Dichtwerken
(1887)–Michaël Smiets– Auteursrecht onbekend
[pagina 332]
| |
Pelgrims-liedGa naar voetnoot1) ter eere van O.L Vrouw der kapel Loreto van Thorn.
| |
[pagina 333]
| |
Mei, gij blonde,
Gij, gezonde,
Zijt der maanden Benjamin!
Vol behagen,
Zijn uw dagen
Aan Maria toegewijd;
Daarom galmen
Onze psalmen
In haar schoonen bloementijd.
3.
Bij u vindt er
Niemand winter,
Altijd lieve lente-Maagd,
Smeltloos reine
Met den Kleine,
Dien Ge als God op de armen draagt!
Jesus-Kindje,
Ach, wie mint je
Met een hart als Gij ons boodt!
Met uw zinnen
Leer ons minnen
Uwe Moeder tot den dood!
4.
Een Hosanna
Voor het Manna,
Dat Ge ontvingt in Uwen schoot!
Hem te ontvangen
Is 't verlangen
Van alwie verkeert in nood.
Jesus' Moeder,
| |
[pagina 334]
| |
Geef den Hoeder,
Onzen Jesus, aan ons hart!
En, vol zegen,
Vóór en tegen,
Juichen wij in alle smart.
5.
Gods vertrouwen,
Doe aanschouwen
Onze ladder Hemelwaart!
Daarop klautren,
Daardoor loutren
Onze smarten reingeklaard.
Maagd der Maagden!
Wie behaagden
Van het christenvolk u 't meest?
Zij, wier harten
U hun smarten
Toevertrouwden, rein van geest.
6.
Mededoogen
Uit den hoogen
Daalt ons van Maria neêr;
Want Haar armen
Vol erbarmen
Smeeken voor ons bij den Heer.
Daarom loven
Wij u boven,
En in 't ondermaansche dal;
Gij verblijdt steeds,
Want Gij zijt steeds
Onze Moeder bovenal!
| |
[pagina 335]
| |
7.
Och, wat rozen
Nu nog blozen
Die er waren reeds verlept!
O! wat gaven
Voor die braven,
Daar Gij haar herschapen hebt!
O! wat minne,
U, Vorstinne
Van het Hemelsch Koninkrijk!
Gods genaden
Op dees paden
Zijn Uw eervol Moederblijk.
8.
Het verlangen
Aller zangen
Was Maria's hulp in nood;
Hoeveel kranken,
Die U danken:
Star der zee, wat zijt Gij groot!
Laat de stemmen
Nooit beklemmen,
Als wij zingen Uwen lof,
Die wij roemen:
Bloem der bloemen
Van Gods uitgelezen hof!
9.
Op dees feesten,
Vorst der geesten,
Allerliefste Gabriël!
Help ons groeten
| |
[pagina 336]
| |
Bij 't ontmoeten
Van Maria's heilkapel!
O! Hoe straalt zij,
En wat praalt zij
Met uw Plena gratia!
Dat uw Ave
Ons steeds lave!
Ze is ook hier zoo vol genâ.
10.
Duizend jaren
Zijn gevaren
Over 't Vorstlijk Thorner Stift,
En Gods leere
Met Uwe eere
Is in ieders hart gegrift!
Steeds ontvingen
Jongelingen
Raad en bijstand in hun nood;
Vele maagden,
Die U vraagden,
Prijzen Uwe goedheid groot.
11.
Koene ridders,
Gods-aanbidders,
Legden hier hun wapens neêr,
Om in boete
Hier de zoete
Maagd te dienen van den Heer;
Eedle nonnen,
Als de zonnen,
Blonken hier om Uw Kapel;
| |
[pagina 337]
| |
En de Paters
Als Confraters
Traden zingende uit hun cel.
12.
O! ziet heden
Samentreden
Duizenden ter Uwer eer;
U verkonden
Onze monden
Als de Moeder van den Heer.
Stargewemel
Aan den Hemel,
Diamanten van Gods troon!
Ziet hoe heden
Hier beneden
Uw Vorstin ontvangt de kroon!
13.
Liefde-psalmen
Hier weergalmen
Wat Maria voor ons is.
Dit feest toont haar:
Leo kroont haar
Door den Bisschop Paredis.
Na het eeren
Gaan wij keeren,
Doch Maria blijft ons bij.
Altijd duren
Ons deze uren
Van Haar Kronings-feestgetij.
|
|