karakter. In haar brieven aan haar zoons windt ze er bepaald geen doekjes om: ze laat zich daarin kennen als een strengere moeder dan Susanna Hoefnagel, maar die had over haar zoon ook niet te klagen.
De brieven van Suzanna Barlaeus, dochter van de geleerde Caspar Barlaeus, aan haar toekomstige echtgenoot Geeraert Brandt zijn, hoe persoonlijk ook, toch veel minder onbevangen en meer stilistisch overdacht dan de brieven van Dorothea van Dorp aan haar jeugdvriend, dertig jaar daarvoor. Die gereserveerdheid behoort wel bij Suzanna's karakter, maar kan ook te maken hebben met de groeiende sociale gewoonte brieven binnen een vriendenkring voor te lezen. Wat Johanna de Witt, zelf echtgenote van een Dordtse burgemeester, in haar correspondentie met haar hooggeplaatste broer vertelt, was eigenlijk altijd ook voor de naaste familie bestemd. We zien hier een zakelijke, regelende oudste zuster in de weer, wier zorg onder andere het vinden van geschikte voedsters voor baby's uit de familie betreft.
Niet binnen de familiesfeer, maar wel binnen een vertrouwde kring van geestverwanten liggen de brieven van Maria Tesselschade Roemers Visscher aan haar oudere vriend Hooft en aan haar aanbidder Caspar Barlaeus. De brief van haar zuster Anna aan de hoge Zuid-Nederlandse ambtenaar Pieter Roose hoort ook wel binnen deze categorie, al kende Anna Roose lang niet zo goed. Maar Anna's stijl, hoe hoffelijk ook, is toch eenvoudiger en helderder dan die van haar zuster, die zich ook in haar zeer persoonlijke brieven aan Hooft voegt naar de literaire stijl van haar geleerde vrienden. In de brieven van deze twee vrouwen is geen plaats voor huiselijke aangelegenheden, wel voor de uitdrukking van gevoelens.
Alleen de ongetrouwde Alkmaarse domineesdochter Alida Bruno en Geertruyd Gordon, de echtgenote van een hoge ambtenaar, benaderen hun correspondent niet vanuit een vertrouwde onderlinge relatie, maar zij proberen als dichteres in