De Afscheiding van 1834. Deel 1. Gorinchem en 'Beneden-Gelderland'
(1971)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
Hoofdstuk 6
| |
1835Jan de J., wonende te Spijk heeft van de Zuider Lingedijk onder Spijk weggenomen een hoeveelheid ‘noodrijs’. Vonnis: een jaar gevangenisstraf. Hendrika B., wonende te Gorinchem, heeft ten herberge van Jan Ceelen te Gorinchem, de persoon van Huibertje Grieten, dienstmeid, moedwillig de muts van het hoofd gescheurd en haar ten bloede toe, geslagen. Eén maand gevangenisstraf, een geldboete van acht gulden en de kosten van het proces. Dirk L., oud ruim 16 jaar en Lod. Joh. L., oud ruim 11 jaar (!), wonende te Gorinchem, zonder beroep, hebben arglistig weggenomen twee stukken ijzer uit een schuur bij de Waterpoort der stad Gorinchem, benevens een ijzeren bout en duim, ten huize van Aart Kooij, bouwman te Kedichem. Vonnis: Dirk L. 3 jaar gevangenisstraf, Lod. Joh. L. 1 jaar. Lod. Joh. L., 11 jaar, zoals we zagen; ‘overwegende dat de beklaagde... hoezeer beneden de zestien jaren oud, echter in deze met oordeel des onderscheids heeft gehandeld’. Zou het kind nog verdedigd zijn? | |
[pagina 102]
| |
We zien, en we zullen ook verder nog zien, dat diefstal zwaar werd gestraft. Anderzijds kon men - huiselijk gezegd - voor een paar gulden heel wat schelden en lasteren. Bartje V., te Sliedrecht is beklaagde wegens laster. ‘Overwegende, dat aan de regtbank bewezen is, dat de beklaagde... den persoon van Cornelis V. op zijn erf onder... heeft aangezegd, dat hij de vader was van zeker aldaar aanwezig en in eenen rolwagen gezeten kind en zulks zonder daartoe te zijn uitgetergd’. Bartje krijgt een geldboete van een gulden en de kosten. Jan S., smid te Gorinchem heeft (vermoedelijk 's avonds laat of 's nachts) in de Botersteeg te Gorinchem een hevig geraas verwekt en bij herhaling op de deur der woning van Abraham van Schreeven getrapt en geslagen, ‘door welke beweging de rust der geburen aanmerkelijk is gestoord geworden’. Hij wordt veroordeeld tot 3 dagen arrest.
Chronologisch komt dan op 7 oktober 1835 het vonnis no. 23 inzake ds. H.P. Scholte c.s., waarover wij spraken in de vorige hoofdstukken.
Eveneens op 7 oktober 1835: Frans G., 15 jaar, te Gorinchem heeft op de openbare straat te G. aan Antoinette van Eck verweten, dat haar dochter zou hebben gestolen. Het kost hem 50 centen + de kosten. Maria van B., 53 jaar, te Raamsdonk is reeds meermalen en eens tot een 5-jarige gevangenisstraf veroordeeld. Zij heeft weggenomen te Giessen-Oudekerk een zilveren horloge met zilveren ketting en te Arkel een zilveren knipbeugeltje met ongeveer ƒ 1,40. Vonnis: acht jaar gevangenisstraf. Pieter Staf, een 50-jarige metselaar uit Gorinchem, ‘heeft te zijnen woonhuize te Gorinchem arglistig weggenomen en te zijne bate verkocht eenen bonten zakdoek, toebehoorende aan Jan van Gelderen, Grenadier, destijds bij hem in kwartier’. Pieter gaat 14 dagen het gevang in! | |
183619 maart 1836, vonnis no. 25 George Frans Gezelle Meerburg, 29 (jaar), g. (= geboren te) Leiden, w. (= wonende te) Almkerk, Gereformeerd predikant; Andries Vogel, 61, g. en w. Noordeloos, bouwman; Klaas Middelkoop, 56, g. Heicop, w. Hoog-Blokland, bouwman; Cornelis den Hartog, 37, g. en w. Noordeloos, bouwman; Willem van Asch, 30, g. Beesd, w. Noordeloos, korenmolenaarsknecht; Maarten Oosterhout, 66, g. Nieuwland, w. Langerak, bouwman; Gerrit Demper, 42, g. en w. Tienhoven, bouwman; Huibert Alblas, 39, g. en w. Tienhoven, bouwman; Huibert van Zessen, 36, g. en w. Langerak, bouwman ‘...beklaagden van overtreding der wetten op het houden van on- | |
[pagina 103]
| |
geoorloofde bijeenkomsten en te dier zake gedaagden, de eerstgemelde niet verschijnende, de overige beklaagden compareerende in persoon’. Op 13 jan. laatstleden is er ten huize van Andries Vogel te Noordeloos en op 15 jan. ten huize van Maarten Oosterhout te Langerak een ongeoorloofde bijeenkomst gehouden. Ds. Gezelle Meerburg is in beide bijeenkomsten geweest ‘de hoofdleider’. Enige andere beklaagden hebben ‘de betrekking van ouderling of diaken uitgeoefend’. Vogel en Oosterhout hebben, zoals reeds aangeduid, het gebruik van hun woningen of een gedeelte daarvan afgestaan. Vonnis: Gezelle Meerburg, Demper, Van Zessen, De Jong en Alblas, hoofdelijk ƒ 100,- boete; Vogel ƒ 90,-; Middelkoop, Den Hartog, Van Asch ƒ 80,-; Oosterhout ƒ 50,-. Bij allen uiteraard vermeerderd met de kosten. Op deze ene zitting werd dus in totaal tot ƒ 880,- boete veroordeeld. Rekenen we niet veel voor de kosten: ƒ 120,-, dan komen we tot een totaal van ƒ 1000,-. Wij mogen zulk een bedrag voor deze tijd wel schatten op ƒ 10.000,-. En dat in een tijd, waarin de meeste mensen in ons land het uiterst arm hadden. Enigen van de nu genoemden, waren ook in 1835 beboet, en het was al tot executies gekomen! Antonie van K., 49, wonende te Leerdam, schipper, heeft tegen....., in het openbaar te Leerdam, gezegd dat ‘zij een hoer en dievegge was’. Hij krijgt 3 gulden boete + de kosten.
7 mei 1836, vonnis no. 46. Coenraad de Jong, 34, bouwman; Huibert Alblas, 38, bouwman; Leendert van der Zouwe, 40, arbeider; Pleun van der Zouwe, 37, arbeider; Metje van der Zouwe, 44, arbeidster, allen geboren en wonende te Tienhoven, bekaagden van overtreding der wetten op het houden van ongeoorloofde bijeenkomsten. C. de Jong, H. Alblas ieder ƒ 100,- boete; L., P. en M. van der Zouwe ieder ƒ 10,- boete. Het betreft hier bijeenkomsten t.h.v. familie Van der Zouwe te Tienhoven, bepaaldelijk op 17, 20 en 24 april l.l. Er waren meer dan 20 personen. C. de Jong fungeerde als ‘hoofdleider’, H. Alblas als ‘gezagvoerder of bestuurder en wel door het doen van geldinzamelingen, in betrekking van diaken’.
18 mei 1836, vonnis no. 48; ‘ongeoorloofde bijeenkomst’. Willem van der Vlies, 50, arbeider; Jan van 't Verlaat, 38, arbeider; Aginus van der Plas, 38, arbeider; Klaas Leenman, 49, arbeider, g. Moerkappel, w. Giessendam. De eerste 3 beklaagden: g. en w. Hardinxveld. | |
[pagina 104]
| |
W. van der Vlies ƒ 80,- boete; A. van der Plas en Klaas Leenman ieder ƒ 50,- boete. Vrijspraak voor Jan van 't Verlaat, aangezien niet is gebleken ‘dat hij op de gehoudene vergaderingen eenige daad heeft verrigt of eenige betrekking heeft uitgeoefend’.
11 juni 1836, vonnis no. 56. Pieter de Mik, 63, g. Vianen, w. Gouda, hovenier en bloemist; Jan Bouwmeester, 35, g. Ottoland, w. Langerak, arbeider; Maarten den Hartog, 61, g. Zeyerveld, w. Langerak, kleermaker; Gerrit Demper, 42, g. en w. Langerak, bouwman. Er zijn bijeenkomsten gehouden te Langerak ten huize van Gerrit Demper. Pieter de Mik is geweest de hoofdleider; heeft godsdienstige redevoeringen gehouden etc. P. de Mik krijgt ƒ 50,- boete, Gerrit Demper ƒ 100,-. De beide andere beklaagden worden vrijgesproken.
Jan Woens, 14, verver; Dirk Blom, 23, schippersknecht en Arie Kraaij, eveneens schippersknecht zijn ‘beklaagden wegens aanranding der zeden’. Beklaagden ‘hebben in den schemeravond van den 16-en der loopende maand binnen deze stad gezwommen, te weten beklaagde Woens in de Kalkhaven, geheel ontbloot en de overige beklaagden in de groote haven, slechts ten deele van hun kleederen ontdaan; echter geenszins is gebleken dat hierdoor eenige ergernis is te weeg gebragt, veel min dat deze daden kunnen worden geacht te zijn van zoodanig aanstootelijken aard, dat daardoor eenige openbare schennis der eerbaarheid of beleediging tegen dezelve zoude zijn bedreven’. Er volgt een vrijspraak.
Fanneke van den Berg, weduwe, heeft weggenomen uit een kopje op een ladetafel staande twee gouden oorringen ten huize van Johannes Rovers te Gorinchem. Vonnis: ‘twee jaren correctioneel confinement’, hetgeen betekent 2 jaar gevangenisstraf.
13 juli 1836, vonnis no. 73. Hendrik Petrus (!) Scholte, 30, g. Amsterdam, w. Utrecht, ‘zich opgevende te zijn predikant’; Phillipus Hermanus Reijmerink, 40, g. 's-Graveland, w. te Oud-Loosdrecht, kleermaker; Gerrit Lekkerkerk de Hoop, 37, g. en w. te Willige Langerak, bouwman; Gerrit Demper, 43, g. en w. Langerak, bouwman; Coenraad de Jong, 34 en Huibert Alblas, 40, beiden ons reeds bekend, g. en w. te Tienhoven, van beroep bouwlieden. In deze zaak worden Scholte, Demper, De Jong en Alblas tot ƒ 100,- veroordeeld; Reijmerink tot ƒ 80,- en Lekkerkerk de Hoop tot ƒ 50,-. | |
[pagina 105]
| |
Speciaal aan deze zaak heeft ds. H.P. Scholte zijn ‘Kort Verslag eener Regtsvervolging voor de Regtbank te Gorinchem wegens Godsdienstoefeningen, onder het ressort der Utrechtsche Regtbank gehouden’ (Höveker, A'dam, 1836), gewijd. Voor mij ligt het exemplaar, door ds. Scholte aan ds. H. de Cock geschonken: ‘Ds. H. de Cock, V.D.M., uit broederlijke liefde. H.P. Scholte, V.D.M.’ Wat was het geval? Scholte had gepreekt te Oud-Loosdrecht ten huize van P.H. Reijmerink op 22 mei 1836 en ten huize van G. Lekkerkerk de Hoop te Willige Langerak op 29 mei en 5 juli d.a.v. Vanuit Langerak en Tienhoven ging men in die tijd naar Willige Langerak ‘ter kerke’, aangezien deze plaats viel onder het rechtsgebied van Utrecht. Op deze wijze ontkwam men aan de vervolging door mr. P.L. Begram te Gorinchem. Toch kwam de zaak ‘Willige Langerak’ tegelijk met de zaak ‘Loosdrecht’ voor de Gorinchemse rechtbank. Opgemerkt dient te worden, dat de rechtbank te Amsterdam reeds enige malen Afgescheidenen, aangeklaagd wegens ongeoorloofde bijeenkomsten, had vrijgesproken. Scholte valt ter zitting de bevoegdheid van de rechtbank aan. Maar de officier zegt, dat Scholte tijdens ‘zijne dagvaardiging in deze was gedomicilieerd binnen Gorinchem’. Reijmerink en De Hoop behoren weliswaar onder het ressort van de rechtbank te Utrecht, maar de daden der beklaagden zijn verbonden aan die van beklaagde Scholte. Mr. Begram sprak ook - aldus Scholte - ‘over onze vermetelheid, om zelven ter verdediging van onze zaak op te treden, daar wij te dom waren, om in deze iets goeds te kunnen voortbrengen.... dat een kleedermaker (deze was Reijmerink van Loosdrecht) zulke fijne onderscheidingen wist te maken, doch dat die allen niets beteekenden....’ (Scholte, pag. 5).
Terzijde merken wij nog op, dat mr. van Appeltere er in zijn requisitoir op 2 december 1835 (zie boven) ook mocht zijn, wat krasse termen tegen de Afgescheidenen betreft. Hoor maar, hij eindigt als volgt: ‘...dat het hier niet geldt een gewoon Correctioneel proces, maar dat Gij (bedoeld worden de rechters van het hoog gerechtshof) hier geroepen zijt om de regten van den Vorst met waardigheid te erkennen en te handhaven, en tevens het Vaderland vrij te waren van eene algemene irruptie (= overval) van allerei Zede- en Godsdienstbedervende sekten, die, zich op dezelfde beginselen als de tegenwoordige Appellanten beroepende, en op dezelfde gronden als zij, zich tegen de werking der Wet en van het openbaar Gezag verzettende, aldra (hetgeen God verhoede!) ons Vaderland zouden kunnen veranderen in eenen poel van verwarring en ongeregtigheid’ (pag. 67).
Wij zien, dat er in 1836 vele vonnissen zijn geweest van de rechtbank te Gorinchem inzake verboden samenkomsten van Afgescheidenen. | |
[pagina 106]
| |
Elisabeth S., 40 jaar, gehuwd, heeft ergens een zilveren lepeltje weggenomen. Eén maand gevangenisstraf. Lena W., 43 jaar, weduwe, werkster - zal vermoedelijk onder armelijke omstandigheden hebben geleefd. Zij heeft ten huize van Jan Egeter te Schoonhoven weggenomen een servet. Zegge en schrijven één servet. Zij gaat een maand de gevangenis in! Thomas Sinoo, 17, opperman, heeft in de Gasthuisstraat te Gorinchem ‘zoogenaamde slangen of vuurwerken afgestoken, zonder daartoe vooraf de toestemming van het Stedelijk Bestuur te hebben verkregen’. Volgens Gemeentelijke Verordening van 15 maart 1822 was het verboden vuurwerken af te steken binnen de stad ‘zonder toestemming van den President Burgemeester’. Vonnis: één dag gevangenisstraf.
31 augustus 1836, vonnis no. 96. Gerrit Hendrik Overkamp,Ga naar voetnoot1 Jan van Someren, Arie van Bruijnswijk - we hebben de beide laatsten al eerder ontmoet - hebben te Leerdam een bijeenkomst gehouden op 3 juli l.l. Overkamp wordt beboet met ƒ 60,-, Van Someren en Van Bruijnswijk met ƒ 100,-. Hierbij wordt overwogen dat Van Someren en Van Bruijnswijk op 7 oktober 1835 reeds waren veroordeeld wegens soortgelijke overtreding.
5 oktober 1836, vonnis no. 122. G. Lekkerkerk de Hoop, Gerrit Demper, Huibert Alblas en Coenraad de Jong. Ook deze beklaagden ontmoetten wij reeds eerder. Wat is ook Gerrit Demper vele malen en zwaar beboet! Bijeenkomst te Willige Langerak. De eerste drie: ƒ 100,- boete, Coenraad zakkenrolling.
22 oktober 1836, vonnis no. 142. G.H. Overkamp, Arie van Bruijnswijk en Cornelis van Bruijnswijk. Bijeenkomsten van Afgescheidenen te Asperen op 31 juli, 7 en 14 Augustus 1836. Overkamp krijgt ƒ 70,- boete, de Van Bruijnswijken ieder ƒ 100,-.
Tenslotte voor dit hoofdstuk een nasleep van de jaarlijkse St. Maartensmarkt. Op 7 december 1836 wordt veroordeeld Johannes Cornelis M., 50 jaar oud, wonende te Hoorn, barbier en schoenmaker. Beklaagde wegens zakkenrolling. Beklaagde is reeds meermalen tot gevangenisstraf van meer dan een jaar veroordeeld. Zo te Utrecht in 1824 wegens ‘soortgelijk wanbedrijf’ tot | |
[pagina 107]
| |
5 jaar gevangenisstraf. Hij heeft ‘alsnu weder op den middag van den 14 november J.l. in de Haarstraat te Gorinchem, bij gelegenheid der Sint Maartensche paardenmarkt, arglistig en behendig een zakje, bevattende ongeveer twee en twintig guldens in gereed geld weggenomen uit den broekzak van Klaas Buijserd, bouwman, wonende onder Leerdam’. Wij zullen wel nimmer horen, of deze barbier en schoenmaker later nog weer is veroordeeld wegens zakkenrolling. Het gordijn valt voor goed over zijn leven - de beklagenswaardige man gaat voor tien jaar de gevangenis in. |
|