De Afscheiding van 1834. Deel 2. De classis Dordrecht c.a.
(1974)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 4
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te betrokken waren. Zoveel doenlijk willen wij na elkaar behandelen: Dordrecht, de Hoeksche Waard, IJsselmonde, Alblasserwaard en Vijfheeren Landen met Schoonhoven-Willige Langerak. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dordrecht (jurisdictie rechtbank te Dordrecht)Er zijn vier processen bekend betreffende samenkomsten van Afgescheidenen in de stad Dordrecht. Aangezien deze alle vier zijn gevoerd nà 1839, mag de veronderstelling wel worden geuit, dat de autoriteiten te Dordrecht een tolerante houding hebben aangenomen. Zoals we bij de bespreking van de gemeente Dordrecht nader zullen zien, was de vergaderplaats van de Afgescheidenen in de jaren waarin de processen vallen (1840, 1841), een voormalige houten manege aan het Kromhout, een gebouw, dat een vrij groot aantal personen kon bevatten. Aangezien de notulen van de gemeente - voor zover bewaard of te vinden - eerst beginnen met 3 januari 1842, leren wij uit de proces-stukken een aantal bijzonderheden kennen, die, naar wij moeten aannemen, zonder ingrijpen van de justitie voorgoed zouden zijn verloren gegaan. In 1840 bestaat de kerkeraad uit de volgende personen: Alexander de Visser, P.F.A. Wigny, ouderlingen: Leonardus Eysbergen en Reinier de Visser, diakenen. Als koster fungeert Bastiaan de Boo, als kerkmeester-collectant Cornelis van Kuijk. Wellicht is de samenstelling van de kerkeraad ook vóór 1840, vanaf de instituëring der gemeente in 1836 of 1837, geweest als hierboven vermeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste procesOp 4 november 1840 wijst de arrondissementsrechtbank te Dordrecht vonnis inzake een ‘ongeoorloofde’ samenkomst van de Afgescheidenen op zondag 9 augustus 1840 in de morgenuren. Beklaagden zijn Alexander Visser, 36 jaar, koekbakker; Reinier de Visser, 35, zeilmaker; Leonardus Eysbergen, 25, scheepsloper en ‘tangerijn’Ga naar voetnoot1 en Bastiaan de Boo, 44, schipper, allen geboren en wonende te Dordrecht. De commisaris van politie te Dordrecht heeft procesverbaal opgemaakt. Als getuigen zijn opgeroepen: 1. Willem Hendrik Bosch, ‘geëmployeerde bij den civielen staat’; 2. Alexander van Aardenne, timmerman; 3. Johannes Bonket, ‘geëmployeerde bij de Stadsbank van beleening’; 4. Aart Groeneveld; 5. Herbert Zoeteman; 6. Thomas van Eysden. De drie laatste getuigen zijn agent van politie. Bij het getuigenverhoor verklaart Willem Hendrik Bosch, dat hij af en toe 's zondags langs zijn huis mensen ziet gaan - hij woont in het Kromhout. Deze mensen gaan naar het gebouw genaamd ‘de oude manege’. No. 2 ziet alleen maar mensen passeren op zondagmorgen. De derde getuige ziet 't zondags geregeld mensen langs zijn huis in het Kromhout lopen. Zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaan naar de oude manege. ‘Hun getal is onbepaald’. Maar de laatste tijd is hun getal ‘wel eens vierhonderd tot vijfhonderd’ personen. Soms voormiddags, soms namiddags, ook wel eens 's avonds. Getuige Bonket is wel eens in de vergadering geweest en heeft dan horen zingen, preken en bidden. Aart Groeneveld heeft geconstateerd, dat er op 9 augustus een godsdienstoefening is gehouden in de oude manege. Is om half elf naar het gebouw gegaan. Vond de deur gesloten, maar werd binnengelaten. Alexander de Visser gaf een psalm op en deed het gebed. Nadat de ‘armen waren aanbevolen’ zijn Reinier de Visser en Eysbergen met ‘kerkenzakjes’ rondgegaan. De vergadering werd gehouden ‘boven’, in één der vertrekken bewoond door Bastiaan de Boo. Er waren meer dan 40 bezoekers, de kinderen meegerekend. De getuigen 5 en 6 zijn ook aanwezig geweest. Zij verklaren eveneens, dat er meer dan 40 personen vergaderd waren. De vorige zondag was ‘de vereeniging beneden in het gebouw gehouden.’
Tijdens het verhoor en wanneer zij het laatste woord verkrijgen, spreken de beklaagden als volgt. Alexander de Visser, ouderling, zegt geen ‘burgerlijke permissie’ tot het houden van godsdienstoefeningen te hebben ontvangen. De samenkomst op 9 augustus was niet ‘van te voren bepaald’. Hij zegt ‘dat er geene bepaling noodig was, daar ieder Christen behoorde te weten dat er zes dagen voor den arbeid gesteld waren en de zevende dag moest worden toegewijd aan den Heere, dat deze dag dus reeds zestien honderd jaren (! - C.S.) bepaald was, en zij niet, als eene nieuwe leer te belijden moesten worden aangemerkt, maar wel als voorstanders van het oude Christelijke geloof.’ Hij verklaart tenslotte ‘tot zijn laatste droppel bloed voor zijn geloof te zullen storten, wenscht verder dat de genade over de Heeren Regters zal komen om in deze zaak regtvaardig te zijn.’ Reinier de Visser, diaken, verklaart het aantal aanwezigen niet te hebben geteld, maar dat ‘hij op de gemeente ziende de gedachte hem steeds bezielt, hoe meer zielen hoe liever.’ Hij hoopt ‘dat de Heeren Regters die het zwaard der geregtigheid ontvangen hebben, genade zullen mogen ontvangen om regtvaardig te zijn.’ Leonardus Eysbergen, diaken, zegt - evenals R. de Visser - dat er permissie is gevraagd voor het houden van de samenkomsten, doch dat deze niet is verkregen.Ga naar voetnoot1 Verder onder meer: dat het beter is, zich op de rustdag bezig te houden met het inzamelen van giften voor de armen dan zijn gewone werkzaamheden te verrichten; hij meent, dat in artikel 291, 292 en 294 van het wet- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boek van strafrecht geen straffen worden aangehaald, welke betrekking hebben op de inzamelaars der geldelijke giften voor de armen. Bastiaan de Boo merkt op, dat de deur van het gebouw niet was ‘gesloten’. Zij was door beklaagde slechts ‘op de klink gedaan’. Hij is de huisbewaarder van het gebouw en zegt ‘dat die vergaderingen reeds vier of vijf jaren worden gehouden.’ In zijn laatste woord zegt onze schipper/koster, dat hij ‘vermeent dat de regeering vervolglust heeft, dat hij dit heeft kunnen opmerken uit het advies door het bestuur ingeleverd (zie vorige noot) en is van gedachte, dat men hen niet schuldig kan verklaren, daar de deur van het gebouw gedurende hunne godsdienstoefening op de klink was; verklaart verder zijn leven voor zijn geloof veil te hebben.’
De van veel vrijmoedigheid getuigende pleidooien van deze vier Afgescheidenen brengen hun de vrijspraak niet. Maar vergeleken met andere rechtbanken wordt er een mild vonnis geveld. Zij moeten alle vier ƒ 8,- boete en de kosten betalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede procesVonnis van 7 april 1841, dienst op 20 september 1840. Beklaagden: Hendrik Peter Scholte, geboren Amsterdam, wonende te Utrecht; Pierre Frederik AugustGa naar voetnoot1 Wigny, 31 jaar, geboren te Luik; Reinier de Visser; Leonardus Eysbergen; Cornelis van Kuijk, grofsmid; Bastiaan de Boo. De getuigen spreken van twee à driehonderd personen, bij de dienst aanwezig. Scholte verdedigt zich niet, vermoedelijk omdat hij het nutteloze daarvan inzag en omdat hij ongetwijfeld het voornemen had, deze zaak ‘op hoger niveau’ aan de orde te stellen; immers zijn gemeente te Utrecht was reeds begin 1839 door de Koning erkend. In Utrecht behoefde Scholte voor vervolging niet meer bevreesd te zijn. Bij het ‘laatste woord’ van de beklaagden, trekt het onze aandacht hetgeen de Visser en Eysbergen naar voren brengen. Reinier de Visser zegt ‘dat h. Ed. Achtbaren eenmaal in den hemel, van het regt door h. Ed. Achtbaren gesproken, zullen moeten rekenschap geven.’ Leonardus Eysbergen heeft drie weken geleden met Koning Willem II gesproken over een kwijtschelding van de boete hem en anderen in een vroegere ‘dusdanige zaak’ opgelegd. Dit slaat kennelijk op het vonnis van 4 november 1840. De Koning had hem gezegd: ‘schrijf mij eigenhandig een brief en Ik zal U terstond van die boete kwijtschelden.’ Eysbergen meent dus nu niet meer te zullen worden vervolgd. Hij vraagt vrijspraak. Zegt: ‘...bedenkt eenmaal met mij voor de Regterstoel van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Christus te zullen staan, dus handelt met mij, zooals gij dan hoopt behandeld te worden.’ De vervolging sleept zich evenwel stuiptrekkend voort: opnieuw krijgt ieder van de beklaagden ƒ 8,- boete en de kosten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde procesVonnis van 26 mei 1841; kerkdiensten op 1 november 1840. Beklaagden: Hendrik Peter Scholte; (ds.) Gerrit Baay, wonende te Leerdam; Willem van der Koogh, Dordrecht; Reinier de Visser; Leonardus Eysbergen; P.F. August Wigny, Dordrecht, geb. te Luik, 31 jaar, ‘blokmaker’; Cornelis van Kuijk; Bastiaan de Boo. De meesten van deze beklaagden noemden we reeds bij de beide vorige processen. Er zijn maar liefst 13 getuigen opgeroepen. We willen ze toch allen noemen. 1. Adrianus Mosselman, agent van politie; 2. Jan Bastiaan Raamt, winkelknecht; 3. Herman van Dijk, viskoper; 4. Jan Kroonhouwer, besteller; 5. Pieter van de Water, 41, arbeider (lidmaat der gemeente); 6. Johannes van der Steenhoven, 38, broodbakker (lidmaat); 7. Johannes van Heek, winkelier; 8. Bastiaan de Klerk, sledenaarGa naar voetnoot1; 9. Arie van der Netten, mazelaarGa naar voetnoot2; 10. Arie van den Abeele, idem; 11. Albertus van Rijswijk, idem; 12. Leendert van der Ven, schrijnwerker; 13. Jan de Kloet, huisknecht. Onder de getuigen zijn er, die verklaren, dat zij ds. Scholte hebben horen preken op 1 november voormiddags en 's avonds. 's Middags: ds. Gerrit Baaij. En wel in de oude manege aan het Kromhout. Willem van der Koogh was voorlezer en voorzanger; Reinier de Visser, L. Eysbergen, P.F.A. Wigny en C. van Kuijk hebben gecollecteerd. Bastiaan de Boo wees de mensen de plaatsen aan - hij woont in de manege. Er waren honderden mensen aanwezig. De vijfde getuige (lidmaat) verklaart zich niets meer te kunnen herinneren; de achtste getuige: meer dan 200 personen; de negende verklaart: des morgens heeft Scholte gepreekt, ‘des namiddags een dikke kerel.’ Lang niet alle getuigen behoren tot de Afgescheidenen. De meesten zijn echter wel aanwezig geweest in één of twee diensten. Niet onmogelijk is, dat enige getuigen louter als spion aanwezig waren. Alle beklaagden worden bij verstek veroordeeld tot ƒ 8,- boete en de betaling der kosten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vierde procesVonnis eveneens op 26 mei 1841; diensten op 18 oktober 1840, waarin is voorgegaan ds. Anthony Brummelkamp, wonende te Schiedam.Ga naar voetnoot3 Behalve Brummelkamp zijn beklaagden: Willem van der Koogh, Reinier de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Visser, L. Eysbergen, P.F. August Wigny, Cornelis van Kuijk en Bastiaan de Boo. No. 1 was ook nu: voorzanger en voorlezer, de vier volgenden hebben gecollecteerd, De Boo heeft opnieuw kostersdiensten verricht. De ouderlingen blijven als zodanig buiten schot; het beste bewijs, dat de rechtbank te Dordrecht het proces met weinig fanatisme voerde. Getuigen zijn: H. Zoeteman, agent van politie; Anthonie Kamerling, 51, pettenmaker (lidmaat der gemeente); Dirk Schenk, timmerman; Albert van Rijswijk, mazelaar; Jan van de Water, kleermaker; Casper van Raamt; Dirk van Hulst en Arnoldus Hartgens. Verscheidene getuigen zijn geen lid der gemeente, zoals blijkt uit hun verklaringen. Het openbaar ministerie verklaart de beklaagden ‘schuldig aan de wanbedrijven’ genoemd in de artikelen 291, 292 en 294 van het wetboek van strafrecht. Ook nu luidt het vonnis: ƒ 8,- boete en de kosten voor elk der beklaagden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De hoeksche waard en ijsselmonde(juridictie rechtbank te Dordrecht) Voor deze beide delen van Zuid-Holland kennen wij vier vonnissen, geveld door de rechtbank van eerste aanleg te Dordrecht, in de Jaren 1837 en 1838, Aangezien twee vonnissen in één proces worden uitgesproken - namelijk naar aanleiding van samenkomsten te Zuid-Beijerland en Barendrecht - behandelen we dit viertal onder één hoofd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuid-BeijerlandBijeenkomsten op zondag 28 augustus 1836, vonnis op 19 april 1837. In ons EERSTE DEEL hebben wij terloops de gang van zaken, betreffende één en ander genoemd (pagina 78 en 79). Wij willen dit eerst samenvatten. Op 28 augustus 1836 is Scholte zelf naar ‘Den Hitsert’ - de polder waarin Zuid-Beijerland ligt - gekomen. Reeds het gerucht dat hij zal komen, brengt in het dorp van 1300 inwoners, een menigte van ingezetenen en vreemdelingen op de been, die wordt geschat op ver boven de 2000 mensen. Aan een dienst in een woning valt daarom 's morgens niet te denken. In een weide wordt een boerenwagen geplaatst, daarop een tafel met lessenaar en Bijbel. Dit alles door de bemoeiingen van Jan Blaak, diaken. Burgemeester Jan Verhoeven kan niet anders doen dan proces-verbaal opmaken; hij meldt onder meer ‘dat alles zonder de minste wanorde in stilte is afgeloopen, hebbende de te Numansdorp gestationeerde brigade marechaussee voor de handhaving van orde en rust gezorgd.’ De houding van de burgemeester heeft nogal wat critiek in ‘Den Haag’ tengevolge. Wij verwijzen hiervoor naar Bos, Archiefstukken III, 442-454; dr. Joh. de Boer, De Gereformeerde Kerk te Zuid-Beijerland 1836-1936, Rotterdam 1936. Op 19 april 1837 worden Hendrik Barendregt (diaken), ds. H.P. Scholte en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Blaak veroordeeld tot respect. ƒ 50,-, ƒ 20,- en ƒ 8,- boete. De kosten bedragen ƒ 188,97. Totaal dus ƒ 266,97.
Wij vonden echter nog enige merkwaardige bijzonderheden aangaande bovengenoemde gebeurtenissen, die wij hieronder zullen vermelden. 's Morgens duurde de hagepreek van 9 uur tot over elven, 's middags van 2 tot 4 uur, terwijl er 's avonds laat nog een ‘doopdienst’ is gehouden ten huize van Hendrik Barendrecht. Bij één van de hagepreken (of bij beide) zijn gesignaleerd: Henricus Wieland Los, notaris; Jan van den Erven, bouwman; Kornelis Hofman, arbeider; Pieter Kraak, winkelier; Imert Verhoeven, schoenmaker; Jan van der Wel, bouwman; Gerrit Visser, bouwman; Eliza Hofman, herbergier; Piet Bouman, schipper; Gerrit van Nugteren, metselaar; Arie Resoort, bouwman; Klaas Broeder, wagenmaker. Voor zover we kunnen nagaan, behoorde geen van deze personen tot de Afgescheidenen. Beklaagden zijn: ds. H.P. Scholte - ‘zonder beroep’ (de rechtbank wilde vermoedelijk niet spreken van ‘predikant’); Hendrik Barendrecht, 29, geboren te 's-Gravendeel, timmerman; Johannes Jacobus Buurman, chirurgijn; Jan Blaak, 27, geboren te Strijen, pakkendrager - de drie laatsten wonen te Zuid-Beijerland. Scholte heeft de diensten geleid; Barendrecht heeft 's avonds zijn huis ter beschikking gesteld, is bovendien opgetreden als voorlezer en diaken; Jan Blaak als diaken. Voor J.J. Buurman volgt vrijspraak, aangezien het niet bewezen is, dat hij het gebruik van de aan hem toebehorende weide zou hebben toegestaan. De vrederechter van het kanton Oud-Beijerland, daartoe gemachtigd door de rechter van instructie van de rechtbank te Dordrecht, dagvaardt een groot aantal personen, om in deze zaak te worden gehoord. De lijst van hun namen en beroepen is bewaard gebleven. Wij krijgen de indruk, dat het verhoor is afgenomen op het raadhuis te Goudswaard. Gedagvaard werden: Jacob Baaijen, voerman; Hendrik Bakker, veldarbeider (verder afgekort met: v); Arie Bezemer v met huisvrouw Geertrui Barendrecht; Bastiaan Boender, ‘koornmolenaar’; Arie Buitendijk v met huisvrouw Neeltje Vermaat; Maarten van Es v met huisvrouw Jopje Kruithof; Hermanus Haksteen v met huisvrouw Johanna Hempel; Jacob van Ham, metselaar met huisvrouw Ingeltje Baayen; Arie van 't Hof, kleermaker met huisvrouw Ingeltje Groeneweg; Kommer de Hoog, kleermaker; Maria van der Jagt, ongehuwd, naaister; Jan Klootwijk v; Johannes Klootwijk v met huisvrouw Teuna Herweyer; Arie Maasdam v met huisvrouw Maria van de Sluis; Bastiaan Maasdam v met huisvrouw Lijntje Stroobergen; Isaac Maasdam v; Jacob Maasdam v; Johannes Onwijn v met huisvrouw Maria Blaak Aart Rosmolen v; Aart Rosmolen Azn. v; Gabriël Rosmolen v met huisvrouw Adriaantje van Es; Maria Tuk, weduwe van Cornelia de Bruine; Jan Veldhoen v; Jacobus Verneé v met huisvrouw Elisabeth Klootwijk; Neeltje Visser, huisvrouw van Hendrik Barendregt; Johannes Vissers, broodbakker; Jan Volkert, bouwman; Hermanus Weijerse, melkboer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze lijst bevat 40 personen; allen behoren zij tot de Afgescheiden gemeente. Tellen we hierbij beide beklaagden Hendrik Barendrecht en Jan Blaak, dan komen we tot een aantal van 42. Dit komt overeen met het getuigenis van burgemeester Jan Verhoeven, die verklaart, dat het aantal leden der gemeente op zondag 28 augustus 1836, 42 bedroeg. Of dit geheel juist is, is onzes inziens moeilijk na te gaan; de burgemeester registreerde namelijk slechts diegenen, die een ‘vrijbillet’ of ‘verlofpas’ aanvroegen - waarover nader bij de behandeling van Zuid-Beijerland. Helaas is ons niets bewaard gebleven aangaande hetgeen de 40 gedagvaarden te Goudswaard hebben verklaard. Anders de reeds eerder genoemde niet-Afgescheidenen: Pieter Bouman, Eliza Hofman, Kornelis Hofman en Imert Verhoeven. Zij hebben 's avonds laat gestaan voor ‘het huis no. 44’ van Hendrik Barendrecht. Omstreeks 11 uur kwam Barendrecht naar buiten en heeft Kornelis Hofman uitgenodigd, de doopsbediening te komen bijwonen, zeggende: ‘al is het verboden en tegen de menschelijke wetten gehandeld, de doopsbediening zal echter plaats hebben.’ De vier spionnen zijn buiten blijven staan, en hebben gehoord, dat door ds. H.P. Scholte de doop bediend werd aan twee kinderen. Deze kinderen waren: Geertrui, dochtertje van Maarten van Es en Adriaantje, dochtertje van Jacob Baaijen, beiden wonende te Zuid-Beijerland. Volgens Hendrik Barendrecht was de samenstelling van de kerkeraad op 28 augustus 1836 als volgt: Jacob van Ham en Arie van 't Hof, ouderlingen; Hendrik Barendrecht en Jan Blaak, diakenen. Ondanks dit getuigenis blijven de beide ouderlingen buiten schot, hetgeen mr. P.L. Begram, officier van justitie bij de Gorcumse Rechtbank, niet zou zijn overkomen. De betreffende rechtzaak heeft tamelijk lang gelopen, namelijk van 28 aug. 1836 tot 19 april 1837, vermoedelijk tengevolge van de vele verhoren. Zo is er op 11 oktober 1836 voor de rechter van instructie te Dordrecht een verhoor geweest van Hendrik Barendrecht. Van weerskanten is het daarbij nogal vinnig toegegaan. Aan Barendrecht wordt onder meer gevraagd, of hij blijft volhouden, dat de burgemeester van Zuid-Beijerland op zondag 28 augustus, hem verlof heeft gegeven ‘tot het innemen der weide van den Chirurgijn Buurman, om aldaar de voorgenomene godsdienst-oeffeningen te houden, en wel met de bewoordingen, daartoe door den Burgemeester gebezigd: ‘tot bewaring van de rust genoodzaakt te zijn toe te geven?’ Barendrecht antwoordt hierop met: ja. De burgemeester daarentegen verklaart ‘dat het volstrekt onwaar is, dat hij Burgemeester, tot het innemen der weide van Buurman en tot het houden der voorgenomene godsdienstoeffeningen, verlof gegeven heeft,’ ook heeft hij niet gezegd, genoodzaakt te zijn, toe te geven. De rechter van instructie kan niet anders doen dan constateren, dat hier ja tegenover neen staat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Getuigen waren er niet, dus blijft deze zaak duister. Wél is zonneklaar, dat burgemeester Jan Verhoeven weinig voor vervolging voelde - de hervormde predikant A.R. Bruining vindt hem lang niet ijverig en paraat genoeg. Tenslotte vermelden we nog, dat Barendrecht tijdens hetzelfde verhoor onder meer verklaart, dat hij aan ds. Scholte heeft gezegd, dat zowel de burgemeester als Buurman toestemming hadden gegeven tot het innemen van de weide, dat hij Scholte heeft uitgenodigd te komen preken en dat laatstgenoemde hoegenaamd geen geldelijke beloning heeft ontvangen ‘zelfs niet de minste vergoeding van zijne reiskosten.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuid-BeijerlandOp 13 mei 1838 wordt er een bijeenkomst gehouden ten huize van Ary van 't Hoff. Tegen hem en tegen Hendrik Bakker wordt proces-verbaal opgemaakt. Hoewel er meer dan 20 personen aanwezig zijn - ‘afgescheidenen en niet-afgescheidenen’ - volgt er op 25 augustus 1838 vrijspraak. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Barendrecht en Zuid-BeijerlandVonnis van 22 september 1838. De beklaagden zijn: 1 Hendrik Petrus (!) Scholte, zonder beroep, Utrecht; 2. Bastiaan Leeuwenburg, 39, koopman, Barendrecht; 3. Bastiaan van der Bie, 26, timmerman, Barendrecht; 4. Pieter de Haan, 29, bouwman, Barendrecht; 5. Willem van der Heyden, 35, zonder beroep, Oud-Beijerland; 6. Evert Smits, 50, kleermaker, Zuid-Beijerland.
De beklaagden 1, 2 en 3 hebben op 26 juli 1838 ten huize van Pieter de Haan (no. 4), binnen Barendrecht een godsdienstoefening geleid. De beklaagden 1 en 5 hebben dit gedaan op 30 juli 1838, in een huis toebehorende aan Evert Smits (no. 6) binnen de gemeente Zuid-Beijerland. In beide gevallen zijn doop en avondmaal bediend. De personen 2, 3 en 5 hebben gefungeerd als diaken.
A. De bijeenkomst ten huize van Pieter de Haan, Barendrecht. Proces-verbaal door Pleun de Raadt, burgemeester van Oost- en West-Barendrecht. Onder meer worden verhoord: Pieter de Haan, Bastiaan Leeuwenburg, Bastiaan van der Bie; Isaac Vijfvinkel, 22, schoenmaker; Cornelis Molendijk, 59, bouwman en vlasboer; Jacobus Ottevanger, 40, kleermaker; Jan Niemantsverdriet, 52, bouwman; Leendert Pleysier, 60, bouwman; Cornelis We(e)da, 32, Schoenmaker; Jacob van der Sijs, 49, smid; Martinus Terber, 43, onderwijzer der jeugd; Jacob van den Berg, 50, metselaar; Joost Barendregt, 40, bouwman; Jan Vogel, 60, grossier; Willem Vogel, 34, broodbakker. Pieter de Haan, die zijn woning ‘no. 56C’ heeft afgestaan, verklaart dat er circa 150 personen aanwezig waren; 60 waren er ‘binnenshuis’. De anderen zullen vermoedelijk op deze zomeravond (zie Lijst der texten, pag. 38) in een schuur of buiten de plechtigheden hebben bijgewoond. Gedoopt is een kind van Bastiaan Leeuwenburg en Bastiana Hakkers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Leeuwenburg verklaart, dat er eerst een doopdienst is geweest te Heerjansdam. Dit klopt met de Lijst der texten. Aanwezig was ook Dingeman de Haan, ouderling van de Afgescheiden gemeente te Heerjansdam, wonende te Ridderkerk. Anderen verklaren, dat mede aanwezig was Hendrik Kuijper, diaken van genoemde gemeente, wonende te Kleine Lindt.Ga naar voetnoot1 Alle getuigen waren aanwezig, maar niet alle zijn Afgescheidenen.
B. De godsdienstoefening ten huize van Jan Vissers, wonende ‘no. 47’ te Zuid-Beijerland op 30 juli 1838. Jan Vissers, één van de Afgescheidenen van Zuid-Beijerland, woont in een huurhuis, toebehorende aan Evert Smits. Volgens de bepalingen van het oude wetboek van strafrecht, artikel 294, kon echter ook de eigenaar aansprakelijk worden gesteld, indien er een verboden godsdienstoefening werd gehouden. Volgens de Lijst der texten (zie pagina 38) is er 's middags gepreekt over 2 Cor. 5 vers 15 en is er 's avonds een doop- en avondmaalsdienst geweest. Aangaande deze godsdienstoefeningen is proces-verbaal opgemaakt door burgemeester Jan Verhoeven en door de reeds eerder genoemde brigade Numansdorp der Koninklijke Marechaussée.Ga naar voetnoot2 Het is bekend, dat de veldwachter, Ary Blaak, die de zaak van de Afgescheidenen min of meer was toegedaan, zijn chef in de steek liet, toen deze het huis van Jan Vissers binnenging. Ary Blaak ging naar zijn eigen woning, en verklaarde desgevraagd, dat hij ziek en ‘misselijk’ was. Voor straf werd hij 5 dagen buiten dienst gesteld.Ga naar voetnoot3
Het huis van Jan Vissers bevatte 's middags ongeveer 100 personen; er werd een dienst gehouden van 2 tot 5 uur. De burgemeester gelastte Scholte de bijeenkomst te doen uiteengaan, ‘waarop door Scholte alleen met deze woorden is gerepliceerd geworden “Ik heb gehoord Burgemeester”’, aldus het proces-verbaal. 's Avonds om 7 uur begint de tweede dienst; er worden 13 kinderen gedoopt, namelijk van: Jacob van Ham, Hendrik Barendrecht; Arie Bezemer, Bastiaan Boender, Maarten van Es, Hermanus Haksteen, Adriaan Jongeneel, Jan Klootwijk, Arie Maasdam, Jan Middelhoek, Anthonie Smaal (2 kinderen), Hermanus Weyerse. Scholte verklaart tijdens het verhoor, dat hij in de maand juli l.l. op reis zijnde naar Flakkee, en zich bevindende te Heerjansdam, bezoek kreeg van enige Afgescheidenen van Barendrecht, die hem verzochten te Barendrecht te komen preken. Te Flakkee zijnde, ontving hij een verzoek te Zuid-Beijerland het Woord te willen bedienen etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Scholte wordt veroordeeld tot betaling van ƒ 50,- boete; de andere 5 beklaagden tot ƒ 8,-; dit alles met vermeerdering van de kosten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alblasserwaard (jurisdictie rechtbank te Gorinchem)Afzonderlijk willen wij nu eerst melding maken van een bijeenkomst gehouden te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oud AlblasGa naar voetnoot1gehouden op 14 augustus 1836. Ds. H.P. Scholte heeft op die dag tweemaal gepreekt in de schuur van Willem van Asperen. We merken op, dat laatstgenoemde zich op die dag (nog) niet had afgescheiden van de Hervormde kerk. Tot nu toe vonden we hem ook nadien niet onder de Afgescheidenen. Een aanwezige deurwaarder schatte het aantal toehoorders op meer dan duizend. ‘Het mankeerde,’ zo schrijft hij, ‘echter niet aan schandelijke spotternijen door de uitgelokte nieuwsgierigen.’ Dit stemt overeen met het getuigenis van de burgemeester, die verklaart dat zich te Oud Alblas ‘geen openbare afgescheidenen’ bevinden. Deze burgemeester, J. Drinkwaard, had echter tegen alle regels in, toestemming tot de samenkomsten gegeven. De officier van justitie te Gorinchem neemt de zaak in behandeling, maar zijn geschut kan op niemand anders worden gericht dan op genoemde burgervader. Het geval leidt tot een groot aantal ministeriële missives, maar het eind is, dat de ‘overtreders’ te Oud Alblas buiten vervolging blijven.
Enige vonnissen, die hieronder ter sprake komen noemden wij ook in het EERSTE DEEL. Wij zijn tot deze herhaling gekomen, doordat na het tot stand komen van genoemd deel ons een aantal niet onbelangrijke bijzonderheden onder ogen zijn gekomen. Wij hebben hiertoe geput uit de procesdossiers van bedoelde vonnissen. Zoals reeds vermeld houden we ons voor de Alblasserwaard uitsluitend bezig met de rechtbank van eerste aanleg - later arrondissementsrechtbank genoemd - te Gorinchem. De vonnissen, die betrekking hebben op bijeenkomsten in de stad Gorinchem, zullen we nu geheel buiten beschouwing laten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Giessendam en Neder-HardinxveldVonnis van 18 mei 1836. De beklaagden: Willem van der Vlies, 50, arbeider; Jan van 't Verlaat, 38, arbeider; A(e)ginus van der Plas, 38, arbeider en Klaas Leenman, 49, arbeider g Moerkapelle,Ga naar voetnoot2 w Giessendam - de drie eersten g en w Hardinxveld - hebben ‘ongeoorloofde bijeenkomsten’ gehouden ten huize van Willem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van der Vlies. Laatstgenoemde krijgt ƒ 80,- boete; Van der Plas en Leenman ieder ƒ 50,-. Vrijspraak voor Jan van 't Verlaat - deze is geen diaken, maar de wakkere veldwachter heeft hem een zakje van de muur zien halen. Veldwachter Lubertus Karmeisool heeft begin 1836 vier samenkomsten gadegeslagen; deze werden bezocht door respect. 60, 32, 27 en 26 personen. Aanwezig waren ook: Cornelis van der Wiel (als belangstellende), Jacob Bax, Floris de Rover, Willem de Kok, Dirk Sluimer en Pieter van Wijngaarden. Aginus van der Plas en Willem van der Vlies fungeren als ouderlingen - zij lezen uit de Bijbel en ‘stukken uit oude schrijvers’; Klaas Leerman deelt de gecollecteerde gelden uit aan de behoeftigen. Bovengenoemd proces heeft nog een nasleep. Van der Plas heeft tijdens één der zittingen de veldwachter beschuldigd een valse eed te hebben afgelegd. Aangezien volgens de rechtbank het ‘naar regten vereischte bewijs niet (is) aangevoerd’Ga naar voetnoot1, wordt Aginus van der Plas, na een eis van één maand, veroordeeld tot acht dagen gevangenisstraf.
Vonnis van 16 mei 1838. Krijn de Haas, 58, griendbaas g w Neder-Hardinxveld en Dirk Verheij, 50, g Werkendam w. Neder-Hardinxveld. Er is op 15 april 1838, naar gewoonte, een bijeenkomst gehouden ten huize van Krijn de Haas van veel meer dan 20 personen. De Haas ƒ 50,- boete, Verheij ƒ 30,-. Uit de verhoren weten we, dat in den regel een ‘gedrukte predikatie van eenen ouden schrijver wordt voorgelezen’ door Krijn de Haas en door Dirk Verheij ‘naar aanleiding van dezelve eene redevoering of een woord van vermaning en opwekking (wordt) uitgesproken.’ Gehoord worden onder meer Maarten Wervenbos, Jacob Bax en Gerrigje van Genderen. De eerstgenoemde verklaart ‘dat die vergaderingen voor een ieder toegankelijk zijn en dat zij, afgescheidenen, geene gemeente hebben noch ouderlingen, noch diakenen, nog eenig kerkelijk bestuur.’ Als Dirk Verheij aan het woord komt, geeft hij, in alle rust, ongetwijfeld één van de meest ontroerende getuigenissen, ooit door Afgescheidenen voor de rechtbank afgelegd. Hij verklaart, dat zijn taak op de bedoelde bijeenkomsten is zijnen naasten op de reis naar de eeuwigheid te vermanen en op te wekken, van begrip zijnde, dat geen wereldsche regter hem zulks met grond konde beletten, vooral niet daar zij afgescheidenen zich als stille en vreedzame burgers gedroegen, die de orde en veiligheid nimmer stoorden, of iemand overlast aandeden. Op 24 december 1839 worden Dirk Verheij en Krijn de Haas opnieuw ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oordeeld vanwege een samenkomst ten huize van de laatstgenoemde. Dirk Verheij heeft een preek gelezen. Boete voor ieder ƒ 100,-.
1840. In dit jaar worden er 20 vonnissen uitgesproken tegen voorganger Bastiaan Sterkenburg c.s. te Giessendam. Ook op 6 januari 1841 wordt deze groep veroordeeld. Het eerste vonnis is van 18 maart 1840 naar aanleiding van een bijeenkomst op zondag 9 februari te Giessendam. Sterkenburg heeft de leiding gehad - hij krijgt ƒ 25,- boete; Aantje Boer, weduwe Govert Tromp, winkelierster en haar zoon Huig Tromp hebben hun huis beschikbaar gesteld - beiden krijgen ƒ 8,- boete. Vanaf augustus tot het eind van het jaar 1840 wordt Sterkenburg dan wekelijks veroordeeld tot betaling van ƒ 100,- boete. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leerdam en Asperen c.a.Vonnis van 7 oktober 1835 inzake een ‘hagepreek’ op het erf van de familie Van Bruinswijk te Asperen. Beklaagden: Hendrik Peter Scholte; Arie van Bruijnswijk, 56, Cornelis van Bruijnswijk, 43, Jan van Someren Azn., 52 - alle drie van beroep bouwman, g w Asperen; Arie van R(h)ee, 37, schipper, g Katwijk aan Zee, w Heukelum. De eerste drie krijgen ƒ 100,- boete, de beide laatsten ƒ 80,-. Isaac Overkamp, 25, zonder beroep, g 's-Gravenhage, w Leerdam, opgetreden als ‘voorzanger’, wordt vrijgesproken.Ga naar voetnoot1
Vonnis 31 augustus 1836. Gerrit Henrik Overkamp, 28, verwer en glazenmaker, g 's-Gravenhage, w Leerdam; Jan van Someren en Arie van Bruijnswijk hebben te Leerdam een bijeenkomst gehouden op 3 juli l.l. Aan Overkamp wordt een boete opgelegd van ƒ 60,-, aan de beide anderen ƒ 100,-. Tijdens de verhoren blijkt dat gedurende de afgelopen maanden op zondag 's morgens een bijeenkomst is gehouden te Leerdam en 's middags te Asperen of omgekeerd. Op 3 juli heeft Overkamp te zijnen huize een leerrede gelezen; hij verklaart gekozen te zijn tot ouderling, maar nog niet bevestigd, evenals Anthonie Kool. De ijverige gerechtsdienaar Casper van Wiske verklaart, dat er circa 50 personen aanwezig zijn geweest. Onder meer: Peter Heikoop, watermolenaar, Willem Verrips, Jan Middelkoop (uit Schoonrewoerd), Cornelis van den Berg (Leerbroek), Frans van den Berg en Andries van Kesteren.
22 oktober 1836. G.H. Overkamp, Arie van Bruijnswijk en Cornelis van Bruijnswijk. Bijeenkomsten te Asperen op 31 juli, 7 en 14 augustus 1836, ten huize van de gebroeders Van Bruijnswijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overkamp, die steeds het woord heeft gevoerd, krijgt ƒ 70,- boete, de beide Van Bruijnswijken ieder ƒ 100,-. Het trekt de aandacht, dat - zoals uit de proces-stukken blijkt - de samenkomsten te Asperen ook worden bezocht door personen uit de omgeving. Wij lezen van Pieter Kiep en huisvrouw uit Herwijnen, Pieter Hoevens uit Meerkerk, Martinus van Doorne uit Rhenoy, en van ‘de gewezen tuinman van den Heer van Brakel.’Ga naar voetnoot1 In ons hoofdstuk ‘Leerdam c.a.’ komen we terug op een uitvloeisel van dit proces, betreffende de burgemeester van Asperen, die volgens Arie van Bruijnswijk toestemming zou hebben gegeven tot het houden van samenkomsten.
Eind 1836 wordt G.H. Overkamp te Leerdam verhoord door de rechter van instructie bij de rechtbank te Gorinchem. Op 13 november 1836 is een bijeenkomst gehouden te zijnen huize; er waren meer dan 20 personen aanwezig. Overkamp beroept zich op enige uitlatingen van burgemeester J. Haefkens. Op grond van één en ander ziet de officier van justitie van vervolging af. Ook over deze zaak zullen we nog nader spreken.
13 juni 1838. G.H. Overkamp wordt aangeklaagd wegens het houden van een ongeoorloofde bijeenkomst op zondag 13 mei 1838 te zijnen huize te Leerdam. Er waren meer dan 20 personen; beklaagde was ‘hoofdleider’. Boete ƒ 80,-, als steeds vermeerderd met de kosten. Gerechtsdienaar Casper van Wiske heeft geconstateerd, dat er sedert lange tijd bijeenkomsten worden gehouden in het huis van Overkamp. Sedert kort hebben de bezoekers zich gesplitst ‘als vergaderende de eene helft... ten huize van den beklaagde en de wederhelft ten huize van diens moeder.’ Overkamp verklaart, dat de samenkomsten in de regel door 19 personen worden bezocht en ‘indien er alzoo op vorenbedoelde vergadering meer dan twintig personen bij elkander zijn geweest, zulks alsdan tegen zijne bedoeling was en moet worden toegeschreven, alleen daaraan dat hij op dien dag heeft verzuimd daarop bepaaldelijk te letten.’ De bezoekers zijn in het huis van Overkamp geweest van ongeveer 9 tot 12 uur.
1840. In dit jaar worden er 27 vonnissen uitgesproken tegen ds. Gerrit Baaij c.s. te Leerdam en omgeving. De eerste samenkomst, die leidt tot een veroordeling, is die waarin Gerrit Baay, 43Ga naar voetnoot2 g Amsterdam, w Leerdam, zijn intree doet als dienaar des Woords van de Afgescheiden gemeente. Dit was op 10 mei 1840. Hij wordt op 3 juni 1840 veroordeeld tot het betalen van ƒ 50,- boete. Daarna wordt hij in datzelfde jaar nog 26 maal beboet met ƒ 50,- of ƒ 100,-. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op 3 juni 1840 volgt er vrijspraak voor G.H. Overkamp en Petrus Heijkoop, 42, bouwman g w ‘onder Leerdam’. Verder worden in 1840 nog de hieronder te noemen personen, behorende tot de gemeente van Leerdam c.a. veroordeeld of ook wel eens vrijgesproken. Een enkele bijeenkomst wordt niet gehouden in een pand aan de Hoogstraat te Leerdam, maar bijvoorbeeld in Schoonrewoerd. Bedoelde personen zijn: Cornelis van den Berg, 38, bouwman, g w Leerbroek; Wouter van Gent, 63, arbeider, g onder Leerdam, w Schoonrewoerd (bij hem worden 2 samenkomsten gehouden); Bastiaan Burggraaf, 26, arbeider g Leerdam, w Schoonrewoerd (vrijspraak); Hyme Kars, 73, g w onder Leerdam; Aart Versteeg, 39, arbeider, g Vuren, w Spijk (vrijspraak); Gerrit van Aalsburg, 39, g w Spijk (vrijspraak); Hendrik Blokland, 42, bouwman, g onder Heukelum, w Spijk (vrijspraak); Antonie Kool, 42, bouwman, g Acquoy, w Schoonrewoerd; Arie van Bruijnswijk, Asperen; Martinus Heikoop, 33, bouwman, g Leerdam, w Rhenoy. Naast deze personen, willen wij een ereplaats geven aan JOHANNES MORGAN, 40 jaar, arbeider, geboren en wonende te Leerdam Op 24 juni 1840 worden zij door de rechtbank te Gorinchem veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf. Beiden weigerden de eed af te leggen, en dus om te getuigen in een strafzaak betreffende de ‘ongeoorloofde bijeenkomsten’ te Leerdam. ‘Als misdadigers aan elkander geboeid, (werden zij) ter gevangenis geleid,’ zo schreef ds. Scholte in zijn blad... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Langerak, Noordeloos, Tienhoven, Hoog-Blokland (en Willige Langerak)Vonnis van 7 oktober 1835. Hendrik Peter Scholte; Gerrit Demper, 42, bouwman g w Langerak; Huibert van Zessen, 31, idem; Coenraad de Jong, 33, bouwman, g w Tienhoven; Huibert Alblas, 38, idem - zijn de beklaagden, omdat zij de beroemde ‘hagepreek’ te Langerak op 13 augustus 1835, op een weide toebehorende aan Gerrit Demper hebben geleid. Het aantal toehoorders wordt ‘begroot’ op 2000. De vorige avond (12 augustus) was er reeds een dienst gehouden, waarin de ouderlingen en diakenen van Langerak-Tienhoven waren bevestigd, en waarin een kind was gedoopt. Demper krijgt ƒ 100,- boete; de 3 na hem genoemden ƒ 80,-. Scholte stond mede voor ‘Asperen’ terecht; zijn boete van ƒ 100,- vermeldden wij reeds. Willem Theerds, 49, kuiper, g Amsterdam, w Nieuwpoort krijgt eveneens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ƒ 80,- boete, maar hij wordt in hoger beroep vrijgesproken. Hij fungeerde als ‘voorzanger’. Deze vrijspraak is een ware meevaller, want burgemeester Pieter van der Stolk had ook nog gemeld in zijn proces-verbaal aan de officier van justitie, dat Theerds zich heeft belast met het transport van de gecollecteerde gelden - een bedrag van circa ƒ 45,-.Ga naar voetnoot1
Vonnis van 19 maart 1836. Samenkomsten te Noordeloos op 13 januari en te Langerak op 15 januari 1836. Beklaagden zijn: George Frans Gezelle Meerburg, 29, predikant te Almkerk;
Andries Vogel, 61, bouwman, g w Noordeloos, ouderling; Klaas Middelkoop, 56, bouwman, g Heicop, w Hoog-Blokland, ouderling; Cornelis den Hartog, 37, bouwman, g w Noordeloos, diaken; Willem van Asch, 30, korenmolenaarsknecht, g Beesd, w Noordeloos, diaken;
Maarten Oosterhout, 66, bouwman, g Nieuwland, w Langerak, ouderling; Gerrit Demper, Langerak, ouderling; Coenraad de Jong, Tienhoven, diaken; Huibert Alblas, Tienhoven, diaken; Huibert van Zessen, Langerak.
De samenkomst te Noordeloos is gehouden ten huize van Andries Vogel; die te Langerak ten huize van Maarten Oosterhout. Boeten: Gezelle Meerburg, Demper, Van Zessen, De Jong en Alblas, hoofdelijk ƒ 100,-; Vogel ƒ 90,-; Middelkoop, Den Hartog, van Asch ƒ 80,-; Oosterhout ƒ 50,-. Wat de bijeenkomst te Noordeloos betreft: uit de proces-stukken blijkt, dat er minstens 80 personen aanwezig zijn geweest. Gesignaleerd zijn: Leendert van der Aa, Baltus van Baren, Pieter Blokland en zijn vrouw Jantje Slob, Gerrit den Boer en vrouw, Arie Bovekerk, P. Broeren, Leen(tje) de Bruin, P. de Bruin en vrouw, H. van den Dool en knecht, Dirk van Gilst, Cornelis den Hartog en zijn vrouw Neeltje Schippers, Gerrit van der Heiden, de vrouw van Joost van der Hent, P. van Hofwegen en vrouw, F. van Holten, Arie de Jong Janszoon, Elizabeth de Jong (vrouw van Bastiaan den Besten), Gijs de Jong Ariezoon en zijn vrouw Johanna Burghout, Jacob de Jong Az., de vrouw van Jan de Jong Az., R. van Kleef(t), ‘de klompmaker en vrouw’, P. Ravestein, Maria Ravestein (vrouw van Cornelis Koek), H. Rietveld en vrouw, Jan Rietveld Wiggersz. en zijn vrouw Dirkje Blokland, de vrouw van Gijs Schrijver, Dirk Sijnhorst, Jan Sijnhorst, Arie Vogel, Gijsbert Vogel, Johannes Zwank.Ga naar voetnoot2 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De veldwachter van Noordeloos - Johannes Pennock - verklaart van zijn burgemeester nimmer last te hebben ontvangen ‘dergelijke vergaderingen te keer te gaan.’ Deze situatie was blijkbaar aan de wèl-fanatieke mr. P.L. Begram, officier van justitie te Gorinchem niet onbekend. Derhalve begeeft hij zich met de ‘rechter ter instructie’ en een griffier reeds op 17 januari naar Noordeloos en houdt zitting in de Hervormde pastorie, bewoond door ds. H.A. Matthes. Als eerste getuige ‘verschijnt’ genoemde predikant, die mededelingen doet aangaande het aantal Afgescheidenen te Noordeloos. Verder verklaart hij onder ede, dat sedert enige tijd ten huize van Andries Vogel, Huibert van den Dool en Frederik van Holten godsdienstige vergaderingen worden gehouden onder leiding van Willem van Asch, molenaarsknecht en Baltus van Baren, boerenknecht. Tenslotte: ‘Dat hij getuige zich hierover onlangs bij geschrifte heeft geadresseerd aan den heer burgemeester dezer gemeente zonder hierop immer eenig antwoord bekomen te hebben.’ De verklaringen van een tweede getuige bevatten niets dat vermelding verdient. De stukken bevatten verder de mededeling, dat ds. Gezelle Meerburg de reeds eerder gekozen kerkeraad van Noordeloos heeft bevestigd: Klaas Middelkoop en Andries Vogel als ouderling, Willem van Asch en Cornelis den Hartog als diaken. Enige uitspraken en een schrijven van Gezelle Meerburg van latere datum vragen eveneens onze aandacht. Op een vraag van de rechter van instructie - op 12 februari 1836 - of hij ook te Langerak heeft gepreekt, geeft hij ten antwoord: ‘...dat het aan den Regter staat om te onderzoeken of hij daar gepredikt heeft ja dan neen.’ Wèl verklaart hij te Langerak de doop te hebben toegediend aan enige kinderen. Hij zegt: ‘neen’ op de vraag of hij bekent te hebben gehandeld ‘strijdig met de wetten op het houden van ongeoorloofde vereenigingen?’ Op de openbare zitting van de rechtbank - 12 maart 1836 - verschijnt Gezelle Meerburg niet. Dit zal ons niet verwonderen, daar van 2 tot en met 12 maart de eerste Synode van de Afgescheidenen te Amsterdam werd gehouden. Meerburg schrijft, gedateerd 11 maart 1836, uit Amsterdam een briefje aan de rechtbank, waarin hij onder meer vermeldt ‘dat andere en gewigtige bezigheden mij voor het oogenblik verhinderen persoonlijk in ul. tegenwoordigheid te komen;... ook zijn wij reeds te zeer overtuigd van de tegen Gods Woord en den geest der grondwet strijdende uitspraken der verschillende regtbanken in ons Koningrijk over de prediking des Evangeliums van Jezus Christus den eenigen naam onder den hemel gegeven om zalig te worden, dan dat wij eene vrijspraak zouden verwachten, en noodelooze onkosten of moeiten aanwenden zouden, want: ubi rerum testimonia adsunt quid amplius opus est verbis...Ga naar voetnoot1 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik ontken echter M.H. de beschuldiging in mijn dagvaarding uitgedrukt van hoofdleider en bestuurder van ongewettigde volksverzamelingen geweest te zijn. Ik heb te Noordeloos voor de gemeente gepredikt, dat er voor het volk van God eene rust overblijft. Kunt en wilt gijl. mij nu daarom veroordeelen en boeten opleggen, gaat dan uwen gang M.H., maar weet dat er eenmaal eenen tijd komen zal dat al het volk van God zal ingaan in die ruste welke er voor hen overblijft, terwijl alle anderen die zich tegen den Heere en zijn volk verzet hebben, terwijl alle anderen die niet wedergebooren zijn uit water en Geest. en zich voor dien Koning als hunnen Heer niet hebben nedergebogen, zullen gaan in de eeuwige pijn, maar de regtvaardigen in het eeuwige leven.’
De brief eindigt met de woorden: ‘Ik blijve na ul. Mijne Heeren, President en Regters, waarachtige bekering, verootmoediging voor God en belijdenis van schuld en zonden te hebben toegewenscht... etc.’ Het gaat overigens hard tegen hard tijdens de verhoren. Klaas Middelkoop, gezeten landbouwer te Hoog-Blokland laat zich niet intimideren door de rechtbank. Gevraagd of hij aanwezig is geweest op 13 januari ten huize van Andries Vogel, geeft hij ten antwoord, dit niet te weten. Of hij bij die gelegenheid is aangesteld en bevestigd tot ouderling? ‘Zegt dat hij daarop niet verkiest te antwoorden.’ Of hij op 13 januari de betrekking van ouderling heeft uitgeoefend? ‘Zegt dat hij geen beschuldiger van zich zelve is.’ Aan de 61-jarige Andries Vogel, landbouwer te Noordeloos, wordt gevraagd inzake ds. Gezelle Meerburg: ‘Wat was de reden van zijne komst ten Uwent?’ Als antwoord staat genoteerd: ‘Zegt dat de Regter dit maar uitzoeken moet.’
Als de officier van justitie zijn eis heeft gedaan, willen enige beklaagden het laatste woord. Wij lezen: ‘De beklaagden van Asch, Demper en de Jong beurtelings de geloofsleer der afgescheidenen willende aanroeren, zoo werd door den President hunlieden daaromtrent het zwijgen opgelegd en aangezegd dat deswegens alhier geen onderzoek kon te pas komen en hebben deze en de overige beklaagden daarop verklaard, dat zij als nu niets meer te zeggen hadden, maar hunne zaak aan het welgevallen van den Regter overgaven.’
Inzake de samenkomst te Langerak op 15 januari 1836 zullen wij niet een opsomming geven van een deel der aanwezigen, aangezien wij daartoe gelegenheid krijgen bij behandeling van een bijeenkomst op 30 januari d.a.v. Wij vermelden slechts, dat Gezelle Meerburg 4 kinderen doopt, namelijk van Gerrit Demper, Dirk Boer, Bastiaan Zwijnenburg, wonende te Langerak en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Gerrit Trapman te Molenaarsgraaf.Ga naar voetnoot1 Na de predicatie zou diaken Coenraad de Jong de menigte - van circa 80 personen - hebben aangemaand te vertrekken. Bij ‘de plegtigheid des doops’ mochten niet meer dan 19 personen aanwezig zijn.
Het totaal aan boeten voor beide samenkomsten opgelegd bedraagt ƒ 880,-; te betalen kosten ƒ 143,43. Tezamen ƒ 1023,43.
Samenkomst op 31 januari 1836 te Langerak. Aangaande deze bijeenkomst vonden wij wel een proces-verbaal, maar geen vonnis van de rechtbank te Gorcum. Uit bedoeld proces-verbaal nemen we het volgende over. De veldwachter Willem Konijnenburg, heeft zich op zondag 31 januari des voormiddags omtrent 10 uur, vervoegd ten huize van Hendrik de Groot, bouwman te Langerak. Hij trof daar aan een gezelschap van ongeveer 70 personen. Aan hem bekend waren de volgenden: Jan Bouwmeester, Dirk Boer, Bastiaan Zwijnenburg Dz., Kornelis van Hemert, Arie Schippers, Jan Maasland, Johannes Blom, Klaas Zwijnenburg, Willem Roozendaal Hzn. Maarten de Groot en zijn vrouw, Jan Labee, CentGa naar voetnoot2 Pijl, Jan Verheuvel, allen wonende te Langerak; Cornelis de Jong Van Aken, Willem Stout, Johannes Monster, Willem Theerds, wonende te Nieuwpoort; Aart Maat uit Graveland,Ga naar voetnoot3 gemeente Groot-Ammers en Jan Broere uit Goudriaan. Ook is aanwezig Gerrit Demper uit Langerak. De samenkomst moet worden beschouwd als een ‘godsdienstige vereeniging onbestaanbaar met de verordeningen der wet,’ aldus het proces-verbaal ‘en dat hij, veldwachter, mitsdien zich heeft gewend tot den eigenaar of bewoner van het huis der zamenkomst hem in het bijzonder en vervolgens in het algemeen aanmanende in naam der wet om de vergadering uiteen te doen gaan - waarop denzelve door gemelde de Groot werd geantwoord, dat hij zich niet in staat rekende, die lieden uit zijn huis te kunnen zetten, terwijl Gerrit Demper welke aldaar als redenaar fungeerde de bijzijnde personen in substantie aldus aansprak: mannen, het schijnt op kosten te zullen loopen; die daar niet mede te doen wil hebben - moet heen gaan. Doch ook die toespraak had geen ander gevolg dan dat vier personen zich verwijderden en alle de verdere weigerachtig zijn gebleven om aan de aanmaning tot het heengaan te voldoen.’
Vonnis 7 mei 1836. Samenkomsten te Tienhoven, ten huize van familie Van der Zouwe(n) op 17, 20 en 24 april 1836. Coenraad de Jong en Huibert Alblas worden beboet met elk ƒ 100,-; zij zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
respectievelijk geweest ‘hoofdleider’ en ‘gezagvoerder of bestuurder en wel door het doen van geldinzamelingen, in betrekking van diaken’ in gezelschappen van meer dan 20 personen. Leendert van der Zouwen, 40; Pleun van der Zouwen, 37 en Metje van der Zouwen, 44, krijgen elk ƒ 10,- boete.
Door dit proces komen we iets meer te weten van de Afgescheiden gemeente te Tienhoven. Wij zullen haar echter niet als een afzonderlijke, zelfstandige gemeente beschrijven, aangezien zij dit - voorzover we kunnen nagaan - nimmer is geweest. Er werd apart vergaderd te Tienhoven, maar de Afgescheidenen onder de bezoekers behoorden tot de kerk van Langerak. Wèl werden Coenraad de Jong (ouderling) en Huibert Alblas (diaken) beschouwd als ambtsdragers, die in het bijzonder dienden te zorgen voor degenen, die te Tienhoven bij elkander kwamen. Wellicht is reeds vóór de Afscheiding dit ‘conventikel’ van Tienhoven-Ameide een spelonk van Adullam voor degenen, die zich in 1835 zullen afscheiden of die Hervormd zullen blijven. Eén der getuigen verklaart, dat ‘dit soort bijeenkomsten’ reeds gedurende lange tijd wordt gehouden... ‘kunnende wie lust heeft daarover het woord voeren...’ (nl. over godsdienstige zaken). Lang niet alle bezoekers behoren tot de Afgescheidenen - de meesten komen uit Ameide en Tienhoven; een enkele uit Lexmond.Ga naar voetnoot1 In dit proces worden, behalve de beklaagden, maar liefst 15 getuigen opgeroepen. Allen hebben de reis van Ameide-Tienhoven naar Gorinchem moeten maken, alleen wegens het bijwonen van een zeer eenvoudige godsdienstige bijeenkomst. De oudste onder hen is de 70-jarige Annigje Scheer, weduwe van Dirk Baas.
Vonnis van 11 juni 1836, inzake bijeenkomst te Langerak, ten huize van Gerrit Demper op 15 mei 1836. Beklaagden: Pieter de Mik, 63, hovenier en bloemist g Vianen, w Gouda; Jan Bouwmeester, 35, arbeider, g Ottoland, w Langerak; Maarten den Hartog, 61, kleermaker, g Zeyderveld, w Langerak; Gerrit Demper, Langerak. Pieter de Mik is geweest de ‘hoofdleider’; hij krijgt ƒ 50,- boete. Gerrit Demper ƒ 100,-. De beide andere beklaagden worden vrijgesproken - zij hebben wel gecollecteerd, maar zijn geen diakenen. In het proces-verbaal van de burgemeester lezen we nog, dat op 15 mei 1836 tweemaal een ‘onwettige volksvergadering’ werd gehouden ten huize van Gerrit Demper. Het gezelschap wordt geschat op 300 personen. Voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de veldwachter zijn er vele onbekenden; zij zijn ‘van heinde en verre gekomen’!
Chronologisch komt dan het vonnis van 13 juli 1836, waarbij uit ons gebiedGa naar voetnoot1 Hendrik Peter Scholte; Gerrit Demper, Langerak; Coenraad de Jong, Tienhoven; Huibert Alblas, Tienhoven en Gerrit Lekkerkerk de Hoop, 37, bouwman, g w Willige Langerak, de gedaagden zijn. Op 29 mei en 5 juni 1836 (zie hoofdstuk 3) zijn er ten huize van Gerrit Lekkerkerk de Hoop te Willige Langerak ongeoorloofde bijeenkomsten gehouden. Scholte wordt veroordeeld tot ƒ 100,- boete, evenals Demper, De Jong en Alblas; Lekkerkerk de Hoop tot ƒ 50,-.
Vonnis van 5 oktober 1836. Bijeenkomst te Willige Langerak ten huize van G. Lekkerkerk de Hoop. Laatstgenoemde, alsmede Gerrit Demper, Huibert Alblas en Huibert van Zessen krijgen ƒ 100,- boete; Coenraad de Jong ƒ 75,-. Wij merken nog, dat de rechtbank te Gorcum ook dit proces aan zich trok op grond van het feit, dat enige beklaagden onder haar ressort waren gedomicilieerd. Behandeling door de rechtbank te Utrecht, had mogelijk bij hoger beroep te Amsterdam, tot vrijspraak geleid.
29 september 1838. Op 23 mei 1838 is er een samenkomst gehouden te Hoog-Blokland, ten huize van Klaas Middelkoop. Beklaagden: H.P. Scholte; Bart Pellikaan, 37, bouwman g w Nieuwland en Klaas Middelkoop. Scholte ƒ 100,- boete; de beide anderen ƒ 50,-.
24 juni 1840. Cornelis van der Meulen, 39, ‘van beroep bedienaar des Goddelijken Woords’ g w Middelharnis en Johannes Zwank, 56, bouwman, g Alblasserdam, w Noordeloos, worden beboet met respectievelijk ƒ 50,- en ƒ 8,-. Er is een dienst gehouden te Noordeloos, ten huize van Johannes Zwank. Ds. van der Meulen heeft kinderen gedoopt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willige Langerak (jurisdictie rechtbank Utrecht)De vervolging te Willige Langerak en omgeving wordt breedvoerig beschreven in het gedenkboekje: Gereformeerde kerk van Lopik - honderd jaren (1871-1971).Ga naar voetnoot2 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De in 1835 benoemde burgemeester van Willige Langerak, mr. L. Slingeland, was weinig geneigd tot vervolging van de Afgescheidenen over te gaan, te meer daar hij daartoe de middelen miste. Bij gebrek aan een veldwachter, werd deze burgemeester aanvankelijk, namelijk in de jaren 1835 en 1836, slechts terzijde gestaan door de gemeente-bode Jacobus Oosterling. Deze behoorde echter zelf tot de Afgescheidenen en wilde zijn getuigenissen niet ondertekenen, omdat ‘hij wel de waarheid wilde verklaren, maar geene beschuldiging tegen de bovengenoemde persoonenGa naar voetnoot1 wilde teekenen.’ Midden 1838 wordt hij ontslagen wegens weigering ‘des Zondags eenige dienst te verrigten in deze zijne betrekking, als strijdende zulks met zijne godsdienstige gevoelens...’
Op verzoek van de burgemeester van Jaarsveld komen er op zondagmorgen 23 juli 1837 militairen naar deze plaats. Het detachement bestaat uit: een officier, twee wachtmeesters, twee brigadiers en twintig lansiers. Als de burgemeester echter al vroeg een aantal Afgescheidenen in de richting van Willige Langerak ziet gaan, verwacht hij een verzoek om assistentie uit deze plaats. Als dit verzoek uitblijft, trekt de burgemeester eigener beweging met zijn soldaten naar de woning van G.L. de Hoop te Willige Langerak ‘alwaar de vereeniging plaats had.’ Aangezien hij daar niemand van het gemeentebestuur aantreft en hij uiteraard in een andere dan zijn eigen gemeente bevoegdheid tot handelen mist, geeft hij de militairen opdracht naar het gemeentehuis van Willige Langerak te gaan. Men denke zich de gemoedstoestand van de militairen in, die op deze zondag van het kastje naar de muur werden gestuurd; alsmede die van de Afgescheidenen, toen zij de soldaten zagen afdruipen. Later op de dag worden laatstgenoemden ingekwartierd in de gemeenten Jaarsveld, Lopik en Willige Langerak, maar hun aanwezigheid is van korte duur geweest.
Op 13 mei 1838 heeft ds. Scholte te Willige Langerak driemaal gepreekt, doop en avondmaal bediend en een ouderling en een diaken bevestigd (vergelijk hoofdstuk 3). Naar het schijnt gebeuren er des morgens enige ongeregeldheden. Daarop komt het gemeentebestuur in spoedvergadering bijeen om een ‘ordonnantie van police’ vast te stellen; op grond waarvan ook ter plaatse straffen kunnen worden opgelegd aan deelnemers van samenscholingen van meer dan twintig personen. Ongeacht de toepassing van andere strafbepalingen zou men bij overtreding door het plaatselijk bestuur gestraft kunnen worden met een geldboete van ƒ 7,- of een gevangenisstraf van 24 uur. Op dezelfde dag nog, te vier uur in de middag, trekt de burgemeester naar het huis van De Hoop. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met luider stem leest hij de nieuwe verordening voor. Een groot aantal personen verwijdert zich dan onmiddellijk, maar Scholte en zijn getrouwen zetten de godsdienstoefening onverdroten voort. Scholte had voor hetere vuren gestaan! Merkwaardig is in de eerste plaats dat deze drie samenkomsten niet eens leiden tot een veroordeling door de gewone rechtbank. Maar in de tweede plaats: van de ‘ordonnantie’ van Willige Langerak komt niet veel terecht. Neen! Ook de landsoverheid heeft het niet gezocht in verandering van wetgeving. Hoe toch zou men één en ander hebben moeten funderen bij de bestaande grondwet?
Vonnis van 11 augustus 1837. Bijeenkomsten gehouden op 16 juli 1837 te Willige Langerak. De beklaagden H.P. Scholte, wonende te Utrecht; Gerrit Lekkerkerk de Hoop te Willige Langerak en Willem van Zessen, 33, bakker en winkelier, g Langerak, w Jaarsveld, worden ieder veroordeeld tot betaling van ƒ 8,- boete. In het proces-verbaal wordt onder meer gezegd, dat H.P. Scholte als ‘leeraar en bestuurder’ aanwezig was. Lekkerkerk de Hoop en Willem van Zessen waren ‘diakenen of medebestuurders en bewindvoerders’. Zij hebben onder meer de giften voor de armen gecollecteerd, terwijl G.L. de Hoop voor de bijeenkomst heeft afgestaan zijn huis en boomgaard. Dit laatste wijst op een groot aantal toehoorders. Het proces-verbaal spreekt van twee- à driehonderd personen. Tijdens één der diensten zijn 15 kinderen gedoopt.
Een interessant vonnis is dat van 9 januari 1838, naar aanleiding van een ongeoorloofde bijeenkomst van de gemeente te Willige Langerak op 8 oktober 1837, eveneens ten huize van G.L. de Hoop. Onder meer is in deze bijeenkomst het heilig avondmaal gevierd. De stukken leren ons, dat in feite de gemeente van Willige Langerak-Schoonhoven bijeen was en dat de samenstelling van de kerkeraad dan als volgt is: Johannes de Gier en Hermanus van Erk, ouderlingen; In het proces zijn de beklaagden:
Tenslotte geven wij een lijst van personen, die in diverse processen-verbaal worden genoemd vanwege hun aanwezigheid bij de samenkomsten van Af- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gescheidenen te Willige Langerak. Niet allen vinden we (later) bij één van de Afgescheiden gemeenten van Schoonhoven, Langerak etc.Ga naar voetnoot1
|
|