De Afscheiding van 1834. Deel 2. De classis Dordrecht c.a.
(1974)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
Hoofdstuk 2
| |
[pagina 24]
| |
De tekst:Aan Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz. | |
[pagina 25]
| |
vallen handelen, eene algemeene Kerkvergadering te beroepen, opdat de Opzieners der Gemeenten alsdan uit den Woorde Gods eene zoodanige Kerkeördening mogen zamenstellen, als zal bevonden worden te behooren. | |
De plaatsen, van waaruit het request werd verzonden met de namen der ondertekenaars:Zuid-Beijerland. Jacob van Ham met 3 kinderen; Hendrik Barendrecht met vrouw en 2 kinderen; Ary van 't Hof met vrouw en kind; Hermanus Weijerse met 3 kinderen; Bastiaan Boender met vrouw en 3 kinderen; Arie Maasdam met vrouw en kind; Hermanus Haksteen met vrouw en 4 kinderen; Jan Klootwijk met vrouw en kind; Jan Jansz. Volkert met 2 kinderen; Arie Buitendijk met zijn vrouw; Johannes Vissers met vrouw en 2 kinderen; Bn. Maasdam met vrouw en 4 kinderen; Jan Veldhoen met vrouw en 2 kinderen; Hendrik Bakker met vrouw en 6 kinderen; Js. Onwijn met vrouw en 2 kinderen; Arie Bezemer met zijn vrouw; de weduwe C. de Bruin, geboren Maria Tuk; Jacobus Vernee met vrouw en 5 kinderen; Gabriël Rosmolen en zijn vrouw; Jacob Buitendijk met vrouw en 2 kinderen; Jacob Baaijen met 4 kinderen; Maarten van Es met vrouw en 2 kinderen; Johannes Klootwijk; Aart Aartsz. Rosmolen; Jakob Maasdam; Jan Blaak; Maria Adriana Breure; Maria van der Jagt; Lijntje van der Schoor; Kommer de Hoog; Adrianus Jongeneel; Aart Rosmolen.
Oud-Beijerland. Sander Bison met vrouw en 5 kinderen; Maarten van Dijk met vrouw en zoon; Arie de Jong met 4 kinderen; Teunis Baars met 3 kinderen; Wouter van der Mast; Arie Kamp met vrouw en 3 kinderen; Hendrik Kooijman met 4 kinderen; Bastiaan Volker met 2 kinderen; C. van der Hoeven met 3 kinderen; Arie Stolk.
Zwijndrecht. Pieter Driessen met vrouw en 2 kinderen; Pieter Los met vrouw en 9 kinderen; Bastiaan Muyen; Pieter Spruit met vrouw en 8 kinderen; Jan Holst met vrouw en 2 kinderen; Cornelis van Houweling met vrouw; Leendert Vliegenthart met vrouw en 2 kinderen; Cornelia Beenacker, weduwe van Adrianus Bijkerk; Lambertus van Loon met vrouw en 7 kinderen. | |
[pagina 26]
| |
Leerdam c.a.Leerdam. Ernst Hendrik Strubbe; Aafje Kruijt (echtgenote van G.H. Overkamp); Gerrit Hendrik Overkamp; Aartje Moolenbergh; Maaike van Dijk; Huibert Brouwer; Isaac Overkamp; Andries van Kesteren; Willem van Asch; Martinus Kool; Martinus Heykoop; H. Kars; Maria van Bruggen, huisvrouw van Huibert Brouwer; Mijntje van Dijk.
Asperen. A. van Bruynswijk; J. van Someren Az.; Izaac Johannes Drost; Cornelis van Bruynswijk; Geertje Vermeer; Hermpje Brouwer, huisvrouw van Bart den Hartog.
Kedichem (en Oosterwijk). Ls. de Koster; T. van Klootwijk; F. Stek; A. Middelkoop; Niesje Schreuders.
Leerbroek. C. van den Berg jr.; D. den Otter; Aaltje de Groot; Aart den Otter; Frederik Brouwer; F. 't Lam; Jannigje Middelkoop; F. ter Louw; Berendina Hulshof; C. van den Berg sr.; Roel van den Berg; Jantje Scheer.
Meerkerk. Aart Oosterom en huisvrouw Cornelia Uittenboogert; Adriaan Bijl; Pieter Welgevaren Hoevens en huisvrouw Teuntje de Wit; Gerrit Jan ter Brake; A(d)riaantje Cornelia Bijl; Neeltje Jutphaas huisvrouw van Gerrit Uittenboogert.
Schoonrewoerd. Antonie Kool; Wouter van Gent; Aart de Stigter; Gijsbert de Jong. | |
Langerak c.a.Langerak. Gerrit Demper en Engeltje Oosterhout met 6 kinderenGa naar voetnoot1; Huibert van Zessen en Jacoba Bos met 4 kinderen; Niesje Sterrenburg (vrouw van Cornelis Smit); Aart Bons met 3 kinderen; Merten den Hertog; Berbera Hijkoop; M. Oosterhout; A. ter Louw(e); Dirk Boer en Willempje Broer met 4 kinderen;... van Genderen; Aaffie Jutphaas; Arie Schippers; Cornelis van Heemert; Cornelia van Hemert met 1 kind; Willempje Alblas; Jan Maasland met 5 kinderen; Floris (?) Oosterhout; Jan Verheuvel met 1 kind; Aalbert Gelderblom; Adriaantje Boom met 3 kinderen; Lena Verhoek; Annigje Schippers; Jan Labee; Jakob van Vliet; Merrigje Smit met 7 kinderen; Maaike Verhemert; Maarte(n) de Groot met 4 kinderen; H. de Groot; Jan Bouwmeester met 1 kind; Marigje Klein Rietveld.
Ameide. Jan Koers; J.J. van Gelderen; L. de Jongh; E. Kleijn; Jannigje Lam; Jan de Jong; C. van Heusden; Johannis Gerrit van Kesteren; Hendrik van Kesteren; Kaatje Middelkoop; A. Scheer; Ida Koers. | |
[pagina 27]
| |
Tienhoven. H. Alblas; H. van Middelkoop; Koen de Jong; L. van der Zouwen; Annigje van Middelkoop; P. van der Zouwen; Mettie van der Zouwen; Pietertje de Jongh; A. de Jongh; G. van der Leden; Gerrit van der Grijn; Geertje van der Lede(n); Annigje van Vliet.
Aan beide laatstgenoemde requesten (Ameide en Tienhoven) is nog het volgende stuk toegevoegd. Lijst van Ameide en Tienhoven behooren(de) bij deze twee adressen om de navolgende reedenen. | |
Noordeloos c.a.Noordeloos. Cornelis den Hartog, winkelier, landbouwer en grondeigenaar, met vrouw en 4 kinderen; Leendert van der Aa, arbeider, met vrouw en 7 kinderen; Johannis Zwank, landbouwer en grondeigenaar; Gijsbert Vogel, arbeider, met vrouw en 3 kinderen; Arie Vogel; Jan Rietveld, landbouwer, met vrouw en 5 kinderen.
Hoog-Blokland. G. van Iperen geboren Versteeg, huisvrouw van Huibert | |
[pagina 28]
| |
van Iperen; Klaas Middelkoop met 3 kinderen; Jan Stam; Frederik van Holten - ‘allen bouwlieden van beroep’. Grietje Sprong, huisvrouw van Kornelis Vink, bouwman.
Nieuwland. Bart Pellikaan; Teunis de Jong; T. Verschoor; Cornelis Rietveld. | |
Schoonhoven c.a.Schoonhoven en Vlist. Hs. van Erk; Geertrui den Tieter; Dirk Roosendaal, boerenknecht (Vlist); Dirkje Oudenes, minderjarige dochter van Frank Oudenes (Vlist); Elisabeth Rijkaart, huisvrouw van Hendrik Schouten, landbouwer (Vlist).
Bergambacht. Cs. Wm. den Hoed; Gerrit den Hoed; P. van der Pijl; Aagje van Wijngaarden; Jacob van der Pijl; Geertje de Bruin; Maria van Dulst; W. de Deugd; Aaltje van der Zouwen. | |
De rapporten van de burgemeesters, naar aanleiding van de requesten aan de KoningZuid-Beijerland. De burgemeester meldt aan de gouverneur van Zuid-Holland dat alle ondertekenaars onbemiddeld zijn. Aart Rosmolen genoot kort geleden nog onderstand uit de diaconiekas van Strijen. Jacob van Ham is metselaar; Hendrik Barendrecht, timmerman; Ary van 't Hof, kleermaker; B. Boender, korenmolenaar; Jan Volkert, bouwman; Kommer de Hoog, kleermaker; Johannes Vissers, broodbakker; Jan Blaak, koopman, pakdrager en veldarbeider; weduwe C. de Bruin, winkelierster; Maria van der Jagt, naaister; Maria Adriana Breuren, zonder beroep, bij haar ouders inwonend. De overige requestranten zijn veldarbeiders. In het algemeen valt op hun gedrag niets aan te merken. Verstandelijke vermogens: ‘in 't algemeen ziet het er ongunstig uit’; ‘...dat de meesten ter naawernood lezen kunnen, en hunnen geest houden voor den waren van God uitgaanden Geest; geestelijken hoogmoed, eigenwaan en minachting van allen, die niet eenstemmig met hen denken, zijn de ondeugden die hen aankleven.’ De burgemeester J. Verhoeven, adviseert niet het verzoek af te wijzen.
Oud-Beijerland. Burgemeester J. van Boogaard rapporteert, dat Sander Bison kleermaker is; Arie de Jong is bouwman, van de 10 adressanten zijn de overigen arbeiders, waaronder ‘ondersteunden uit het armenfonds’.
Zwijndrecht. De burgemeester van deze plaats staat weinig welwillend tegenover de Afgescheidenen. Hij adviseert afwijzing van het request. Pieter Driessen, Pieter Los en Lambertus van Loon hebben zich, zo schrijft de burgemeester, 's avonds aan zijn huis vervoegd. En dan komt er een duister gedeelte, maar de bedoeling is wel te vatten: ‘...als het ware bij overrompeling geweest zijnde, zonder zooals het behoorde zich ter plaatselijke Secretarie aan te melden, en het verzoek gedaan hebben, dienvol- | |
[pagina 29]
| |
gens, de tijd en plaats hier niet zijnde, om dat te doen, ik zulks geweigerd heb.’ Verder schrijft hij: ‘Dat ik overigens op het gedrag der personen niets heb aan te merken, als hun over het algemeen beschouwende als brave, eerlijke lieden, die het grootste deel, naar mijn idee, meer dwalen, dan wel dat zij weten wat zij verlangen. De personen van Pieter Driesse, timmerman, Lambertus van Loon, griendbaas, Pieter Los, tuinman, Leendert Vliegenthart, tuinman, Cornelia Beenacker, naaister, aangehuwde moeder van Pieter Driesse, hebben een matige bezitting, terwijl de overigen behoeftig zijn.’
De requestranten van hun zijde verklaren in een noot bij het verzoekschrift, dat de burgemeester tweemaal heeft geweigerd de handtekeningen te legaliseren. Het is goed hier op te merken, dat dit ‘legaliseren’ één van de voorschriften was door de landsoverheid gegeven, ten aanzien van requesten van de Afgescheidenen.Ga naar voetnoot1 | |
Leerdam c.a.Leerdam. In de literatuur aangaande de Afscheiding van 1834 dienen onzes inziens de betreffende stukken opgesteld door de burgemeester van Leerdam in het tijdvak, waarmee wij ons bezig houden, een ereplaats in te nemen. Niet alleen verdedigt genoemde heer, J. Haefkens, onomwonden de Afgescheidenen, maar hij maakt van deze verdediging ook zeer veel werk; daarnaast grijpt hij iedere gelegenheid daartoe aan. Wij zullen nog meer van hem horen! In dit hoofdstuk komen aan de orde zijn consideratiën, etc. naar aanleiding van het request van de Leerdamse Afgescheidenen. Aangezien het stuk zelf te lang is om hier in zijn geheel te worden afgedrukt, moeten wij volstaan met het geven van samenvattingen en citaten. Het merendeel van de Afgescheidenen - vermoedelijk waren er in Leerdam en naaste omgeving, behalve de requestranten nog een aantal - behoort tot de eenvoudigen. Uitzonderingen zijn: G.H. Overkamp en echtgenote en A. van Kesteren. G.H. Overkamp, 28 jaar, is ‘verwer’. Hij had de laatste jaren veel werk. Maar sedert de Afscheiding is er een aanmerkelijke vermindering. Gelukkig bezit hij enig vermogen. Isaac Overkamp is opgeleid geweest voor onderwijzer; is ondermeester geweest op een school in Wassenaar. Sedert een jaar is hij bij zijn broer in huis ‘en schijnt zich met geen beroep bezig te houden.’ A. van Kesteren heeft een bloeiend bedrijf als ‘Meester broodbakker’. Mijntje van Dijk is naaister; E.H. Strubbe, tuinman. Aartje Moolenbergh is de ‘moeder van de Overkampen en houdt een naaiwinkel’. Willem van Asch is korenmolenaarsknecht; Martinus Kool, boeren- | |
[pagina 30]
| |
arbeider. Maaike van Dijk is huisvrouw van G. Somer, werkman op de nieuwe glasfabriek. M. Heikoop en H. Kars zijn zoons van gezeten boeren, respectievelijk 29 en 21 jaar oud. Allen zijn onbesproken van gedrag, niet verslaafd aan sterke drank, noch ‘aan het habitueel bezoeken van herbergen... een ramp waaronder niet weinigen van hunnen stand, derzelver gezinnen en betrekkingen doen zuchten.’ De burgemeester vestigt de aandacht op de Luthersen te Leerdam ‘wier zoogenaamde Kerk de grootte heeft eener zeer middelmatige kamer.’ Na deze feiten te hebben medegedeeld, komt de burgemeester tot de volgende ‘consideratiën’. Behoren de requestranten ‘als een afzonderlijk kerkgenootschap te worden toegelaten’? Aan het eind van zijn brief gaat burgemeester Haefkens een zeer duidelijk ja neerschrijven. Hij voert daartoe twee gronden aan:
De eerste: ‘de beschouwing van hetgeen ik zelf zie, en heb zien gebeuren.’ De tweede: ‘de geschiedenis van andere tijden of landen.’ Wat de eerste betreft, bespeurt Haefkens enige lieden, die voor hun gemoed geen genoegzame bevrediging vinden in het kerkgenootschap, waartoe zij hebben behoord. Heeft de regering van deze mensen geheime aanslagen etc. te duchten? Integendeel. Hun optreden enz. levert waarborgen op voor maatschappelijke orde. Eenvoudige en ongeleerde lieden! Deze hoedanigheden geven ‘hun meer overeenkomst... met de Stichters van het Christendom, dan uitgebreide kennis en geleerdheid...’
De tweede grond: de geschiedenis - ‘die zoo veilige en getrouwe gids in moeyelijke toestanden.’ H. wijst dan naar Engeland, waar in de eerste helft der vorige eeuw enige ernstig gestemde lieden, nl. John Wesley en George Whitefield, zich geroepen voelden een hervorming teweeg te brengen. ‘De gewone huizen werden voor de meenigte, die hen kwam hooren, weldra te klein, terwijl de predikstoelen voor hen, als gevaarlijke nieuwigheidzoekers, door de geestelijkheid gesloten werden. Zij leverden daarop het toen in Engeland, even als thans bij ons nieuwe schouwspel, van te gaan preken in velden en op openbare wegen, op markten en in straten. Duizenden door verschillende beweegredenen gedreven gaan hen hooren; niet zelden worden zij gehoond, gescholden, ja persoonlijk mishandeld door het graauw en door aanzienlijken verguisd. Met uitzondering van eenige plaatselijke authoriteiten, die òf hen moeyelijkheden in den weg lagen òf hen geene genoegzame bescherming tegen de aanvallen van het gemeen verleenden, liet de regeering hen niet alleen ongemoeid, maar vaardigde de noodige bevelen uit, om hun alom de bescherming der wetten te doen genieten...’ De heer Haefkens wijst op de vruchten, die dit alles heeft afgeworpen: | |
[pagina 31]
| |
‘verbetering der zeden en hebbelijkheden der gevestigde geestelijkheid’, herschepping van een aanzienlijk gedeelte van ‘hetzelfde gemeen, dat hen plagt te mishandelen’ enz., enz. H. spreekt van de ‘hoogst weldadigen invloed... welke de duizenden en tienduizenden die thans de tallooze gemeenten van Methodisten en Independenten uitmaken, op de openbare zedelijkheid hebben uitgeoefend.’ De burgemeester ziet in Nederland een groot tekort aan ‘geestelijke leidslieden’ - die er zijn, kunnen aan hun voornaamste, namelijk hun herderlijke plicht niet voldoen. De Afgescheidenen zullen in deze leemte, buiten kosten van het rijk, mede kunnen helpen voorzien. Zij hebben geen staatkundige bedoelingen. Er is ook geen aanleiding te vermoeden ‘dat zij in betrekking zouden kunnen staan met, of ander invloed zijn van eene of andere buitenlandsche politieke magt.’ De heer Haefkens wordt daarom ‘als van zelf tot het resultaat geleid, dat de toelating der requestranten, tot het uitmaken van eene afzonderlijke kerkelijke Gemeente, aan geene wezenlijke bedenkingen onderhevig, maar veeleer eene wenschelijke zaak is.’
Tot zover de dappere burgemeester van Leerdam, anno 1836.
Asperen. I.J. Drost is eerst na de noodlottige brand op 24 augustus 1836 hier als timmermansknecht komen werkenGa naar voetnoot1 - hij is hier weinig bekend; de 5 andere requestranten behoren tot de boerenstand. Slechts één, nl. Hermpje Brouwer, huisvrouw van Bart den Hartog, heeft schriftelijk aan de (Hervormde) kerkeraad alhier verklaard, dat zij zich afscheidt ‘van het, sedert 1816 bestaande Hervormde Genootschap’; de anderen, dat zij zich afscheiden ‘van het Hervormd Kerkbestuur van Asperen’. Er worden samenkomsten gehouden bij de gebroeders A. en C. van Bruijnswijk. J. van Someren behoort tot degenen, die ‘penningen’ inzamelen, aldus de burgemeester van Asperen. Kedichem (en Oosterwijk). Ls. de Koster, eerste assessor alhier ‘zeer zieke en zwakke gezondheidstoestand’, buiten beroep. F. Stek is schoonzoon van Ls. de Koster; T. van Klootwijk, watermolenaar; zijn huisvrouw N. Schreuders, zonder beroep; A. Middelkoop ‘vroeger landbouwer, neemt dan het eene, dan het andere bij de hand, om voor zich en zijn huisgezin middel van bestaan te vinden, thans broodbakker.’
Leerbroek. De burgemeester H. Verrips schrijft, dat het verzoek voor inwilliging vatbaar is. Ieder mens heeft het recht volgens de inspraak van zijn geweten God te dienen. | |
[pagina 32]
| |
Verwacht mag echter, dat de zaak van de Afscheiding zal te niet gaan door gebrek aan middelen. ‘C. van den Berg jr., deszelfs vrouw Aaltje de Groot en C. van den Berg sr. met zijn vrouw, F. ter Louw zijn bouwlieden in het klein. J. Middelkoop is de vrouw van een weinig bemiddeld bouwman. B. Hulshof is de vrouw van den onbemiddelden onderwijzer alhier; de overige zijn daglooners.’
Meerkerk. G. Bodde, burgemeester van Meerkerk, vraagt zich af - evenals vele van zijn ambtsgenoten - of de Afgescheidenen wel zullen kunnen voldoen, aan hetgeen zij beloven, namelijk het onderhouden van eigen predikanten etc. De requestranten behoren tot de minder gegoede klasse. Zij zijn stille, ordelijke burgers ‘wier grondige kennis zich niet verder dan tot uitoefening van hun beroep uitstrekt’. Zij kunnen niet oordelen over bijvoorbeeld afwijkingen in de leer. De leiders - aldus deze burgemeester - houden alleen hun eigen belangen in het oog. De heer Bodde adviseert, het verzoek der adressanten in hun belang te wijzen van de hand.
Schoonrewoerd. De burgemeester, P. Middelkoop, moet wel op een hoge trap van beschaving hebben gestaan. Onder de ondertekenaars van Schoonrewoerd zijn behoeftigen. Eén ondertekenaar is kuiper van beroep, ‘mede onbemiddeld.’ De burgemeester ontkent, dat er vervolging is. Alle requestranten staan ‘op de laagste trap van beschaving... en genoegzaam niet, dan door spraakvermogen van het redelooze vee onderscheiden’ - zij begrijpen niets van het door hun getekende stuk. | |
Langerak c.a.Langerak. De burgemeester heeft de handtekeningen niet willen legaliseren. Hij vindt dat het request een voorkomen heeft ‘dat niet onder het oog van Zijne Majesteit kan gebragt worden, ten ware daaruit de spoorloozeGa naar voetnoot1 denken handelwijze dier lieden mogt kunnen worden opgemerkt.’ Drie bouwlieden, te rekenen onder de meer gegoeden, bekend als Afgescheidenen, zijn gelukkig - aldus het rapport - niet onder de requestranten te vinden. De burgemeester voorspelt het einde van de woelingen der Separatisten ‘in deze streken’, als de zaak maar met die ‘afkeurende ernst’ zal worden behandeld, als nodig is ‘om elk tot zijne verpligtingen te doen terugkeeren.’
Ameide. Requestranten behoren tot de behoeftigste stand, met uitzondering van de bij hun vader inwonende J.G. van Kesteren en H. van Kesteren. Laatstgenoemden behoren tot de onbemiddelde burgerstand. | |
[pagina 33]
| |
Tienhoven. Ook deze adressanten behoren tot de behoeftigste stand, met uitzondering van Hendrik van Middelkoop en Annigje van Middelkoop, ‘evenzeer als de vader van Huibert Alblas, bij wien laatstgemelde als zijnde ongehuwd, is inwonende.’ De requestranten - aldus het rapport - ‘zijn de werktuigen van het hoofd van deze geruchtmakende secteGa naar voetnoot1, aan wie zij blindelings gehoorzamen, en die door dat hoofd worden gebruikt, om zijne oogmerken te bereiken.’ | |
NoordeloosNoordeloos. De burgemeester van Noordeloos, Arnold Joost Timmermans, geeft in kloeke taal zijn mening als volgt. Het verzoek kan worden toegestaan ‘omdat hunne bedoelingen... zijn om God te dienen en zich als rustige en stille inwoners te gedragen, hetwelk hun goed gedrag getuigt, waardoor hunne omstandigheden wèl zijn naar mate den kring waarin dezelve zijn geplaatst, bij de legalisatie hunner naamsteekeningen omschreven.’Ga naar voetnoot2
Hoog-Blokland. De requestranten bezitten geen genoegzame middelen om een kerk te bouwen of een eigen leraar te onderhouden. Verder lezen wij, dat ‘hun beginsel geene Staatkunde, maar zuivere Godsdienst is. Hun richtsnoer is de Bijbel, zooals die in 1618 en 1619 door de Staten Generaal is vastgesteld (!). Hunne daden en gesprekken ademen godsdienst.’
Nieuwland. De burgemeester van ‘Nieuwland en Lande van Arkel’, B. Pellikaan, verklaart dat het verzoek van de adressanten kan worden toegestaan. Op hun gedrag valt niets te zeggen; ‘levende stil en arbeidzaam, menende volkomen regt te hebben om God naar de inspraak van hun geweten te dienen zonder daardoor aan derzelver medemenschen aanstoot of ergernis te geven.’ Zij oefenen hun godsdienst uit ‘in particuliere huizen’. Bart Pellikaan is een welgesteld bouwman, Teunis de Jong oefent eveneens het boerenbedrijf uit, T. Verschoor is een dagloner en Cornelis Rietveld is boerenknecht. | |
Schoonhoven c.a.Schoonhoven en Vlist. De burgemeester van Schoonhoven meldt, mede namens zijn collega van Vlist het volgende. Hermanus van Erk, koopman en herbergier, staat bekend als een man van goed zedelijk gedrag, maar tevens ‘als een ijverig voorstander van het mystiek fanatismus, die de godsdienst alleen op innerlijk gevoelen en op gewaarwordingen van het gemoed wil toepassen.’ Over Geertrui den Tieter (49 jaar oud, geboren te Ouwerkerk - in 1840 van beroep koopvrouw) is hij minder te spreken. | |
[pagina 34]
| |
De 3 Afgescheidenen van Vlist zijn eenvoudige en in bekrompen omstandigheden levende landlieden. Dirk Roosendaal en Dirkje Oudenes zijn nog geen lidmaat der Hervormde kerk ‘zoodat het zeer waarschijnlijk is dat zij door anderen zijn medegesleept zonder de strekking van hun verzoekschrift genoegzaam te begrijpen.’
Bergambacht. Uit dit dorp worden geen bijzonderheden vermeld aangaande één of meer van de 9 adressanten. De burgemeester meldt slechts, dat hij de handtekeningen van het request niet heeft willen legaliseren. Volgens hem moet iedere requestrant - individueel dus - een gezegeld request indienen. | |
De reacties van de gouverneur van Zuid-HollandEr zijn twee brieven bekend van de gouverneur van Zuid-Holland, A.F.J.A. Graaf van der Duyn van Maasdam (1771-1848) betreffende de requesten van het jaar 1836, gericht aan de minister ‘belast met de Generale Directie der zaken van de Hervormde kerk enz’, en wel van 17 en 24 december 1836. Aangezien beide stukken, waarvan het eerste zeer uitvoerig is, zijn gepubliceerd in Bos, Archiefstukken IV, pagina 13-15 en pagina 19 en 20 zullen wij hier volstaan met het geven van een samenvatting. Vooraf merken we op, dat èn door bewoordingen, die bijzonder onze aandacht trekken èn door de gehele wijze van inkleding van zijn rapporten, de gouverneur van Zuid-Holland toont, dat hij niets voelt voor vervolging en bemoeilijking van de Afgescheidenen.
In het rapport van 17 december 1836 vinden wij onder meer het volgende. In het algemeen ziet de gouverneur een beperkte taak van het burgerlijk gezag ten aanzien van kerkelijke geschilpunten. Slechts de zorg voor de goede orde, voor de veiligheid van de staat en voor de onpartijdige handhaving van het recht kunnen het tot een plicht maken, in te grijpen. Aan deze grondregel moet ook de zaak van de zogenaamde Afgescheidenen worden getoetst. Volgens al de berichten van de plaatselijke en andere authoriteiten behoren de Afgescheidenen in Zuid-Holland, misschien op enige uitzonderingen na ‘tot de eenvoudigste, braafste en minst gegoede onderdanen van Z.M. den Koning en is geen hunner zelfs door den naauwkeurigsten waarnemer van oproerige gezindheden verdachtgehouden.’ ‘Zij behoren doorgaans tot de zeer gemoedelijke christenen, maar zijn dus ook niet gevaarlijk voor de veiligheid hunner mede-ingezetenen, en hunne wel eens met den naam van regtzinnig bestempelde godsdienstige leerstellingen... verdragen zich voorzeker nog het best met autocratische of zuiver monarchale beginselen, en kunnen alzoo geene groote vreeze voor revolutionnaire bemoeyingen inboezemen...’ Graaf van der Duyn van Maasdam acht zich verplicht te verklaren, dat | |
[pagina 35]
| |
de toelating der Afgescheidenen tot het uitoefenen van hun eredienst ‘geen' nadeeligen invloed op de vaderlandsliefde, zedelijkheid, rust en welvaart der ingezetenen zal uitoefenen, maar integendeel aan vele onedele pogingen een einde zal maken en de Afgescheidenen zelve, waar zij - gelijk in Zuid-Holland bijna algemeen het geval is - ter goedertrouw handelen, tot dankbaarheid stemmen en aan het geliefd stamhuis dat ons regeert, steeds naauwer verbinden zal.’ Bovendien: een redelijke inschikkelijkheid ontwapent doorgaans ‘de godsdienstige of staatkundige ijver - of dweepzucht,’ terwijl tegenstand niet zelden het middel tot haar verbreiding wordt. De gouverneur geeft in overweging aan de requestranten te antwoorden ‘dat het hun vrij zal staan zich tot eene bepaalde gemeente op den door hen bedoelden voet en onder het toezigt van het plaatselijk bestuur te vereenigen, zoodra zij van het aanwezen van tenminsten een vijftigtal leden en van de middelen tot het uitoefenen hunner eeredienst zullen hebben doen blijken.’ Tezamen met de 26 requesten - ook van plaatsen in Zuid-Holland buiten het door ons beschreven gebied - zendt de gouverneur de rapporten van de besturen (lees: burgemeesters) van Gorinchem, Noordeloos, Leerbroek, Leerdam, Middelharnis, Hoog-Blokland en Nieuwland ‘vermits in dezelve eene en andere bijzonderheid voorkomt, welke tot aandrang van het door mij ontwikkelde gevoelen zal kunnen verstrekken.’
Zoals wij zagen waren laatstgenoemde rapportenGa naar voetnoot1 wel zeer geschikt, om de zaak van de Afgescheidenen te bevorderen. De minister van eredienst heeft echter zijn eigen mening over één en ander en draagt de gouverneur op (‘geeft zijn verlangen te kennen’) alsnog ook al de overige rapporten in te zenden. De gouverneur doet dit, tezamen met een begeleidend schrijven, gedateerd 24 december 1836, maar legt er even de vinger bij, dat zijn oorspronkelijke instructie luidde, eventuële requesten in te zenden ‘vergezeld van zijne consideratiën.’ Hij heeft derhalve dié rapporten, waarin geenszins zijne, maar hunne (d.i. van de gemeentebesturen) consideratiën voorkomen, niet mede overgelegd. Graaf van der Duyn blijft betogen, dat de Afgescheidenen in Zuid-Holland ‘den naam van hoogsteenvoudig, gemoedelijk braaf en zeer onvermogend verdienen; terwijl ook naar het oordeel van die weinigen, welke gronden zoeken in vroeger wangedrag, baatzuchtige bedoelingen, zwakke gezondheid, volgzucht, onkunde enz., de zaak te nietig is om eenige vrees te kunnen inboezemen.’
Het antwoord van de landsregering op bovenomschreven stroom van requesten, is zeer kort. | |
[pagina 36]
| |
Gedateerd 9 maart 1837, schrijft de minister van eredienst aan de gouverneur van Zuid-Holland, dat op stukken van den aard, als deze adressen, geen acht kan worden geslagen; en dat zijGa naar voetnoot1 voor het overige worden verwezen naar het Koninklijk besluit van den 5 July 1836 (Staatsblad No. 42), op het adres van A. Brummelkamp c.s. en bijzonder aan den duidelijken letter van het tweede punt L.a. van het gedacht besluit.Ga naar voetnoot2 De Afgescheidenen gaan nieuwe veroordelingen en vervolging tegemoet, zoals onder meer in hoofdstuk 4 zal blijken. Het zal tot begin 1839 duren, alvorens de eerste Afgescheiden gemeenten door de overheid zullen worden erkend. |
|