Dichtwerken

(1887)–Michaël Smiets– rechtenstatus



[pagina 327]
Den zeer eerwaarden heerGa naar voetnoot) P.B. Vismans, Pastoor te Nederhorst-den-Berg, op zijn 1ste jubelfeest. (Uit naam der parochianen). Daar staat, zoo flink van leest En geest, De vrome held van 't jubelfeest! De Nederhorst-den-Bergers* danken Met woord en praal en blijde klanken Den lieven zoon van Rotterdam, Die herwaarts als hun herder kwam Bij 't gloeien van zijn liefdevlam. o Veere! juich thans meê In vreê! Gij waart zijn eerst Gethsemané, Toen 't Polderjongens-oproer blaakte, En hij, als Priester, u bewaakte, Gelijk een moeder 't woelziek kind, Dat ze aan de wieg zoozeer bemint En troost voor zijne traantjes vindt.
[pagina 328]
Sinds liefde van Gods Hart In smart In zijn gemoed geschapen werd, Sinds schoot door alle menschenstammen Zijn liefdegloed de felste vlammen; Gevaar of ziekte, ramp of dood Bleef hij trotseeren in den nood, Wanneer het ziele-heil 't gebood. Zoo kwam de Cholera Hem na; Hij sloeg zijn kranke broeders gâ, En bood zijn leven voor hun leven. Men zag hem langs de bedden zweven, Gelijk een held zoo onversaagd, Totdat hij 't offer had gevraagd Van 't ondier, dat aan 't welzijn knaagt. Hem gaf het Neêrlandsch Rijk Gelijk, En schonk hem menig huldeblijk; Maar God in bovenaardsche sfeeren Zag zijne liefde in hem regeeren, En zegende zijn Priestersbaan.... Heil hem! zijn jubeldag breekt aan! En aarde en Hemel zijn voldaan. 2 December 1883.	voetnoot*) Pius-Almanak 1884.