouwen en liefdelooze verdenkingen die er thans zoo algemeen heerschen dat ik het voornemen heb om zoo lang de zaken zoo staan mij uitsluitend met de provincie N. Braband bezig te houden. Eene enkele stap buiten dezelve, eene enkele raadgeving, besturing of bestraffing wikkelt in nieuwe moeijelijkheden, en oneenigheid brengt dikwijls in een net waarin men al dieper en dieper verward wordt. Onze afgescheiden gemeente schijnt thans wel een koningrijk te zijn dat tegen zich zelven verdeeld is. Een voorname oorzaak beschouw ik hiervan te zijn dat er meer wantrouwen dan opregtheid heerscht, en dat vele kerkeraden, classen en provinciale vergaderingen niet door de liefde Gods en des Naasten niet door de vreeze des Heeren en heilige tederheid bestuurd worden, maar eer te vergelijken zijn met de koude en weinig waar-belangstellende regters veeler regtbanken in ons vaderland. Ik wensch dat dit laatste niet op de provinciale vergadering van Amsterdam toepasselijk is of zijn zal. Ik ben noch met die gemeente noch met de handelingen des kerkeraads aldaar weinig bekend,Ga naar voetnoot19 maar ik zoude die broeders wel willen vragen of dat een oordeel is welk aan de kenmerken der liefde waarvan Paulus spreekt, getoetst kan worden, wanneer zij schrijven van ‘onrustige gemoederen die het onder geene leeraars en opzieners, onder geene prediking hoegenaamd op den duur zouden kunnen uithouden’.Ga naar voetnoot20 Ik wensch dat niet de meening van beledigd te zijn of gekwetst gevoel, maar de eere Gods en het heil der gemeente de kerkeraad te Amsterdam genoopt zal hebben tot het bijeenroepen der provinciale vergadering. Ik zeg U hartelijk dank voor de uitgave van het werkje van v.d. GroeGa naar voetnoot21 en voor het mij toegezonden exemplaar, het kan onder den zegen des Heeren dienstbaar en nuttig zijn en veelen tot zwijgen brengen. Jammer maar, Lieve Broeder, dat gij op geene andere wijze de dwalende(n) zoekt teregt te brengen dan door hen uit de schelden van Paussen en Pausinnen, voor Keurmeesters en Keurmeesteressen.Ga naar voetnoot22 Dat veroorzaakt bitterheid en op zulk eene wijs hen tegen | |
[pagina 196]
| |
te gaan is noch suaviter in modoGa naar voetnoot23 noch fortiter in re,Ga naar voetnoot24 maar tegen Gods Woord. U zult zeker het werkje over het biddenGa naar voetnoot25 hebben ontvangen, en u misschien verwonderd hebben dat ik het u niet ter approbatie heb toegezonden,Ga naar voetnoot26 daar ik dezelve van u had gevraagd, en hoewel ik weet en overtuigd ben dat ge in geenen deele argwanend zijt, zoude het echter eenig vermoeden kunnen doen oprijzen. De reden dan waarom het u niet ter approbatie is toegezonden, was dat ik aan Golverdinge had verzogt u een proeve te zenden ter approbatie gelijk Höveker met uwe werken al meermalen gedaan had, doch die heeft mij niet goed verstaan en vraagde na den afdruk of hij u nu de schoone bladen zenden moest, en oordeelende dat dit dan nog zeer lang zoude kunnen aanloopen is het werkje met de toestemming van de visitatores in deze provincie uitgegeven zonder approbatie uit eene andere provincie. Maar het smart mij dat No. 7 op den omslag geannonceerd staatGa naar voetnoot27 alsof dit met mijne toestemming en goedkeuring geschied ware, hetwelk echter zoo niet is. Ik wenschte dat stukjeGa naar voetnoot28 wel eens te lezen maar schijn het niet te kunnen krijgen; wat zijn die lasteringen? Zoude hier alleen maar gedoeld worden op hetgeen in de Reformatie van Flier wordt gelezen waarbij ik echter uw naam niet genoemd vind? daar ben ik nieuwsgierig na. Want een brief van Golverdinge heeft mij genoopt aan hem te schrijven om zich te verantwoorden, doch zijn antwoord dwingt mij om weder aan hem te schrijven. Ik zal tot nog toe mijn oordeel over hem inhouden, alleen | |
[pagina 197]
| |
dat is mij uit zijn schrijven kennelijk geworden dat wantrouwen en vooroordeel tegen de meesten onzer en in hooge maat tegen u bij hem post heeft gevat. Groet hartelijk van mij de Broeders welke met u op de provinciale vergadering zijn of geweest zijn, inzonderheid de predikanten en zeg hun dat zij mij genoegen zullen doen met eens te schrijven hoe zij thans verkeeren onder de veele verkeerdheden welke er plaats hebben, of zij gemoedigd zijn? En of zij indien zij nog een anderen weg wisten en kenden of zij die niet inslaan zouden. Ds. Budding zoo ik van de gevangenen in den BoschGa naar voetnoot29 hoor met wien hij briefwisseling houd(t) verkeerd niet zeer opgeruimd voor zich zelven. Ontvang mijner en mijner vrouws hartelijke groete. De genade zij met U.
Uw hartelijk liefhebbende Vriend en Broeder in Christo G.F. Gezelle Meerburg
P.S. Ziet hier een staaltje hoe J. KoolGa naar voetnoot30 de kunst verstaat om van beide zijde(n) te schelden en die man heeft men, zoo ik hoor, onlangs nog te Ameide laten oefenen. De Satan was ook president
In 't Amsterdamsch SynodeGa naar voetnoot31
In UtrechtGa naar voetnoot32 was hij weer present
Als was hij daar ontboden.
Toen blies hij ook dien zwaren smook
Dien hartverwoestend helschen rook
Den SchribaGa naar voetnoot33 in de oogen
En heeft ze al bedrogen
Zoo heeft hij 't in den HaagGa naar voetnoot34 gemaakt
Daar is door zijn listen
Arminius op den troon geraakt
En hier de LabbadistenGa naar voetnoot35
Dat is dien schalk van ouds gewent
Als de'eene dwaling wordt bekend
gaat hij een ander smeden
om 't Godsrijk te vertreden.
| |
[pagina 198]
| |
Denkt niet den ouden Kool die zit
veeltijds maar wat te schelden
O! Neen, een vroom Synode's lid
Heeft mij dat zoo gaan melden
De man sprak het is zeker waar,
De Satan zat in 't midden daar,
De reine vrees des Heeren
Zag men daar niet verkeeren.
| |
2. Almkerk, (zondag) 21 juni 1840In deze brief wordt genoemd het proponentsexamen dat Jan Hasselman (1773-1860) te Aalst, vele jaren onderwijzer en ouderling aldaar, donderdag 25 juni 1840 ‘aan de Kil’, nabij Nieuwendijk, de plaats van samenkomst van de Afgescheidenen van De Werken en Sleeuwijk, zou afleggen ten overstaan van de provinciale vergadering van Noord-Brabant. De 67-jarige candidaat werd op genoemde datum afgewezen. Geliefde Vriend en Broeder in onzen Heere J.Ch. Gisteren liep er een gerucht dat u ongesteld, dat u ziek was. Ik hoop dat dit een onwaar of zeer vergroot gerucht zal geweest zijn. Indien u echter ongesteld zijt zoodat gij aanstaande Woensdag naar uw voornemen en belofte niet zoudt kunnen komen om dan Donderdag Br. Hasselman te onderzoeken, indien het echter mocht zijn dat u door ongesteldheid werd verhinderd te komen,Ga naar voetnoot36 dan verzoek ik u vriendelijk om mij hiervan te berigten en de classe te Bommel, ten einde het examen een of meer weken uit te stellen, want niet alleen zag ik u gaarne alhier, maar dit beschouw ik zelfs zoo noodzakelijk dat zonder u die beproeving niet ordentlijk kan geschieden. Indien u dus onverhoopt niet konde komen, zorg dan dat de Geldersche classeGa naar voetnoot37 geen vergeefsche reis doe. Uw nalaten van de formulieren bij het avondm(aal) en de bevestiging der Dienaren heeft mij gesmart. Doopsformulier is misschien ook al gevolgd en uzelven gelijk blijvende zullen zelfs de formulieren van eenigheid door u moeten worden verworpen. Doch ik hoop dat u terug zal gekomen zijn of komen zal van eene daad welke zooveel aanstoot en ergernis geeft en regtmatig geven moet. Ik zoude meer willen schrijven indien ik u niet eerstdaags hoopte te ontmoeten en men op dezen niet wacht(t)e. Zijt met uw Vrouw van mij en mijn Vrouw gegroet. De genade zij met u.
Uw liefhebbende Vr. en Br. in Chr. G.F. Gezelle Meerburg | |
[pagina 199]
| |
3. Almkerk, 30 januari 1844Ga naar voetnoot38Onderstaande brief werd geschreven naar aanleiding van het overlijden van Scholte's eerste vrouw, Sara Maria Brandt, te Utrecht 23 januari 1844.Ga naar voetnoot39 Geliefde Vriend en Broeder in Christo! Niets, niets was er Geliefde Broeder! dat in langen tijd ons meer schokte, aandeed en tot innige hartelijke deelneming stemde, dan het berigt van het overlijden uwer geliefde Gade. Een berigt ook voor ons alleronverwacht. Immers in den middag van dien dag dat zij in de ruste was ingegaan ontvingen wij door de WaalGa naar voetnoot40 uwer beider groete, ontvingen wij het berigt van uw beider welstand, en des anderen daags op denzelfden tijd het dood-berigt. Wij beseffen eenigsints wat gij in dien nieuwen beproevings-weg noodig hebt, en onder dat besef gevoelen wij dat er banden zijn welke ons aan u en de ontslapene verbonden, menige herinnering uit ons vroeger verkeer deed zich aan onzen geest op. Broeder! wij treuren met u, maar ook verheugen wij ons in de ondersteuning en vertroosting welke onze getrouwe Verbonds-God u in deze diepen weg doet ondervinden, doet ondervinden wat Hij voor Zijne kinderen is. Ja, wij gelooven het dat opzigtelijk de zalige ontslapene gezegd kan worden, en wij verheugen ons dat het tot uwe vertroosting en bemoediging niet slechts verstrekken kan maar ook verstrekken zal, dat de Apostel Paulus ook aan u geschreven heeft; ‘Broeders! ik wil niet dat gij onwetende zijt van degenen die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd en zijt gelijk als de andere(n) die geen hope en hebben, want indien wij gelooven dat Jesus gestorven en opgestaan is alzoo zal ook God degene(n) die ontslapen zijn in Jesu wederbrengen met Hem’. 1 Thess. 4:13, 14. Erwas uit den mond van de stervende geene betuiging noodig om deze verwachting eerstmaal te doen geboren worden. Broeder! die in menigerleije wederwaardigheden welke aan het leven van den christen, welke aan het Dienaars-am(b)t van Christus verbonden zijn, deelen moet. De Heere zij u overvloedige vertroosting en sterkte, Hij doe Zijn aangezicht lichten over u en uwe kinderen en schenke u een geloovig, een Gode toebetrouwend gebed voor uw zaad. Ook nu worde uw hoofd verhoogd boven de vijanden die rondom u zijn, Ps. 27:6a. Ook nu zij het uwe belijdenis en gebed ‘Gij zijt mijne hulpe geweest en begeeft mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils, vs 9b. Zoo ik niet had geloofd dat ik het goede des Heeren zoude zien in 't land der levendigen, ik ware vergaan, vs. 13. Wacht op den Heere! zijt sterk en Hij zal uw harte versterken, ja wacht op den Heere! Amen, vs 14.
Uw hartelijk deelnemende Vriend en Broeder in Chr. G.F. Gezelle Meerburg en vrouw | |
[pagina 200]
| |
Ds. G.F. Gezelle Meerburg, Almkerk 30 januari 1844.
| |
[pagina 201]
| |
|