ken dan mijn pen kan uitdrukken.
Daarom had ik mij voorgenomen dit in mijn hart besloten te houden, om uw blije geluk niet met zo'n vreselijk beeld te confronteren. Ik breng het nu toch naar buiten, daartoe aangespoord door uw lieve dochter Susanna en omdat neef Sammer nu juist afreist. Van hem zult u kunnen horen over de aard van de ziekte, de snelheid van het sterven en andere bijkomende dingen, die ik heb verdragen met een wenende ziel, een bekommerd hart en treurende geest, maar met droge ogen. Toen ik in zo'n droevige, treurige nacht van mijn ziel-zon beroofd was hield geen andere gedachte mijn geest in haar ban dan die aan mijn geliefde en ach, al te liefhebbende Adelaart, die als op vleugels van liefde zijn Tedea naar boven in de hemel gevolgd was, nadat hij het onsterfelijke boven het sterfelijke lot gekozen had. Mij, die helaas droevig achterbleef, liet hij het gezelschap van zijn geliefde evenbeeld, opdat ik in haar, als in een spiegel, steeds zijn lieve gedaante bij mij zou hebben in het oog van mijn geest, terwijl ik mij neerleg bij de wil van de Allerhoogste, waartegen de menselijke wil niets vermag.
Tesselscha Roemers