De Afscheiding van 1834. Deel 4. Provincie Utrecht
(1980)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 440]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 26
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De voorgeschiedenisDe inhoud van deze paragraaf ontlenen we aan enige artikelen in de ‘Hilversumsche Kerkbode - Officieel Orgaan van de Gereformeerde Kerk te Hilversum’ van de hand van ds. H. van den Elskamp.Ga naar voetnoot2 In de jaren rond 1800 was - aldus ds. Van den Elskamp - de Hervormde kerk van Hilversum, toen nog Gereformeerde kerk geheten, uiterst zwak. Wat het financiële betreft was zij in draagkracht de geringste van de omgeving. Erger was dat de meeste protestantse burgers nog wel naar de kerk gingen, maar dat er weinig blijken waren van waarachtige belang- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
stelling. De arbeidende stand kwam al minder in de kerk, tenzij de diaconie hen tot kerkgang noopte. In 1812 verzocht de kerkeraad aan de fabrikanten hun personeel op te wekken tot trouwer kerkgaan. De nieuwe bestuursorganisatie door Koning Willem I in 1816 aan de Hervormde kerk opgelegd bracht ook te Hilversum alleen maar verslechtering. Toen in 1823 de gemeente vacant werd, beriep de kerkeraad Wouterus Gijsbertus van den Broek, predikant te Barneveld. Deze deed 27 juni 1823 zijn intrede en vertrok in 1829 naar Hattem. Ds. Van den Broek was goed gereformeerd. Tijdens zijn ambtsperiode van ruim zes jaar heeft hij met zegen gearbeid en veel bijgedragen tot opwekking van het geestelijk leven. Zijn vertrek bedroefde velen en dat ds. Van den Broek de band aan Hilversum bleef gevoelen, bleek wel hieruit, dat hij zijn laatste levensjaren in deze plaats doorbracht en aldaar ook is begraven. De opvolger van ds. Van den Broek was een geheel ander man. Ds. Reinier Hellendoorn, gekomen van Lexmond, werd 12 april 1830 bevestigd. Bijna 14 jaar heeft hij in Hilversum gearbeid. Hij overleed 24 december 1843. Een zijner tijdgenoten schreef bij de mededeling van zijn overlijden ‘welke heer meer vijanden als vrienden had in de gemeente’.Ga naar voetnoot3 Naar het schijnt is ds. Hellendoorn een onbelijnd prediker geweest. Zij, die door Van den Broek waren gevormd, vonden bij hem geen bevrediging. Zij gingen weinig of in het geheel niet meer ter kerke, maar zochten in gezelschappen onderlinge stichting. Het aantal conventikels nam in de jaren van ds. Hellendoorn zeer toe. Tot zover ds. Van den Elskamp. De gezelschappen brachten echter op zich zelf de reformatie der kerk niet. Daarvoor was - evenals in andere plaatsen - de prediking nodig van mannen als de predikanten De Cock, Budding en Scholte. Zien wij het goed, dan zijn het de beide laatsten geweest, die in Hilversum de stoot tot de Afscheiding hebben gegeven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De eerste Afgescheidenen; instituëring; request 1837In de notulen van de Hervormde gemeente vinden we weinig aangaande de Afscheiding ter plaatse. Uitsluitend in die van 15 december 1835 vinden we de lijst van de eerste Afgescheidenen. Er is sprake van 28 volwassenen en 25 kinderen, in totaal 53 zielen. Maar daarna komt er ook een stilstand. Afgezien van enige personen uit andere plaatsen, voornamelijk uit Baarn, breidt de gemeente zich eerst in 1839 enigszins uit met personen die dan uit de Hervormde kerk overkomen. In aansluiting op het genoemde aangaande Hilversum in hoofdstuk 3 (request 1836) geven we hieronder de namen van de eerste Afgescheidenen met vermelding van een enkele bijzonderheid.Ga naar voetnoot4 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gemeente werd geïnstitueerd 23 mei 1836 door ds. H.P. Scholte. Deze bevestigde op genoemde datum - tweede Pinksterdag - te Loosdrecht de eerste kerkeraad, bestaande uit de volgende personen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
In augustus 1837 wendde Hilversum zich evenals enige andere Afgescheiden gemeentenGa naar voetnoot8 tot de Koning met het verzoek niet langer te worden ‘gestoord of belemmerd in de openbare uitoefening onzer Godsdienst’.Ga naar voetnoot9 Deze requesten werden door de regering, zoals wij reeds eerder schreven, terzijde gelegd. De burgemeester van Hilversum wilde - zoals de ondertekening duidelijk laat zien; de aanvankelijk geplaatste handtekeningen zijn doorgehaald - blijkbaar niet dat de vrouwelijke echtgenoten zelf tekenden. Het verzoekschrift is door of namens 20 volwassenen en 24 kinderen uit Hilversum getekend; evenzo door 9 volwassenen en 13 kinderen uit Baarn. Laatstgenoemde groep - onder wie ouderling Tijmen Grootveld, geboren 1778 of 1779 - zal vermoedelijk aan de Hilversumse zijde van Baarn hebben gewoond. Indien dit laatste niet het geval ware geweest, zou men zich ongetwijfeld bij het dan veel dichterbij-gelegen Amersfoort hebben gevoegd. Ook woonden er enige leden te Eemnes. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De gebeurtenissen van 12 juni 1836 en hun nasleepAanstonds na hun afscheiding, circa 15 december 1835, hielden de Hilversumse broeders en zusters hun eerste godsdienstoefening, nu niet langer als conventikel maar als gemeente in wording. Toen vernomen werd dat 10 januari 1836 een samenkomst was gehouden ontbood de burgemeester Gijsbert Haan, om hem hierover te ondervragen. Deze antwoordde onder meer dat er in de bedoelde vergadering slechts 15 personen waren geweest, en dat, teneinde niet tegen de wettelijke bepalingen in te gaan, in het algemeen in kleine gezelschappen godsdienstoefening werd gehouden. De burgemeester rapporteerde 16 januari aan de gouverneur van Noord-Holland: Ik heb dezen persoon (Gijsbert Haan) als een der meest invloedhebbenden op de anderen, vermaand ook niet op de door hem opgegeven wijs tegen Zijner Majesteits bedoelingen te handelen, doch ik heb echter reden te vreezen, dat zij zich alleen zullen wachten voor hetgeen zij weten, dat van dadelijk gevolg in regten zoude zijn. Tegen zoodanige grootere bijeenkomsten zal ik blijven waken, doch ik heb gemeend, hoezeer in de gegeven omstandigheden geen verdere | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
maatregelen genomen kunnen worden, U HoogEd. Gestr. met het voorgevallene te moeten bekend maken. Drie weken na de instituëring kwam ds. H.J. Budding naar Hilversum en het zijn de diensten die op deze dag door de kerkeraad en hem belegd zijn geweest, die tot grote opschudding, ja zelfs tot mishandeling van enige Afgescheidenen hebben aanleiding gegeven, en een aanzienlijke nasleep hebben gehad. Aangezien over deze gebeurtenissen betrekkelijk veel is gepubliceerd,Ga naar voetnoot10 zullen wij hier niet de officiële stukken opnieuw reproduceren, maar liever de hoofdzaken noemen en daarbij enig commentaar geven. Het was burgemeester B. Andriessen ter ore gekomen dat zondagmorgen 12 juni 1836 een godsdienstoefening zou worden gehouden in het huis van Gijsbert Haan - veehouder volgens het request van 1836, wever volgens het proces-verbaal van die dag - gelegen aan de Groest. F.C. Muijsken, vrederechter wonende te Noordheide (Maartensdijk) schrijft op 14 juni aan minister Van Maanen: ‘...bij een welgezete landman, wonende op de landhoeve genaamd de Kroost...’. Uit andere gegevens blijkt dat Haan niet zo ‘welgezete’ was. De opstal stond op de hoek van de Groest en de Heerenstraat, van beide een tiental meters verwijderd. Het erf van het langgerekte gebouw - een voormalige boerderij - was verdeeld in een westelijk en een oostelijk gedeelte. De rapporten spreken van een voor- en een achterhuis. 's Morgens waren er circa 300 personen vergaderd. De burgemeester begeeft zich vergezeld van de secretaris der gemeente, Albertus Perk, alsmede van de dienaren van justitie en politie Pieter de Nooij, Barend Mol en Jacob van Wielik naar gemelde woning. Aan een bevel de inmiddels aangevangen dienst te beëindigen en uiteen te gaan, wordt niet voldaan. Aanwezig zijn personen uit Hilversum, Huizen, Eemnes, 's-Graveland, Baarn, Loosdrecht en Ter Aa. Als de burgemeester en de secretaris zijn vertrokken en de drie dienaren achterblijven, wordt door een baldadige menigte met steentjes gegooid, waarbij enige ruiten sneuvelen en op het erf van Haan enige vernielingen worden aangericht. Muijsken schrijft aangaande de agenten van politie ‘...die baldadig volk ingeroepen of ten minste niet geweerd (hebben)’. 's Middags te kwart voor twee begeeft de burgemeester zich met de drie zelfde dienaren opnieuw naar de woning van Haan. Het laat zich verstaan dat de kleine stoet veel nieuwsgierigen naar de Groest lokt. Er zou opnieuw een dienst worden gehouden onder leiding van Budding, en er zouden enige kinderen worden gedoopt. Een grote menigte - aldus de burgemeester - had zich om het huis verzameld; deze gaf zich af en toe aan ongeregeldheden over. Budding en Gijsbert Haan worden vermaand de vergadering te doen uiteengaan, tenminste tot beneden de twintig personen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar hieraan wordt ook deze maal geen gevolg gegeven. Tenslotte wordt de vergadering gelast de woning te verlaten, maar als niet wordt gehoorzaamd, beveelt de burgemeester aan de drie dienaren het huis te ontruimen. Willem Karsemeijer uit Oud-Loosdrecht wordt het huis uitgesleept, waarbij zijn vrouw die zich aan hem vastklemde, flauw valt. Karsemeijer zou hierbij Pieter de Nooij ‘een geweldige slag’ hebben toegebracht en ook de burgemeester een klap hebben gegeven. Hendrik Dankelstein bloedde uit verscheidene hoofdwonden; ook Jacob Reijmerink uit 's-Graveland raakte gewond. De niet meer zo jonge Aalbert van der Vliet uit Nieuwer Ter Aa ontving enige slagen. Op het gerucht - aldus het proces-verbaal - ‘door wien verspreidt is mij onbekend, want er was geen gevaar en ik had er, ofschoon in gedrang, geene gedachtens toe - dat de Burgemeester in gevaar was en hulp behoefde, drong plotseling een aantal ten huize in en dreef, niettegenstaande mijne vermaning tot rust, in een oogenblik met geweld de rest der vergadering uiteen.’ In dit laatste ligt het kardinale punt voor een beoordeling der gebeurtenissen. In de eerste plaats - Muijsken schrijft in zijn reeds genoemd verslag: ‘De bevolking van Hilversum bestaat veel uit R.K.; de burgemeester anders een vrij geschikt man behoort tot die gezindte, ook de vrederegter. 't Schijnt de agenten van politie gelegenheid zoo geen aanmoediging tot baldadigheden gegeeven hebben. In 1830 was de houding der R.K. bevolking aldaar ook vrij dreigende...’. Gedateerd 20 juli 1836 meldt Muijsken echter in een nader rapport:Ga naar voetnoot11 Dat later in de namiddag de vergadering bijeen komende de Burgemeester de bijeenkomst schijnt te hebben willen beletten er ook volk van buiten binnen is gekomen en veel vernield heeft, ook eenige stoelen enz. Dat het eene vechtpartij moet geworden zijn, waarbij de Burgemeester zelve ook mishandelt is en beide partijen elkaar geklopt hebben.Ga naar voetnoot12 Het voornaamste wat de burgemeester, ethisch gezien, in deze zaak ten laste kan worden gelegd, is uiteraard niet dat hij bevelen van hogerhand uit- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
voerde, maar dat hij een situatie schiep die wel tot grote wanordelijkheden móést leiden. Zijn tweemaal met helpers door het dorp gaan naar de woning van Haan bracht vanzelfsprekend een baldadige menigte op de been. Maar deze gevaarlijke ontwikkeling zou nog kunnen zijn gestuit, als hij - wat Muijsken goed heeft gezien - tijdig de schutterij zou hebben opgeroepen. Met de assistentie van slechts twee of drie dienaren der politie moest de gang van zaken wel uit de hand lopen.
Wat het directe gevolg betreft: W. Karsemeijer en F.H. Reijmerink te Oud-Loosdrecht werden enige dagen later gearresteerd en geboeid naar de gevangenis te Loenen gebracht. De volgende dag werden zij getransporteerd naar het huis van bewaring aan de Heiligenweg te Amsterdam. Zij zijn daarbij enige dagen behandeld op een wijze die ons met afschuw vervult. Zo krijgen zij in 24 uur geen eten en eerst na ongeveer 10 uur een vat met water. En dit gebeurde midden in de zomer en ondanks het transport per voet van Loenen naar Amsterdam. ‘Wat mijn persoon aangaat’ - zo schrijft Karsemeijer laterGa naar voetnoot16 - ‘nooit heb ik den Heere Jezus van meer nabij leeren aanschouwen in het geloof, nooit meer van zijne zalige zondaarsliefde gesmaakt, dan in dien tijd van kruis en druk en vervolging.’ Verder: ‘Des namiddags’ (namelijk van de derde dag van gevangenschap) ‘om 2 of 3 ure kwamen wij voor den rechter van instructie, en na ons gehoord te hebben, liet hij ons los tot nadere oproeping.’
Het proces dat op de gebeurtenissen te Hilversum volgde, werd in eerste instantie gevoerd voor de correctionele rechtbank te Amsterdam. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de burgemeester als getuige werd gedagvaard. Vanwege de onheuse behandeling hem daarbij aangedaan - hem werd onder meer de raad gegeven, onder ede staande, geen valse verklaringen af te leggen - beklaagt burgemeester Andriessen zich bij de minister van justitie. Na onderzoek ontvangt de fungerend president van de rechtbank een mondelinge berisping van de zojuist genoemde minister.Ga naar voetnoot17 Verder: de politieagent Barend Mol komt als beklaagde voor de rechtbank. Hij wordt vrijgesproken. Behalve opgelegde geldboeten, voor onder anderen ds. H.J. Budding en Gijsbert Haan, werden de beklaagden F.H. Reijmerink en W. Karsemeijer wegens verzet en het toebrengen van slagen veroordeeld tot respectievelijk twee maanden en één maand gevangenisstraf. Door de veroordeelde Afgescheidenen werd tegen het vonnis van de rechtbank te Amsterdam beroep aangetekend bij het hooggerechtshof te 's-Gravenhage. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit appèl werd F.H. Reijmerink geheel vrijgesproken en werd W. Karsemeijer veroordeeld tot drie dagen gevangenisstraf.Ga naar voetnoot18 Bewaard zijn gebleven de hoofdpunten van de verdediging van Karsemeijer c.s. voor het gerechtshof gevoerd door mr. Anne Maurits Cornelis van Hall.Ga naar voetnoot19 Wij geven het voornaamste van bedoelde pleitrede hieronder puntsgewijs weer. De dienaren van politie zouden tegen W. Karsemeijer hebben gezegd: ‘Wij zullen je wel zaligheid leeren’. - Dit volgens de 19e getuige Evert Lamme, wonende te Oud-Loosdrecht. Het zou - ook volgens de burgemeester - in de woning van Haan te duister zijn geweest Karsemeijer te herkennen. Reeds daarom zou het onmogelijk zijn te bewijzen dat Karsemeijer heeft geslagen. Karsemeijer verklaart ‘tot stikkens toe in zijn das (te zijn) geknepen’. Als hij zich verweerd heeft, is dit slechts geweest om zich los te rukken. Karsemeijer is ‘eindelijk aan den volkshoop overgeleverd met de opmerking, slaat hem maar dood’. Het inwendige van het huis van Gijsbert Haan is verwoest. Dit is gebeurd in het bijzijn van honderden mensen ‘bij het uitgaan der Catholieke kerk’. Dáárvoor is geen enkele persoon aangeklaagd. De verdediger acht het waarschijnlijk dat ‘Burgemeester en geregtsdienaars in het duister van hunne eigene satellieten van het Hilversumsche gemeen slaag hebben gekregen’. De schuld van Karsemeijer en Reijmerink kan niet worden bewezen. De burgemeester heeft het ‘graauw’ te hulp geroepen. Zoiets schept een gevaarlijk precedent. Mr. Van Hall zegt te pleiten op grond van de inhoud van de verhoren van de getuigen Hoogeveen, Evert Lamme, Corn. Vlaanderen, Willem Oranjeboom en Nicolaas Pos.
Willem Karsemeijer heeft zijn straf van drie dagen uitgezeten te Utrecht. In de gevangenis heeft hij een door een ander geschreven, maar door hem ondertekend, briefje gezonden aan de gouverneur van de provincie Utrecht van de volgende inhoud.Ga naar voetnoot20 Utrecht 19 April 1837 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
te wenden, beleefdelijk verzoekende hem de pistole of vrije kamerGa naar voetnoot21 wel te willen gunnen. Om terug te keren tot Hilversum: ds. Budding was er de man niet naar zich door de gebeurtenissen van 12 juni te laten afschrikken, noch de kinderen die op genoemde datum zouden worden gedoopt, ongedoopt te laten. Veertien dagen later - 26 juni 1836 - is hij terug en zonder dat het grote publiek er iets van gewaar wordt, doopt hij twee kinderen van de families Grootveld, één van Cornelis Haan, alsmede Grietje en Lijsje, twee dochtertjes van Leendert van Kampen.Ga naar voetnoot23 Op 24 augustus preekt hij opnieuw in HilversumGa naar voetnoot23 en doopt dan Gerbrand Hogenbirk, zoon van wijlen (!) Gerbrand Hogenbirk en weduwe A. van Reenen.Ga naar voetnoot24 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Gemeentelijk leven 1837-1869Gedurende de eerste jaren is de bediening des Woords en der sacramenten te Hilversum schaars geweest. Toch lezen wij van bedieningen van de doop in 1837 en 1839 door ds. Scholte; in 1837, 1838 en 1840 door ds. H. de Cock: in 1840 tweemaal door ds. S. van Velzen.Ga naar voetnoot25
Wat de huisvesting betreft: circa 1840 verhuisde Gijbert Haan naar Laanstraat no. 12. De plaats van samenkomst werd toen ook verlegd van de woning aan de Groest naar laatstgenoemd pand. Na de emigratie van Haan in 1847 - waarover in paragraaf 5 - kwam de kleine gemeente tezamen ten huize van Gerrit Meijer aan de Ruitersweg no. 19. ‘Des Zondags las men een preek. Bij de Avondmaalsbediening was het getal communicanten soms niet groter dan zes. Voor het Avondmaal werden tinnen borden en bekers uit het particulier bezit van een Hervormde geleend.’Ga naar voetnoot26 Na de Ruitersweg werd de plaats van samenkomst Havenstraat 25. Eén der gemeenteleden, een vermogend man, had dit huis gekocht van me- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrouw J.J. Zeelt te Baambrugge, onder voorwaarde dat een gedeelte van het pand, een tamelijk grote boerderij, tegen een geringe huur, voor de Afgescheiden gemeente zou worden bestemd.Ga naar voetnoot27 Pas in 1877 werd het eerste kerkgebouw in gebruik genomen. Het stond eveneens aan de Havenstraat, thans Boaz-huis.
De erkenning van de gemeente door de overheid, is onder de wetgeving van vóór 1854, nimmer tot stand gekomen. Een request in 1839 ingediend werd afgewezen bij koninklijk besluit van 5 augustus 1839. Het werd getekend door 32 personen. De afwijzing geschiedde op grond van de volgende overwegingen: de gemeente is te klein, de gemeente is financieel te zwak eventuele behoeftigen te onderhouden, en zij is niet in het bezit van een voor de eredienst bestemd gebouw, of particulier huis dat daarvoor kan worden ingericht. Zij zal niet worden erkend ‘zoolang zij niet ten genoege der Regering (heeft) doen blijken tot het onderhoud (harer) armen en het dragen van de kosten van (hare) eeredienst, welke zij verklaard heeft op zich te nemen, werkelijk in staat te zijn’.Ga naar voetnoot28 Eerst gedateerd 27 mei 1869 wenden P. van Beusekom c.s. zich opnieuw tot de landsoverheid, maar het is dan niet een vragen om erkenning, doch een zich aanmelden, teneinde als rechtspersoon te kunnen handelen. Op 26 september 1869 wordt het ‘adres’ door de overheid voor kennisgeving aangenomen. De naam van de gemeente is dan Christelijke Gereformeerde kerk.Ga naar voetnoot29
Wat verder de eerste jaren betreft het volgende. Al heel gauw moet de gemeente financieel een zeer moeilijke tijd hebben beleefd. We lezen in de notulen van de zustergemeente te UtrechtGa naar voetnoot30 van 16 januari 1838: ‘Is gesproken van de hoogst kommervolle toestand der Gemeente te Hilversum, en besloten om op den aanstaanden rustdag des avonds te collecteren voor die Gemeente.’ Een week later wordt als opbrengst van de collecte genoemd ƒ 22,675. In het tijdvak 1836-1839 bezoeken Gijsbert Haan en Tijmen Grootveld de provinciale vergaderingen; bijzonderheden aangaande Hilversum worden niet vermeld.Ga naar voetnoot31 Reeds eind 1839 tekent zich de breuk tussen Hilversum en de groep Scholte af. In de kerkeraadsnotulen van 28 november 1839Ga naar voetnoot32 vinden we dat de vergadering de ordening van H.G. Klijn en C. van der Meulen door | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
de gemeente te Utrecht verwerpt. En in die van 7 juni 1840 staat, dat de kerkeraad de aanneming van de Dordtse kerkenorde door de te houden synode toejuicht. Om ‘een einde te maken aan alle die twistingen en verdeeldheden’. Zoals bekend was het Gijsbert Haan, die als lid van de synode gehouden te Amsterdam van 17 november tot 3 december 1840, ds. H. de Cock vergezelde bij diens bezoek aan Scholte te Utrecht, waarbij laatstgenoemde eindelijk zijn schorsing wordt aangezegd. Al op de eerste vergadering van het gereconstrueerde kerkverband in Utrecht en Noord-Holland, 29 mei 1840, is Hilversum vertegenwoordigd door haar beide ouderlingen Grootveld en Haan.Ga naar voetnoot33 Toch brengt de scheur door Scholte veroorzaakt ook in Hilversum nog enige beroering. Sommige leden, onder wie vermoedelijk de diaken Jan Donker, blijven gebruikmaken van de prediking en de uitdeling der sacramenten door ds. H.P. Scholte; dit ‘met verzuim der openbaren Godsdienst alhier’. Op 30 september 1841 besluit de kerkeraad advies te vragen aan de classicale vergaderingGa naar voetnoot34 in zake het doen van een bekendmaking aan de gemeente. De voornaamste punten daarbij waren de volgende. De kerkeraad verklaart de Dordtse kerkenorde te hebben aangenomen. Op de synode 17 november 1840 en volgende dagen te Amsterdam gehouden is besloten, volgens artikel 80 der kerkenorde, één der leraren - ds. Scholte - te schorsen ‘totdat ZEW. door belijdenis en bekeering, afstand zijner zonden komt te beloven en te bewijzen’. Deze leraar blijft echter voortgaan in zijn wegen. De kerkeraad vermaant de leden der gemeente de dienst van deze leraar te vermijden, als onbevoegd tot de predikdienst en de uitdeling der sacramenten. Het betaamt de gemeenteleden niet, met verzuim van eigen godsdienstoefening de dienst van zulk een leraar bij te wonen. Doch waar men kan hem en zijn aanhang te vermanen tot belijdenis en bekering, opdat zij van hun verkeerdheid mogen worden teruggebracht. De kerkeraad wekt op aan deze vermaning gehoor te geven en ‘in eenigheid met de Kerke te leeven, zich van de door haar veroordeelde te onthouden’. De kerkeraad zal in het tegengestelde geval verplicht zijn, de kerkelijke wetten op de afwijkenden toe te passen.
De verklaring eindigt met een oproep tot onderwerping op grond van Romeinen 13. Wij constateren dat de afdwaling van ds. Scholte in dit stuk niet wordt omschreven. Mogelijk had de kerkeraad dit reeds eerder voor de gemeente gedaan. In de notulen draagt het ‘concept’ merkwaardigerwijze als ondertekening: J. van Barneveld, H. Niezen, T. Grootveld, G. Haan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is duidelijk dat de kerkeraad, alvorens het stuk af te kondigen, begeert dat het als het ware van de classicale vergadering zou uitgaan. Deze vergadering omvatte op genoemd tijdstip: Bunschoten, Westbroek c.a. en Hilversum. We weten niet hoe het verder is gegaan met dit stuk, maar één ding is wel duidelijk, dat Haan en Grootveld niets moeten hebben van de richting Scholte. Geheel anders diaken Jan Donker en zijn vrouw Aaltje Vlashof. Zij blijven de ‘openbare godsdienst’ verzuimen. Zij zijn aanhangers van Scholte, maar hebben ook als grief ‘dat er verkeerd gehandelt was, in de afstemming en stemming der Diakenen’. We kunnen niet nagaan wat dit bezwaar precies inhield, maar - voor zover bekend - is Jan Donker in 1841 afgetreden of afgezet als diaken.Ga naar voetnoot35 De kerkeraad telt dan - eveneens voor zover we weten - drie leden: de ouderlingen G. Haan en T. Grootveld, alsmede de diaken G. Meijer.
In de notulen van de kerkeraad komt dan een hiaat over de jaren 1841-1860! Wat we willen weten van dit tijdvak moeten we grotendeels putten uit classicale en provinciale notulen.Ga naar voetnoot36 In die van de provincie van 31 oktober 1844 vinden we dat de vraag rijst of het huwelijk van een lid met iemand buiten de gemeente kerkelijk mag worden bevestigd. Na een uitvoerige discussie wordt over deze zaak gestemd. Elf leden beantwoorden de vraag ontkennend; vijf leden zijn van gevoelen ‘dat ook het huwelijk van een lid met een ander die geen lid is op de gewone wijze met het formulier bevestigd mag worden’; drie leden hebben geoordeeld dat het huwelijk in zulk een geval wel kerkelijk mag worden bevestigd ‘maar met verandering van sommige uitdrukkingen in het formulier’. Wij kunnen niet nagaan hoe sterk afgevaardigde Gijsbert Haan bij deze zaak was betrokken - in zijn familie of in zijn gemeente - maar na de uitslag van de stemming te hebben vernomen, betuigt hij ‘dat hij zich niet meer rekent bij ons te behooren en wil geen stem meer uitbrengen. Nadat hij hierover vermaand is verlaat hij de vergadering ofschoon hem dit is afgeraden’. De gevolgen van deze stap in de gemeente Hilversum zijn ons niet bekend. Maar na tweemaal afwezig te zijn geweest, verschijnt Haan tot aan zijn emigratie nog driemaal, zonder onderbreking, in de provinciale vergaderingen. Een zekere impulsiviteit, die Gijsbert Haan ook in zijn Amerikaanse periode moet zijn eigen geweest, heeft hem vermoedelijk ook in deze zaak parten gespeeld.
Op 6 mei 1847 ontvangt Gijsbert Haan van de provinciale vergadering een attestatie wegens vertrek, met vrouw en kinderen, naar Noord-Amerika. Wij lezen dat de praeses - ds. S. van Velzen - ‘...reeds meerdere malen den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
ouderling G. Haan heeft afgeraden om van hier naar Noord-Amerika te vertrekken’. Al in de volgende notulen - 4 november 1847 - vinden we als naschrift dat Tijmen Grootveld, ouderling te Hilversum 17 januari 1848, op de leeftijd van 60 jaar is overleden.Ga naar voetnoot37 In deze tijd heeft de gemeente Hilversum geen enkele ouderling. De provinciale notulen van 2 november 1848 melden aangaande Gijsbert Haan, dat hij niet in een kolonie van vertrokkenen - kolonie van Van Raalte of Scholte - is terecht gekomen, maar toch ‘in de stad’. Hij heeft daar gevonden ‘eene Gereformeerde en Afgescheidene gemeente... afkomstig van Hollanders, die in de zeventiende eeuw derwaarts vertrokken zijn en bij welke hij zich heeft aangesloten’.Ga naar voetnoot38 Een jaar later - 1 november 1849 - vinden we in de provinciale notulen, dat Gijsbert Haan in een brief aan de kerkeraad te Hilversum ‘zeer sterk klaagt over zijn tegenwoordige toestand’. Hij begeert naar Nederland terug te keren. Maar de broeders afgevaardigden verklaren geen middel van bestaan voor hem en de zijnen te kunnen vinden.
In 1848 wordt Gerrit Meijer ouderling en Nicolaas Peet diaken. Eerstgenoemde zal de gemeente nog jarenlang in het ambt dienen. Daarna wordt ook Pieter van Beusekom ouderling (1860); in 1866 evenzo Nicolaas Peet. Lourens Donker wordt in laatstgenoemd jaar diaken. De gemeente is en blijft in deze jaren klein en zwak. Zij komt nauwelijks het stadium van conventikel te boven. Want in 1861 wordt op de classicale vergadering geklaagd, dat in lange tijd geen avondmaal is gevierd. Na 1869 gaat het enigszins bergopwaarts, maar het duurt tot 19 juni 1881 voor zij in P. Wagenmaker (1824-1906) haar eerste predikant mag ontvangen.Ga naar voetnoot39 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Gijsbert Haan (1801-1874)In deze laatste paragraaf willen we nog enige bijzonderheden vermelden uit het leven van de in 1847 naar de Verenigde Staten geëmigeerde Gijsbert Haan. Zijn levensloop mag merkwaardig worden genoemd. Wij maken bij de beschrijving van één en ander geen aanspraak op volledigheid. Zouden wij dit wel willen doen, dan zou dit betekenen een diep-indringen in een bepaald onderdeel van de Amerikaanse kerkgeschiedenis, namelijk in het ontstaan van de Christian Reformed Church (1857). In enige publicaties wordt Haan genoemd de stichter of althans één van de stichters van genoemde kerkgemeenschap.Ga naar voetnoot40 Verder kan de zwaarte van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
de taak die wij dán op ons zouden nemen gemakkelijk worden aangetoond door te vermelden dat ook de laatste jaren nog meer dan één publicatie over Gijsbert Haan is verschenen; zijn invloed wordt veelal als aanzienlijk gekenschetst. Wij tekenen daarbij aan dat het gegeven beeld over het algemeen wordt bepaald door het kerkelijke standpunt dat door de schrijvers wordt ingenomen.Ga naar voetnoot41 Gijsbert Haan.
Gijsbert Haan werd 7 januari 1801 te Hilversum geboren als zoon van Petrus Gijsbertz Haan en diens tweede vrouw Tijmentje Rijks Das. Voorouders van Gijsbert Haan worden in Hilversum reeds in 1566 genoemd. Zij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
behoorden tot de Protestanten, en waren van beroep aanvankelijk boeren, maar nadat Hilversum circa 1650 een ‘weversdorp’ was geworden, zijn er onder hen ook wevers en fabrikeurs.Ga naar voetnoot42 De vader Petrus G. Haan wordt in 1808 in de lijst van aangeslagenen voor de heffing van drie millioen gulden als fabrikeur vermeld; hij was in dit jaar niet gefortuneerd. Gijsbert Haan huwt te Hilversum 12 september 1819, dus op jeugdige leeftijd, Marretje Pos, gedoopt Oud-Loosdrecht 2 oktober 1800, als dochter van Gijsbert Klasen Pos en Magteltje Land. Voor zover we konden nagaan was zij een zuster van Nicolaas (Klaas) Pos, schipper, die bij de vervolging te Oud-Loosdrecht (hoofdstuk 24) door ons zo vaak werd genoemd. Uit bovengenoemd huwelijk zijn van 1820 tot 1846 niet minder dan veertien kinderen geboren. Vijf overleden vóór de emigratie naar de Verenigde Staten in 1847, negen gaan er mee naar de Nieuwe wereld.Ga naar voetnoot43
Kleinzoon Rev. Gilbert G. Haan, zoon van de oudste zoon van Gijsbert (deze was eveneens Gijsbert genaamd en geboren te Hilversum 1824),Ga naar voetnoot44 heeft de volgende beschrijving van hem gegeven. ‘...een man, zes voet lang, slank en gespierd, glad geschoren, met vroeg witte haren, een scherpen en vasten blik in het oog, rijp in kerkelijke ervaring, begaafd met kennis en helderheid van inzicht, en daarenboven wel ter tale, niet zenuwachtig, onverschrokken, vastberaden, met sterke overtuiging en een ijzeren wilskracht.’Ga naar voetnoot45
Gijsbert Haan is na zijn aankomst in de Verenigde Staten - met vrouw en negen kinderen - niet aanstonds naar de staat Michigan gegaan. Hij geeft enige bijzonderheden aangaande de eerste jaren in een apologieGa naar voetnoot46 uitgegeven in 1871 te Grand Rapids, Mi., onder de titel ‘Stem van een Belasterden’.Ga naar voetnoot47 In dit werkje, geschreven in redelijk goed Nederlands, van 17 bladzijden, met kleine letter gedrukt, vertelt Haan, dat hij aanvankelijk in de stad New York ging wonen, en dat hij daar Amerikanen van Hollandse afkomst ontmoette. Sommigen van hen behoorden tot de Reformed Dutch Church (de kerken waarmee die van de classis Holland, Michigan, zich in 1850 zouden verenigen), anderen tot de daarvan in 1822 afgescheiden gemeenten. Volgens hem was er veel wat afkeuring verdiende in de Reformed Dutch Church (R.D.C.). Onder meer noemt hij het gebruiken van een bundel van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
800 gezangen, waardoor de Psalmen worden verdrongen, zang door een koor tijdens de kerkdiensten, geen catechismus-prediking, geen catechisatie. ‘Te New York werd ik er ook mede bekend, dat een groot deel der leeraren en leden der Reformed Dutch Church behoorden tot de verfoeilijke orders van geheime genootschappen, en dit zich niet schaamden...’Ga naar voetnoot48 Na enige tijd vertrekt hij van New York naar de omgeving van Paterson in de staat New Jersey. Zijn godsdienstige ervaringen zijn van dezelfde aard als die te New York. Vervolgens vestigt hij zich te Troy, dichtbij Albany, in de staat New York gelegen. Deze drie woonplaatsen hebben de familie Haan gehuisvest in de jaren 1847 tot 1849. Het is wel duidelijk dat het gezin het in menig opzicht in de eerste tijd niet kan vinden in de Verenigde Staten en dat Gijsbert Haan eigenlijk wel terug wil naar Nederland. Wij vonden dit laatste reeds in de vorige paragraaf. In Albany ontmoet hij de predikant dr. Isaac M. Wyckoff van de R.D.C., degene die in 1850 ds. A.C. van Raalte en diens volgelingen er toe brengt, zich bij zijn kerkengroep aan te sluiten. Ook door deze wordt Haan er niet van overtuigd dat de R.D.C. de ware kerk vormt. In 1849 zetten Haan en de zijnen koers naar Michigan. Zij vestigen zich in Vriesland en verhuizen vandaar in 1851 naar Grand Rapids. Wij krijgen de indruk dat Gijsbert Haan daar zijn oude beroep van wever weer heeft opgevat. Hij schrijft: ‘...om het vak, waarin ik gekweekt was geworden ter hand te nemen.’Ga naar voetnoot49 Al spoedig wordt hij in Grand Rapids tot ouderling van de emigrantengemeente gekozen. Hij bemerkt dat er in de gemeenten van de classis Holland veel onrust is over de aansluiting aan de kerken van ‘het Oosten’ en hij kan op grond van zijn eigen ervaringen niet anders doen dan de bestaande ongerustheid delen. De roep ‘Ds Van Raalte heeft ons verkocht’ klinkt in meer dan één plaats. Een lidmaat H. Brink te Grand Rapids beschuldigt een mede-ouderling van Haan, G.B. Dalman, afkomstig uit Assen, de leer van de algemene verzoening voor te staan. In dezelfde tijd wordt op een classicale vergadering de vraag gesteld ‘Of het geoorloofd was, dezulken, die bekend stonden tot de orde der vrijmetselaren te behooren, als leden in de Kerk op te nemen?’. Dit gebeuren is voor Haan aanleiding de kerken van de classis op te wekken, te breken met de Reformed Dutch Church en correspondentie te zoeken met de Afgescheidenen in Nederland. De vraag inzake de vrijmetselaars wordt door alle leden van de classicale vergadering (26 september 1853) ontkennend beantwoord, maar tevens blijkt uit de gang van zaken dat de R.D.C. zodanigen onder haar leden telt. Wat de zaak van de correspondentie met Nederland betreft: deze kwam gedurende de eerstvolgende jaren niet tot stand. Eveneens in 1853 - en daarna - ontstaat er deining, daar de predikanten de verspreiding van Baxter's ‘Call to the Unconverted’ zo niet stimuleren, dan toch niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegenstaan. In het boek komen duidelijk ongereformeerde leringen voor.Ga naar voetnoot50 In 1856 maakt Haan bezwaar tegen de herkiezing van Dalman als ouderling. De classicale vergadering stelt hem in het ongelijk. De volgende dag - 3 april 1856 - stelt Haan opnieuw vragen over toelating tot het avondmaal van niet-leden door de kerken in het oosten. Door verscheidene leden wordt Haan dan aangevallen met de woorden dat hij verwarring en verdeeldheid zaait in de gemeenten tegen de classis, de predikanten en de Reformed Dutch Church. In ‘Stem’ schrijft hij, dat één van de predikanten - volgens de notulen van de classis zou dit de ons uit de hoofdstukken over Utrecht zo bekende H.G. Klijn van Grand Rapids zijn geweest - uitriep: ‘Broeders! Ik verzoek dat er een Bededag wordt gehouden tegen dezen geest van twijfeling aan de Reformed Dutch Church; deze geest is des duivels!’Ga naar voetnoot51 Kort daarop scheiden Haan en enige anderen te Grand Rapids zich van de gemeente aldaar af. Opmerkelijk is dat na enige tijd ds. H.G. Klijn zich bij het afgescheiden groepje voegt.Ga naar voetnoot52 Op 19 maart 1857 werd de ‘moedergemeente’ der Christian Reformed Church, te Grand Rapids georganiseerd met ds. H.G. Klijn als voorganger; Gijsbert Haan, Jan Gelock en Johannes Gezon als ouderlingen; B. de Graaf, H. Moerman en A. Pleune waren de eerste diakenen.Ga naar voetnoot53 Op de vergadering van de classis Holland van 8 april 1857 was de acte van afscheiding van ds. H.G. Klijn ter tafel. Ook die van ds. Koene van den Bosch van Noordeloos, Michigan; deze schrijft dat hij niet langer kerkelijke gemeenschap met de classis kan onderhouden.Ga naar voetnoot54 Tevens scheidde zich een deel van de gemeente Graafschap af. In de brief geschreven uit naam van (een deel van) de kerkeraad aldaar, lezen we, dat men de kerkelijke gemeenschap verbreekt vanwege het aanvaarden van de 800 gezangen in strijd met de kerkenorde, het toelaten tot het avondmaal van personen van verschillende belijdenis, het achterwege laten van een regelmatig preken uit de Heidelbergse catechismus. En verder onder meer - ‘Graafschap’ schrijft dat dit het meest heeft bedroefd - dat er leden zijn in de kerken van de classis, die verklaren dat de Afscheiding in Nederland niet noodzakelijk was en op z'n minst ontijdig. De vierde brief van afscheiding, aan dezelfde classicale vergadering gezonden, was die van een deel der gemeente te Polkton. De broeders aldaar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijven dat de kerken van de classis zich verbinden met dezulken die afwijken van de leer van onze vaderen.Ga naar voetnoot55
Volgens dr. Beets is 8 april 1857 de geboortedag van de Christian Reformed Church in de Verenigde Staten.Ga naar voetnoot56 Zoals bekend was haar naam aanvankelijk ‘Ware Hollandsche Gereformeerde Kerk’ of ‘True Dutch Reformed Church’.
In 1861 ontstaat er een conflict tussen Gijsbert Haan en de kerkeraad van zijn (afgescheiden) gemeente. Haan die steeds had aangespoord tot het handhaven van de Dordtse kerkenorde, gaat in deze tijd zèlf tegen haar in. Hij weigert zich aan een herkiezing als ouderling te onderwerpen, maar wil zonder meer in zijn bediening voortgaan. Er ontstaat een sterke oppositie door deze eigenmachtige handeling. Tengevolge daarvan sluit Haan zich weer aan bij de Reformed Dutch Church. In 1869 heeft er een verzoening plaats van de kerkeraad en Haan. Beide partijen belijden schuld. Tot aan zijn overlijden in 1874 blijft hij dan lid van de Christian Reformed Church. Wij menen met zijn kleinzoon dat Gijsbert Haan in kennis en inzicht ver boven vele van zijn mede-kerkleden uitstak. Op grond van de ons ten dienste staande gegevens, wijzen we de gedachte van R.J. HagerGa naar voetnoot57 af, dat hij voortdurend ontevreden was, daar hij niet als anderen - Klijn, H.H. Middel, Van den Bosch - tot het ambt van predikant, naar artikel 8 van de kerkenorde, werd geroepen. In Nederland hebben wij hem op geen enkele wijze pogingen zien doen, predikant te worden. Als trouwe volgeling en vriend van ds. S. van Velzen, zou hij daartoe wellicht mogelijkheden hebben gehad. Hij heeft dit kennelijk niet als zijn roeping gezien. De zwakheden die wij ook bij Gijsbert Haan opmerken, zijn er evenals zo vele gebeurtenissen in dit boek, het bewijs van dat niet in menselijke standvastigheid het voortbestaan van de kerk rust, maar uitsluitend in het feit dat de Koning der kerk, haar Heere Jezus Christus, alle ding, ook in Zijn gemeente, leidt en regeert. |
|