Bij de tweede druk
Bij het herzien van de eerste druk heb ik mij afgevraagd of ik aan een van bevriende zijde geuite wens zou voldoen om in deze studie het een en ander in te lassen over de verhouding tussen enerzijds het middeleeuws liturgisch en geestelijk drama, anderzijds het profaan spel in de oud-Christelijke tijd en in de middeleeuwen. Ik heb gemeend zulks niet te moeten doen, omdat ik mij moeilijk verenigen kan met het standpunt van hen, die in profane spelen oorsprong en blijvend-bevruchtende stimulansen menen vast te kunnen stellen t.a.v. het liturgisch drama en zijn ontwikkeling (vgl. o.m. Rob. Stumpfl, Kunstspiele der Germanen als Ursprung der mittelalterlichen Dramas). Bovendien komt het mij voor, dat dit boekje niet de geschikte gelegenheid biedt om in deze problematische kwestie een standpunt in te nemen en te verdedigen.
Dankbaar heb ik gebruik gemaakt van de waardevolle opmerkingen aangaande de eerste druk, van P.M. Maas (Neophilologus 28ste jg. blz. 306 e.v.).
Nadat evenwel de tweede druk geheel was gereed gekomen, maakte Dom J. Hof o.s.b. te Egmond mij attent op de aanwezigheid van een tweede lezing van het Maastrichts Paasdrama in een 15e eeuws Hymnarium van de Kon. Bibliotheek (hs. 71.J.70), afkomstig van de St. Adelbert-abdij te Egmond. Vooral om de volgende drie redenen is deze vondst belangrijk. Ten eerste omdat - in de Maastrichtse lezing ontbrak de eerste scène geheel, de tweede ge-